Zontwikkelingen "oud"
links
PV-systeem
basics
grafieken
graphs
huurwoningen
nieuws
index
   
 

SOLARENERGYERGY

Nieuws & analyses P.V. pagina 189

meest recente bericht boven

Specials:
Hoge zonnestroom productie in januari 2024, bij Polder PV
Record jaar zonnestroom Liander 2023 - 930 MWp kleinverbruik & 541 MW grootverbruik toegevoegd
Volledige Stedin update PV kleinverbruik tm. 2023, inclusief Zeeland
RVO update SDE status 1 januari 2024 - 468 MWp realisatie, 433 MWp beschikkingen kwijt in QIV 2023
De "ultimate" CBS zonnestroom statistiek update - uitgebreide (eerste) resultaten voor 2022 en medio 2023
VertiCer update december 2023 - voorlopig slechts 1.298 MWp nieuwe gecertificeerde PV capaciteit in 2023

5 december 2023 - 1 februari 2024


1 februari 2024: Goede start van het nieuwe jaar - "hoge" zonnestroom productie Polder PV. Na de tegenvallende opbrengsten in 2023, deels veroorzaakt door wat technische problemen met de oude PV installatie van Polder PV, gaan we het nieuwe jaar met frisse moed verder met (volautomatisch) zonnestroom produceren. Januari haalde bijna een record voor deze maand. In dit artikel gaan we er wat dieper op in.

De tabel met de producties van de verschillende "sets" zonnepanelen van Polder PV. Alleen voor januari, er is uiteraard nog geen cumulatie van meerdere maanden bekend dit jaar. Naast het opgestelde vermogen in Wp wordt de productie per groep in Wattuur (Wh) vermeld, ernaast de belangrijke afgeleide specifieke opbrengst (in kWh/kWp, hetzelfde als Wh/Wp), waarmee de uit verschillende vermogens bestaande deelgroepjes goed vergeleken kunnen worden. Helemaal rechts, in een separate kolom, het vergelijkbare staatje voor januari 2023, ontleend aan het bericht over die maand, op de Polder PV website.

Wederom deden de 2 kleine, in serie geschakelde Kyocera paneeltjes het het best, met een specifieke opbrengst van 34,47 kWh/kWp in januari 2024. De 2 problematische panelen (rode band) zaten ongeveer op hetzelfde (lage) niveau van de achterste vier exemplaren (oranje band), die in de wintermaanden schaduw vangen van de voorste rij panelen bij zonnige weer, en daarbij dus altijd "achter blijven" bij de rest (alleen in die maanden). Het kern-systeem van 10 panelen / 1,02 kWp (lichtgroene band) had een opbrengst van bijna 31 kWh, wat neerkomt op een specifieke opbrengst van 30,1 kWh/kWp.

Vergelijken we de specifieke producties in januari 2024 met die in januari 2023 (laatste kolom rechts), valt direct op dat januari dit jaar goed is begonnen, want januari 2023 zat ook al relatief hoog in de boom met de productie. De productie verschillen met januari 2023 zijn zelfs tussen de 15 en 30% hoger, en kwamen bijna op een historisch record volume uit. Het KNMI kwalificeerde januari 2024 als "zonnig, nat en aan de zachte kant". Er werden 85 zonuren gemeten, t.o.v. 68 over het langjarige gemiddelde (referentie periode 1991 - 2020). Meetstation De Kooy bij Den Helder (abusievelijk in concept KNMI "in het oosten" gedoopt), zou slechts 79 zonuren hebben gezien. Station Ell, zuidoostelijk gelegen van Weert (L.) had er 94.

We zien de "bijna record" opbrengst voor januari 2024 terug in het welbekende maandproductie diagram, wat Polder PV al vele jaren lang elke maand van een update voorziet.

In deze grafiek alle maandproducties van het kern-systeem van 10 panelen (1,02 kWp) bijeen, met elk kalenderjaar een eigen kleur. 2024 heeft weer een nieuwe kleurstelling gekregen. Tot oktober 2001 waren er nog maar 4 panelen in het eerste systeem, en de producties daarvan zijn dan ook niet vergelijkbaar met de rest van de datapunten. Oktober 2010 was het hele systeem grotendeels afgekoppeld van het net, vandaar de zeer lage waarde voor die maand. Die wordt dan ook niet meegenomen in de berekening van het langjarige gemiddelde per maand, de dikke zwarte lijn in de grafiek.

Januari 2024 begon ver bovengemiddeld met de maandproductie, voor de 10 kernsysteem panelen ruim 30,6 kWh. Niet goed te zien in deze grafiek, is dat ze wel net aan januari 2009 (witte data punten) voor moest laten gaan, wat nog steeds het record voor die maand voert, met bijna 31 kWh. Maar januari 2024 komt nu dus wel op een respectabele 2e plek uit, in de datahistorie van Polder PV's installatie.

In deze nieuwe, vergelijkbare grafiek zijn alleen de maandproducties van de laatste vier jaar getoond. Zelfs in zo'n relatief korte periode zijn de verschillen soms groot in de lange zomerse periode. Zoals in de maanden mei, juli en augustus. Het relatieve verschil in maart was het hoogst, omdat die maand in 2022 zéér hoog scoorde (zelfs hoger dan de opvolgende maand april). Januari 2024 start ver bovengemiddeld, met voor de tien panelen in het kern-systeem, 30,6 kWh, t.o.v. lang-jarig gemiddeld (2001-2024, zwarte lijn), 23,3 kWh. Het wordt weer spannend hoe de resultaten in de rest van het jaar er uit komen te zien.

In deze grafiek geef ik de cumulatieve opbrengsten per kalenderjaar voor alle maanden per kalenderjaar, al is het voor 2024 natuurlijk nog maar tm. eind januari. De eerste twee jaren gelden niet voor het gemiddelde of de mediaan, omdat er toen grotendeels nog maar 4 panelen aanwezig waren en de producties dus veel lager dan met tien panelen. Het gemiddelde voor januari is in de laatste oranje kolom weergegeven en bedraagt (periode 2002-2024) inmiddels 23,1 kWh voor dit deel-systeem.

We zien dat er 3 jaren zijn die in die periode hier duidelijk bovenuit steken. 2009 is nog steeds record houder, met 31,0 kWh productie in januari (34% hoger dan langjarig gemiddeld, weergegeven in de oranje kolom achteraan). 15 jaar later heeft januari 2024 inmiddels de 2e positie ingenomen, met 30,6 kWh, op enige afstand gevolgd door januari 2017, met 30,0 kWh. Daarna volgt nog een drietal jaren van lang geleden, 2006, 2005, en 2002, die in de sub-top zitten. In andere jaren zijn de opbrengsten beduidend, tot veel lager geweest. Januari 2004 deed het zeer slecht, omdat we toen enkele uitgevallen micro-inverters hadden, toen ze nog buiten onder de panelen hingen. Alle micro's zijn in het voorjaar van 2005 naar binnen in huis verplaatst, en gedeeltelijk vervangen door nieuwe exemplaren, om verdere problemen te voorkomen.

In de grafiek is wederom de mediaan waarde voor de jaren 2002 tm. 2023 weergegeven, in de vorm van de horizontale, magenta streepjeslijn. Deze waarde ligt ditmaal wat hóger dan het gemiddelde, op een niveau van 23,5 kWh. De productie in januari 2024 ligt ruim 30% boven deze mediaan waarde.

In deze grafiek zijn de voortschrijdende cumulaties van de energie (stroom) productie van het 1,02 kWp basis-systeem te zien, met elk jaar een eigen kleur. We zien voor het jaar 2023 (lichtgele kleurstelling), na aanvankelijk een gemiddelde start in januari-februari, dat, vanwege problemen met de installatie, de curve duidelijk onder het langjarige gemiddelde (zwarte streepjeslijn) duikt, in juni een korte opleving laat zien, om vervolgens weer weg te zakken, naar een voorlaatste positie, eind van het jaar. Rekenen we 2010 als niet representatief jaar (dakrenovatie, anderhalve maand niet gerealiseerde productie), is 2023 tot nog toe dus het slechtste productiejaar in de lange historie van Polder PV geworden, met een jaaropbrengst van slechts 868 kWh voor deze deel-installatie. Dat is 2% lager dan het tot nog toe laagste productie tonende "normale" jaar, 2012 (885 kWh).

De cumulatieve jaarproducties van de twee hoogst (2003 en 2022), en slechtst presterende jaargangen (2023, 2012) zijn rechtsboven naast de Y-as weergegeven, om een indruk van de spreiding te geven.

2024 begon gelukkig weer met een zeer hoge, "bijna record" opbrengst in januari, 31 kWh.


Data Anton Boonstra, Siderea.nl, Klimaatakkoord

Boonstra publiceerde al snel 2 kaartjes met de instraling en productie in januari 2024, per provincie bepaald van opgaves van het KNMI, en het PVOutput.org portal, van 1.227 grotendeels residentiële installaties (links onderaan).

De instraling in januari 2024 lag in Nederland gemiddeld een flinke 20,4% hoger dan in dezelfde maand in 2023, met gemiddeld 24,3 kWh/m². Extremen lagen voor die maand tussen de 23,0 kWh/m² (Fryslán) en 25,9 kWh/m² in Noord-Brabant. Zeeland en Limburg zaten ook op een hoog niveau, 25,7 kWh/m², zuid Nederland heeft dus de meeste instraling mogen ontvangen die maand. De relatieve verschillen met januari 2023 lagen tussen de 2,5% (Zeeland), en 38,1% (Limburg).

De gemiddelde specifieke productie opbrengst (van grotendeels residentiële installaties) lag voor heel Nederland op 22,7 kWh/kWp in januari 2024, wat, volgens Boonstra, 25,2% hoger lag dan in januari 2023. De extremen lagen in Fryslân (18,5 kWh/kWp), resp. 24,6 kWh/kWp in welbekend zonnig Zeeland. Een verschil van bijna 33% t.o.v. Fryslân. In relatieve zin was het verschil met januari 2023 het kleinst, en negatief, in Zeeland (-1,8%), het grootst, en flink positief, in Limburg (+40,4%).


Siderea verwijst al enige tijd voor hun opbrengst prognoses naar de nieuwe, interactieve Landelijke Opbrengst Berekening, met meer datapunten dan vroeger werden vermeld. En komt daarbij voor januari 2024 tot hoge haalbare specifieke opbrengsten van 26 (de Kooy / Kop van Noord-Holland) tot 33 kWh/kWp.jr (westelijk Gelderland) voor goed werkende installaties met "gemiddelde oriëntaties", ZW of ZO. Tot waarden van 31 tm. 41 kWh/kWp op dezelfde locaties, voor installaties met optimale oriëntaties, op pal Z.

Voor de langjarige periode 2001-2020 berekende Siderea voor januari haalbare opbrengsten tussen de 20 kWh/kWp (noord Drenthe) en 26 kWh/kWp (Zeeland) voor "gemiddelde oriëntaties", en 23 en 31 kWh/kWp voor dezelfde locaties, voor "optimale oriëntaties". Zoals eerder al gememoreerd, zijn dit allemaal ideale gevallen, veel recenter geplaatste installaties halen deze prognoses niet, omdat ze onder suboptimale omstandigheden zijn gerealiseerd. Bovendien komen tijdelijke afschakelingen, gewild (negatieve stroomprijzen bij dynamisch stroom contract), dan wel ongewild (spanningsproblemen op het laagspanningsnet, a.g.v. hoge penetratiegraad van PV op relatief "dun" uitgelegde netten) vaker voor, wat de werkelijk haalbare jaarproducties onder druk zet.


Op 1 februari werd ook al het maandoverzicht voor januari door het Nationaal Klimaat Platform gepubliceerd. Windenergie was de dominante contribuant, zonnestroom had, vanzelfsprekend, op het totaal bezien, een "beperkte" inzet. Al kwam die maand 6,2% van de nationale (niet genormaliseerde) stroom productie al uit zonnepanelen. 31,3% kwam uit wind op land en op zee, biomassa bracht 7,5% in. In totaal kwam in januari 45% van de geproduceerde elektriciteit uit hernieuwbare bronnen, dat was in januari 2023 nog 41%.

Er werd ook een opvallende grafiek getoond van een zeer hoge berekende piek productie door Visser's energieopwek.nl site, op 27 januari jl. Toen werd iets meer dan 8 GW aan zonnestroom momentaan geproduceerd volgens de website, 60% van alle stroomverbruik werd op die zaterdag door zonnepanelen geproduceerd. Niet vermeld wordt, dat de daar op volgende zondag zelfs een berekende piek liet zien van alweer 8,35 GW.

Wel werd fijntjes gemeld, dat "over de wintermaand januari totaal zonnepanelen evenveel stroom [produceerden] als in de zomermaand juli 2019". Wat natuurlijk vrijwel uitsluitend te danken is aan de enorme toename van de opgestelde capaciteit in ons op dit punt byzondere land (voor laatste officiële cijfers, zie status medio 2023, en de uitgebreide CBS update van Polder PV, met de voorlopige status medio 2023).

Het aandeel van energie uit hernieuwbare bronnen nam toe met 9%, waarbij ditmaal ook aandacht werd besteed aan de forse groei van zowel de aantallen nieuwe, als de berekende opbrengst vermeden fossiele inzet uit warmtepompen. Er zouden (volgens Dutch New Energy Research, wat ook zonnestroom statistieken publiceert), 167 duizend nieuwe warmtepompen zijn geplaatst in 2023, een hoge groei van 50%. De doorbraak is op dit punt bereikt, alleen in woningen zouden er al 568 duizend staan. Hun aandeel zou met 30% zijn gestegen t.o.v. januari vorig jaar, de berekende output, ongeveer 3 petajoule in januari 2024 (grofweg equivalent aan 833 GWth), zou goed zijn voor een forse, niet verbruikte, hoeveelheid van 100 miljoen kubieke meter kostbaar aardgas.


Energieopwek.nl

De brondata voor het Klimaatakkoord worden als vanouds berekend door de computers van En-Tran-Ce van Martien Visser (energieopwek.nl website). In januari 2024 werd het hoogste gemiddelde vermogen op de reeds hiervoor genoemde 28e bereikt, met een berekende output van gemiddeld 1,78 GW over dat etmaal. Het hoogste niveau in januari 2023 lag op 1,21 GW (18 jan. 2023, aangepaste cijfers, bij eerst-publicatie was het nl. nog 17 januari, met 1,1 GW). Het dag-record van 18 januari 2024 komt neer op een berekende zonnestroom productie van 1,78 (GW) x 24 (uren) = 42,7 GWh. Het hoogste niveau in januari 2023 was 29 GWh, in januari 2022 lag het op 23,8 GWh (op 30 januari dat jaar). De berekende output van de almaar groter wordende populatie PV-installaties doet zich dus al flink gelden, zelfs in deze "winterse" maand, met nog korte dagen.

Voor de maand januari 2024 werd de hoogste momentane output piek voor zonnestroom door energieopwek.nl midden op de dag echter zowel niet op de 18e, als de eerder genoemde 27e, maar op 19 januari behaald, op een niveau van 8,78 GW. Deze berekende januari piek is al beduidend hoger dan de hoogste piek berekend voor de voorgaande maand, december 2023. Die werd in die maand op de 2e behaald, met 5,1 GW.

Het absolute record tot nog toe zou op 13 juni 2023 zijn behaald, met een momentane (berekende) output van maar liefst 15,83 GW (weer iets lager dan voorheen berekend, en nu even hoog als de daar op volgende dag). De verwachting is, dat, gezien de flink gegroeide PV capaciteit in Nederland, dat record weer aan diggelen gaat vanaf de instralings-rijke voorjaars- tot zomermaanden, komend jaar.


Solarcare (kalenderjaar 2023)

Met enige vertraging, plaatste dit bekende zonnestroom monitoring portal haar bevindingen over het kalenderjaar 2023 op haar website. In dat jaar werden, bij zo'n 2.500 PV installaties, verdeeld over heel Nederland, met een gezamenlijk opgestelde capaciteit van 20 MWp (gemiddeld dus ongeveer 8 kWp per stuk, vooral kleine installaties), en "allen het gehele jaar storingsvrij operationeel en weinig tot geen last van schaduwvorming", de opbrengsten geanalyseerd. De gemiddelde specifieke opbrengst van die installaties was 870 kWh/kWp in dat jaar, met een spreiding tussen de 770 kWh/kWp in Drenthe, en 910 kWh/kWp gemiddeld in Zeeland. Ook wordt "uitzonderlijk geval" Texel getoond, met het hoogste regionale gemiddelde, 960 kWh/kWp in 2023.

De specifieke opbrengst in 2023 is daarmee, landelijk bezien, 11% lager dan in het zeer zonnige jaar 2022. Over de getoonde periode van 2012 tm. 2023 is de gemiddelde specifieke opbrengst bij de Solarcare systemen plm. 916 kWh/kWp per jaar geweest. 2023 zat daar dus 5% onder.

Ter vergelijking: De door Anton Boonstra geanalyseerde ruim 1.200 PVOutput.org installaties produceerden in 2023 op een gemiddeld genomen iets hoger niveau, 885 kWh/kWp.

Solarcare laat in hun bericht ook zien wat de productieverdeling per maand in 2023 is geweest, voor een installatie in het midden van het land met een geïnstalleerd paneelvermogen van 3.500 Wp, en komt tot de conclusie dat een dergelijk systeem ongeveer 3.042 kWh had kunnen produceren als er geen storingen zouden zijn opgetreden (tegen 3.419 kWh in zonnig 2022).

Bronnen:

Meetdata Polder PV sedert maart 2000

Januari 2024. Januari was zonnig, nat en aan de zachte kant (maandbericht, 31 januari 2024, voorlopig overzicht)

Januari met sneeuw, storm en veel zon (kort nieuwsbericht KNMI, 31 januari 2024)

De staat van ons klimaat 2023: warmste en natste jaar ooit gemeten (nieuwsbericht KNMI, 31 januari 2024, met link naar volledige rapportage, let daarbij vooral ook op het instralingsdiagram op slide 12 !)

Anton Boonstra

1 februari 2024 Horizontale instraling per provincie in januari 2024 in vergelijking met het niveau in januari 2023

1 februari 2024 Gemiddelde productie in januari 2024 t.o.v. ditto 2023 bij 1.227 zonnestroom installaties op het PVOutput.org platform

En verder:

Forse groei bijdrage warmtepompen (bericht Nationaal Klimaatplatform portal, 1 februari 2024)

Siderea.nl (met name de interactieve LOB berekening pagina)

Gemiddelde zonnepanelen opbrengsten in Nederland in 2023: 0,87 kWh/Wp (Solarcare, ongedateerd, januai 2024)

Martien Visser / En-Tran-Ce, meestal met hoogst interessante weetjes in de "grafiek van de dag", een paar recente voorbeelden:

640 GWh zonnestroom productie berekend voor de wintermaand januari 2024 (1 februari 2024)

Salderings-baten plaatje, wel met een extreem hoog geclaimd direct eigenverbruik van 50% (halen de meesten by far niet; 31 jan. 2024)

MWh/hectare landoppervlak gemeente rating top 15 (berekend uit capaciteit volgens Klimaatmonitor = CBS data; 19 jan. 2024)

Berekende stroomproductie per gemeente top-16 > 150 GWh/jr (29 jan. 2024; let ook op antwoord Polder PV over gem. Leiden !)

In wintermaand januari al een dag met 60% van totale stroomgebruik equivalent uit berekende productie zonnepanelen (27 januari 2024)

De "negatieve stroomprijzen" counter bijgewerkt tm. 24 januari 2024 (23 januari 2024)

Et-ce-te-ra

30 januari 2023: Jaargroeicijfers Liander ook record groei zonnestroom nieuwbouw - 930 MWp kleinverbruik + 541 MW grootverbruik. Net als "kleine broertje" Stedin (vorige bericht), kwam de grootste netbeheerder van Nederland met verrassend nieuws. Ondanks alle actuele problemen, is daar het grootste volume ooit aan nieuwe PV projecten aan het net gegaan, zoals impliciet al voorspeld door Polder PV, bij de bespreking van de derde kwartaalcijfers over dat jaar. Kunstmatig opgeteld, kleinverbruik DC generator vermogen KVB, 930 MWp + gecontracteerd AC vermogen bij grootverbruik aansluitingen, GVB, 541 MW, geeft dat volgens Liander, die beide onvergelijkbare cijfers gewoon bij elkaar telt, een "vermogens-groei" van totaal 1.471 MW in 2023. Dat is 32% hoger dan de licht bijgestelde groei in 2022, 1.118 MW, bij de aantallen nieuwe projecten was de toename 30%, waarbij er echter tegelijkertijd een afname van 11% was te zien in het GVB segment. Onderstaand artikel diept het huidige persbericht hierover (25 jan. 2024), en het exemplaar van vorig jaar (27 januari 2023) verder uit, analyseert de data op consistentie, en geeft weer enkele nieuwe grafieken van de Liander data.

Inhoud


Storende fouten (ctd.)

In het persbericht van 25 januari 2024 staan, helaas, weer enkele storende fouten. In de tabel voor kleinverbruik staat een "onmogelijk" laag getal van 31 nieuwe KVB installaties voor Flevoland aangegeven, en klopt sowieso de optelling (totaal) niet. Terug rekenend moet de aanwas in dit segment vermoedelijk maar liefst 14.759 exemplaren zijn geweest (!), nogal een verschil met de opgave, dus.

Ten tweede, is voor de categorie "overig" bij grootverbruik overal een "0" volume opgegeven in de betreffende tabel. Gezien de andere cijfers in die tabel kan dat niet, omdat de totaal opgaves niet altijd kloppen. Derhalve moet voor genoemde rest categorie "overig" waarschijnlijk 33 voor accumulatie aantal installaties eind 2023 worden ingevuld, en voor het opgestelde vermogen waarschijnlijk 7 MW, om de door Liander weergegeven totaal optellingen "kloppend te krijgen".

In combinatie met de vergelijkbare data verstrekt voor de jaren 2021 en 2022 in het persbericht van een jaar geleden, 27 januari 2023, blijkt bovendien, niet verrassend, maar niet benadrukt door Liander, dat de eindejaars-cijfers (EOY) voor 2022 weer wat zijn gewijzigd in de huidige update. Dat kun je alleen maar vaststellen, door terug te rekenen van de opgegeven EOY cijfers voor 2023, en de jaargroei in dat jaar. Dan merk je meteen de verschillen met de data in het vorige persbericht.

Door al deze fouten en bijstellingen te corrigeren, kloppen de opgegeven groei percentage cijfers voor aantallen en capaciteiten beter, dan in de ongewijzigde (nieuwe / oude) datasets. Deze correcties heb ik dan ook voor mijn eigen grafieken van de huidige bekende data doorgevoerd. Het is erg vervelend dat het regelmatig voorkomt, dat claims van netbeheerders in officiële persberichten soms fout, onvolledig, of ondoorzichtig zijn. Je moet continu op je hoede zijn voor inconsequenties in dergelijke data ... Daar hebben we in het verleden af en toe zeer vervelende voorbeelden van gezien, bij Enexis zelfs leidend tot het twee maal toe intrekken van gepubliceerde persberichten, na kritische vragen van Polder PV.

In de grafieken is de sortering per gebied of categorie altijd van onder naar boven volgens het laatst getoonde jaar (van groot naar klein). De sorteringen van de eerdere jaren zijn gekoppeld aan die van het laatste jaar.

(1a) Evoluties aantallen projecten 2021 - 2023 - KVB

In deze eerste set grafieken laat ik de evoluties van de (gecorrigeerde) cijfers zien voor de afgelopen drie jaren bij Liander. In dit eerste exemplaar de aantallen voor het kleinverbruik segment. Het eindejaars-volume evolueert van 608.548 (2021), via 763.999 (2022), naar bijna een miljoen KVB projecten, meer precies, 966.146, eind 2023. Dat zijn voor het overgrote merendeel particuliere PV installaties, maar er zit ook een onbekend aandeel projecten achter KVB aansluitingen bij, bij (kleinere) bedrijven, organisaties, stichtingen, etc. De kolommen zijn gesegmenteerd in de provincies waar Liander actief is. De toename ten opzichte van eind 2022 was in 2023, ondanks de (gepercipieerde ?) "kopersstaking", vanwege "onzekerheden" rond de salderingsregeling, en nieuwe "vastrecht posten" die sommige leveranciers voor kleinverbruikers in het leven hebben geroepen, zelfs iets groter dan in 2022: 26,5% (2023) t.o.v. 25,5% in 2022.

Gelderland is de grootste contribuant, met eind 2023 inmiddels 354.063 KVB projecten met PV installatie. Hierna komt Noord-Holland, met 320.783 KVB projecten met zonnepanelen, Fryslán kan nog op enige afstand volgen (133.751 exemplaren). Het noordelijke deel van Zuid-Holland (waar Polder PV domicilie heeft*, 86.563 exemplaren), en het relatief kleine Flevoland (69.128) volgen op een stuk lager niveau. Bovenaan vinden we nog een categorie "Overig", met PV-projecten achter een KVB aansluiting die kennelijk nog niet in een regio "geplaatst" konden worden (EOY 2023: 1.858 exemplaren).

De onderlinge groeicijfers liggen op ongeveer vergelijkbare niveaus bij al deze regio, tussen de 23,4% (Fryslán) en 27,0% (Flevoland) in 2022, t.o.v. EOY 2021, resp. 23,4% (Fryslán) en 27,4% (Gelderland) in 2023, t.o.v. EOY 2022.

* Voor het véél grotere, hoge impact makende zuidelijke deel van Zuid-Holland, zie analyse van de Stedin cijfers in voorgaande artikel.

(1b) Evoluties aantallen projecten 2021 - 2023 - GVB

In deze tweede grafiek de evolutie in de afgelopen drie jaar van de aantallen projecten, EOY, in het grootverbruik segment, in een vergelijkbare presentatie als voor de KVB projecten. De verhoudingen hier liggen iets anders, Flevoland heeft een iets hogere impact dan het noordelijke deel van Zuid-Holland. Dit heeft te maken met het feit, dat in die provincie agrariërs met grote daken er al vroeg bij waren om die te vullen met zonnepanelen (ze hadden vaak ook al een windturbine op het erf staan, zie artikel). De mogelijkheden in noordelijk Zuid-Holland zijn op dat punt veel bescheidener, ook al is ook daar natuurlijk duidelijk groei zichtbaar. Het gaat in deze grafiek om gecontracteerd AC vermogen voor de aansluiting op het net bij netbeheerder Liander, dus niet om de generator capaciteit, die flink hoger kan liggen, maar waarover de netbeheerder niets publiceert.

De aantallen projecten zijn uiteraard véél kleiner dan bij het KVB segment, de totalen evolueren van 7.292 (2021), via 8.168 (2022), naar 8.946 exemplaren achter GVB aansluitingen, eind 2023. Het aandeel t.o.v. de totale volumes inclusief de dominante hoeveelheden KVB projecten was eind 2021 nog 1,2%, en is eind 2023 zelfs wat afgenomen, naar nog maar 0,9%. Bij de capaciteit verdeling liggen de kaarten echter compleet anders, zie verderop (paragraaf 1b). De groei in 2023 t.o.v. het EOY volume van 2022 kwam uit op 9,5% in het GVB segment. Dat is duidelijk wat minder dan de 12,0% toename in kalenderjaar 2022. De projecten markt kampt met grote problemen, met name vanwege de serieuze problematiek van netcongestie. En ziet de gerealiseerde volumes bij de aantallen nieuw opgeleverde projecten dan ook slinken.

I.t.t. het KVB segment, waar Gelderland de hoogste impact heeft, is bij Liander Noord-Holland de regio met de meeste projecten in het GVB segment, 3.223 stuks, eind 2023. Pas dan komt Gelderland, met 3.048 exemplaren. Dan valt er een fors gat, waarna Fryslán volgt, met 1.119 projecten. Ook weer i.t.t. het KVB segment, komt nu niet noordelijk Zuid-Holland, maar Flevoland op de voorlaatste plek uit. Met 792 geaccumuleerde installaties op enige afstand van rode lantaarn drager Zuid-Holland noord, met 731 projecten, eind 2023. Er zijn ook nog 33 projecten in de categorie "Overig".

Bij de onderlinge groeicijfers in het GVB segment zijn de verschillen tussen de Liander regio wat groter dan bij het KVB segment. In 2022 lag de toename t.o.v. EOY 2021 tussen de 7,3% (Flevoland) en 16,1% (Noord-Holland). In 2023 kwam de aanwas t.o.v. EOY 2022 neer op procentuele stijgingen tussen de 4,2% in Gelderland, en 21,4% in Zuid-Holland noord. Een forse spreiding, dus, in groei percentages.

(1c) Evoluties aantallen projecten 2021 - 2023 - cumulatie KVB + GVB

Aan de normaliter door Liander gepresenteerde "kunstmatige optelling" van (DC-cijfers voor) KVB plus (AC-gecontracteerd data voor) GVB aansluitingen heb ik al eerder de nodige woorden "vuil" gemaakt. Maar ze worden nog steeds gehanteerd in de (nog niet ververste) cumulatieve data voor capaciteit in het Alliander data portal. Voor de aantallen projecten is dat verder geen probleem, die kunnen gewoon bij elkaar worden opgeteld. En dan krijgen we de volgende grafiek.

In deze grafiek staat provincie Gelderland weer "onderaan", met de meeste aantallen installaties. Wat logisch is, omdat het KVB segment hierin dominant is, en Gelderland in dat segment ook vooraan stond (eerste grafiek in dit artikel). De eindejaars-accumulatie van alle PV projecten in Liander netgebied wordt bovenaan de kolommen weergegeven. Dit evolueerde van 615.840 installaties, eind 2021, via 772.167, eind 2022, naar alweer 975.092 projecten aan het eind van 2023. De verwachting is dus, dat vroeg in 2024 Liander de piketpaal van 1 miljoen PV installaties zal gaan passeren. De groei in 2023 t.o.v. het totale EOY volume van 2022 (KVB + GVB) kwam uit op 26,3%, iets hoger dan de aanwas van 25,4% in 2022, t.o.v. de status EOY 2021.

Gelderland had eind 2023 een factor 5,1 maal zoveel installaties staan, dan de kleinste contribuant, Flevoland.

(2a) Evoluties opgestelde capaciteit 2021 - 2023 - KVB

In vergelijking met de eerste set grafieken (paragraaf 1), laat ik ditmaal de evoluties van de (gecorrigeerde) cijfers zien voor de opgestelde capaciteiten bij Liander. In dit eerste exemplaar het vermogen voor het kleinverbruik segment, wat wordt uitgedrukt in MWp generator vermogen. Het eindejaars-volume evolueert van 2.487 MWp (2021), via 3.206 MWp (2022), naar 4.136 MWp, eind 2023. De kolommen zijn weer gesegmenteerd in de provincies waar Liander actief is. De toename ten opzichte van eind 2022 was in 2023 wederom marginaal groter dan in 2022: 29,0% (2023) t.o.v. 28,9% in 2022. In ieder geval, met hogere groei percentages, dan voor de aantallen projecten: ook in dit segment worden de installaties stapsgewijs, gemiddeld, groter.

Gelderland is wederom de grootste contribuant, met eind 2023 inmiddels 1.637 MWp verzameld door de KVB projecten met PV installatie. Hierna komt Noord-Holland, met 1.222 MWp, Fryslán zit hier slechts op de helft van dat vermogen, op 608 MWp. Het noordelijke deel van Zuid-Holland moet het met slechts 344 MWp stellen, en het relatief kleine Flevoland met 316 MWp. Bovenaan vinden we nog een categorie "Overig", met PV-projecten achter een KVB aansluiting die kennelijk nog niet in een regio "geplaatst" konden worden (EOY 2023: 9 MWp).

De onderlinge groeicijfers liggen wederom op ongeveer vergelijkbare niveaus bij al deze regio, tussen de 26,3% (Fryslán) en 30,4% (Gelderland) in 2022, t.o.v. EOY 2021, resp. 26,7% (Fryslán) en 30,8% (Zuid-Holland noord) in 2023, t.o.v. EOY 2022.

(2b) Evoluties opgestelde capaciteit 2021 - 2023 - GVB

In deze tweede grafiek de evolutie in de afgelopen drie jaar van de eindejaars-capaciteit van projecten, in het grootverbruik segment, in een vergelijkbare presentatie als voor de KVB projecten. Maar ditmaal weergegeven als gecontracteerd AC vermogen in MW (wat altijd lager ligt dan het nominale generator vermogen in MWp). Flevoland heeft hier een fors hogere impact dan het noordelijke deel van Zuid-Holland. Dat komt omdat de onder de aantallen genoemde boerderij daken, fors van omvang zijn, waarbij heel vaak al meerdere dakvlakken per locatie zijn gevuld. Dan gaat het hard met het geplaatste vermogen per aansluiting.

De geaccumuleerde vermogens bij de GVB projecten zijn, wat de totale volumes in Liander gebied betreft, weliswaar lager dan bij het KVB segment, maar beslist veel minder dan bij de aantallen projecten, vanwege de hierboven gemelde reden, en de voortdurende schaalvergroting (ook van individuele projecten) per object. De EOY totalen evolueren hierbij van 2.286 MW (2021), via 2.685 MW (2022), naar 3.226 MW achter GVB aansluitingen, eind 2023. De enige provincie met een hóger vermogen in het GVB segment, dan bij de kleine KVB installaties, is Flevoland. En dat is logisch, omdat in die provincie enkele opmerkelijk grote zonneparken zijn opgeleverd, waardoor het GVB segment daar by far het grootste is (427 MW om 316 MWp, hier moet nog een conversie AC > DC op losgelaten worden, wat het verschil nog veel groter zal maken).

Het aandeel van het GVB segment t.o.v. de totale volumes inclusief het hoge volume bij de KVB projecten lag véél hoger dan de marginale aandelen bij de aantallen projecten (paragraaf 1b), maar dat aandeel is wel lager aan het worden, in het byzonder vanwege de onstuimige groei in het KVB segment. Bij de capaciteit lag het aandeel, eind 2021, namelijk nog op 47,9%, eind 2022 op 45,6%, en eind 2023 nog maar op 43,8%, t.o.v. de totale volumes. De groei van jaar tot jaar is in het GVB segment echter toegenomen. In 2022 was de aanwas t.o.v. het EOY volume van 2021 al een behoorlijke 17,5% in het GVB segment. Maar in 2023 is dat toegenomen, met een groei van alweer 20,1% t.o.v. het EOY volume van 2022.

I.t.t. bij de aantallen GVB projecten, waar Gelderland Noord-Holland voor moest laten gaan, is ze bij de capaciteit nog steeds de baas, omdat er veel grote bedrijfsmatige projecten, inclusief het hoogste aantal zonneparken van Nederland staat. Die geven een forse boost aan het totale vermogen in Gelderland, wat eind 2023 uitkwam op 1.282 MW gecontracteerde AC capaciteit. Noord-Holland moet het - met méér projecten in dit segment - stellen met slechts 803 MW. Dan valt er weer een gat, waarna Fryslán volgt, met 571 MW AC. Flevoland, met enkele fors uit de kluiten gewassen zonneparken, heeft ook een respectabel volume van 427 MW staan. Zuid-Holland noord, waar weinig activiteit is met echt impact makende, grote projecten, moet het stellen met slechts 136 MW, eind 2023. Significant lager dan de overige Liander regio. De gróte volumes zijn in Zuid-Holland dan ook te vinden in het enorme zuidelijke deel, waar o.a. Rotterdam in het havengebied al de nodige forse (rooftop) projecten heeft gekregen, de afgelopen jaren. En Goeree-Overflakkee een hoge input geeft met minimaal een drietal grote zonneparken. Maar dat is Stedin gebied, al zijn daar tot nog toe alleen de KVB cijfers van gepubliceerd door de netbeheerder.

Bij de onderlinge groeicijfers in het GVB segment zijn de verschillen tussen de Liander regio wederom wat groter dan bij het KVB segment. In 2022 lag de toename t.o.v. EOY 2021 tussen de 9,5% (Fryslán) en 34,9% (Flevoland !). In 2023 kwam de aanwas t.o.v. EOY 2022 neer op procentuele stijgingen tussen de 6,2% in Flevoland, en 27,9% in Gelderland. Wederom een forse spreiding, dus, bij de groei percentages.

(2c) Evoluties opgestelde capaciteit 2021 - 2023 - cumulatie KVB + GVB

De optelling van twee onvergelijkbare eenheden (DC generator KVB, resp. gecontracteerde AC capaciteit GVB), blijft een onmogelijk opdracht, maar omdat Liander dat gewoon blijft doen, volgt hier dus ook de "artificiële optelling van 2 onvergelijkbare cijfer reeksen", capaciteit KVB + GVB, in "megawatt".

In deze grafiek staat provincie Gelderland weer "onderaan", met het hoogste geaccumuleerde vermogen (KVB + GVB). Wat logisch is, omdat zowel de meeste KVB installaties in deze provincie staan, én er een hoog vermogen is gerealiseerd in het GVB segment, via talloze bedrijfsdaken, én het meeste aantal zonneparken van Nederland. De eindejaars-accumulatie van alle PV projecten in Liander netgebied is wederom bovenaan de kolommen weergegeven. Met een ferme evolutie van 4.773 MW, eind 2021, via 5.891 MW**, eind 2022, tot alweer 7.362 MW (KVB + GVB), aan het eind van 2023. De verwachting is dus, dat al vroeg in 2024 Liander meer dan 7,5 GW aan capaciteit zal hebben staan, en sterk afhankelijk van de groei in het huidige jaar, vermoedelijk al ver over de 8,5 GW zal hebben bereikt, begin 2025. De groei in 2023 t.o.v. het totale EOY volume van 2022 (KVB + GVB) kwam uit op 25,0%, iets hoger dan de aanwas van 23,4% in 2022, t.o.v. de status EOY 2021.

Gelderland had eind 2023 een factor 6,1 maal zoveel capaciteit (KVB + GVB) staan, dan de kleinste contribuant, Zuid-Holland noord. Daarmee is ook hier het verschil weer groter, dan bij de verzamelde aantallen installaties (factor daar Gld : Fl = 5,1 : 1).

** In de update met bespreking van het derde kwartaal van 2023, was het EOY volume voor 2022 nog 5.874 MW. Het huidige resultaat ligt dus marginaal, 0,3% hoger.

(3a) Segmentatie KVB, GVB, t.o.v. totaal volumes - aantallen

We kunnen bovengenoemde segmentatie ook i.p.v. via de provinciale aandelen, opnieuw doen, en wel met de twee grote door Liander apart opgegeven type segmenten doen, de KVB en GVB segmenten. Dan krijgen we de volgende twee grafieken. Eerst de segmentatie naar aantallen installaties:

Segmentatie evolutie aantallen installaties voor de segmenten KVB, GVB, en de totale volumes (vetgedrukt cijfer bovenaan de kolommen), voor de kalenderjaren 2021 tm. 2023. Bij de aantallen worden dit soort volumes altijd by far gedomineerd door de kleinverbruik aansluitingen, waartoe ook de - dominante - residentiële installaties (op woningen) behoren. De aantallen GVB projecten spelen hier een compleet ondergeschikte rol. De totale EOY volumes, uitmondend in 975.092 installaties in 2023, met slechts een aandeel van 0,9% voor de 8.946 GVB projecten, zijn uiteraard identiek aan de optelling van de sub-regio (en de categorie "onbekend"), zoals weergegeven in de grafiek in paragraaf 1c.

(3b) Segmentatie KVB, GVB, t.o.v. totaal volumes - capaciteit, en evolutie systeemgemiddeldes

In deze laatste grafiek, tot slot, een vergelijkbare grafiek als in paragraaf 3a, maar nu voor de capaciteiten voor kleinverbruik (KVB, in nominaal generator vermogen, MWp), grootverbruik (GVB, gecontracteerd aansluit-vermogen, MWac), en de totale volumes (vetgedrukte cijfers bovenaan de kolommen, een "artificiële optelling van onvergelijkbare hoeveelheden", in MW). Met als referentie, de rechter Y-as. De totale vermogens-ontwikkeling is uiteraard weer, zoals afgebeeld in paragraaf 2c, maar nu met een ander soort segmentatie. Hier worden zeer duidelijke verschillen t.o.v. de aantallen installaties in paragraaf 3a zichtbaar, er is een veel "evenwichtiger" verdeling tussen de totale capaciteiten per markt segment, wat natuurlijk komt omdat de GVB installaties, soms extreem, veel groter zijn dan de KVB projecten, die grotendeels niet boven de 5 kWp per installatie zullen uitkomen.

Het KVB segment ontwikkelde zich in deze drie jaren van 2.487 MWp, eind 2021, via 3.206 MWp, eind 2022, tot al 4.136 MWp, eind 2023. De accumulatie van het gecontracteerde AC vermogen in het GVB segment volgde op niet al te grote afstand, maar bleef vooralsnog "kleiner", met 2.286 MWac eind 2021, 2.685 MWac eind 2022, tot alweer 3.226 MWac, eind 2023. Daarbij zijn de verhoudingen tussen de 2 segmenten ge-evolueerd, van 0,92, via 0,84, tot 0,78 (GVB : KVB), in de jaren 2021-2023. Derhalve, is de impact van het KVB segment gestegen, ten koste van het GVB segment.

Zouden we een veel voorkomende onderdimensionering van 30% gecontracteerde AC capaciteit t.o.v. de generator capaciteit aanhouden voor de hele Liander GVB populatie, zou, puur theoretisch, dit resulteren in een mogelijke totale generator capaciteit van ongeveer 4.609 MWp, eind 2023. Maar het kan best een stuk minder, of veel meer blijken te zijn. Liander laat zich hier niet over uit. Wel is duidelijk, dat bij zo'n omrekening, het (fictieve) cumulatieve generator vermogen bij GVB dan al duidelijk hoger ligt dan in het KVB segment, bij Liander. Gezien de markt omstandigheden, zal dat verschil echter vermoedelijk wel kleiner gaan worden.

(3c) Systeemgemiddelde vermogens

Een blijvend belangrijke indicator voor de marktontwikkeling zijn de systeemgemiddelde vermogens. Die heb ik, met hulp van de ook bekende aantallen projecten, ook in deze grafiek geplot, met de linker Y-as als referentie.

Voor de KVB installaties resulteren de berekeningen in een systeemgemiddelde van 4,09 kWp, eind 2021, via 4,20 kWp, eind 2022, tot alweer 4,28 kWp, eind 2023. Bij de confrères van Stedin, was het systeemgemiddelde vermogen in het KVB segment eind vorig jaar 4,01 kWp, wat ongetwijfeld heeft te maken met het sterk verstedelijkte karakter van een groot deel van hun verzorgings-gebied, wat veel kleine installaties met zich meebrengt.

Bij de GVB installaties gaat het uiteraard om véél grotere projecten. De evolutie was als volgt, van bijna 314 kWac, eind 2021, via 329 kWac, eind 2022, tot alweer 361 kWac gemiddeld, eind 2023. Dat zijn al forse projecten, waarbij de zonneparken in Liander netgebied een belangrijke component zijn, die dat gemiddelde vermogen flink naar boven trekken.

(4) Jaargroei cijfers

Uit de EOY volumes zijn uiteraard weer de jaargroei cijfers, YOY, te berekenen.

Voor de aantallen projecten kwam dat neer op een toename van 202.147 exemplaren bij KVB in 2023, wat 30% hoger lag dan de aanwas in 2022 (155.451 exemplaren).

Bij grootverbruik trad juist een afkoeling af. In 2022 was de aanwas nog 876 nieuwe projecten in dit segment, in 2023 is dat met 11% afgenomen tot nog maar 778 nieuwe installaties. Let wel, dat Liander hier claimt, dat er in 2022 842 projecten bijgekomen zouden zijn. Dit lijkt er op te wijzen, dat óók de eindejaars-cijfers voor 2021 inmiddels (opwaarts) zijn bijgesteld, die echter niet voorkomen in de tabellen in het persbericht.

De totale jaargroei, KVB + GVB, nam toe, van 156.327 nieuwe projecten in 2022, tot alweer 202.925 exemplaren in 2023, 46.598 projecten meer. Een groei van bijna 30% bij de aantallen.

Bij de capaciteiten waren de groeicijfers als volgt.

Voor het KVB segment was de jaargroei in 2022 719 MWp, in 2023 nam dat met ruim 29% toe tot maar liefst 930 MWp aan nieuw vermogen in dat jaar.

In scherpe tegenstelling tot de afname bij de aantallen nieuwe projecten, is wederom bij de capaciteit in het GVB segment een groei zichtbaar geworden. In 2022 was de oorspronkelijk vastgestelde aanwas nog 399 MWac, Liander meldt echter 388 MWac groei in dat jaar (zie ook opmerking hierboven). 2023 heeft dat dunnetjes overgedaan, met een extra groei van maar liefst 35,6%, resulterend in een aanwas van 541 MWac dat jaar. Ook hier zien we de veelvuldig door Polder PV aangehaalde schaalvergroting van de projecten markt in terug: minder projecten, maar gemiddeld zijn die projecten (fors) groter dan in eerdere jaren.

De totale jaargroei, KVB + GVB, nam toe, van 1.118 MW in 2022***, naar 1.471 MW nieuwe capaciteit in 2023. Een toename van 353 MW, bijna 32% meer groei dan in het voorgaande jaar. Dat, samen met de ook hoge groei bij de aantallen nieuwe installaties, is een fenomenale prestatie in zware tijden voor de installatie en infra sector.

Het gemiddelde vermogen van de nieuwe projecten was in 2022 4,63 kWp in het KVB segment, en daalde iets naar 4,60 kWp gemiddeld bij de nieuwkomers in 2023. In het GVB segment was het gemiddelde gecontracteerde AC vermogen bij de nieuwe projecten gemiddeld bijna 456 kWac in 2022. Dat is sterk ge-evolueerd naar alweer ruim 695 kWac in 2023, wat de schaalvergroting in de projectenmarkt wederom goed illustreert. Liander meldt dat met name in Gelderland "een aantal grote zonneparken" zouden zijn opgeleverd. Mijn zeer actuele zonneparken lijst navlooiend, blijken dat er in 2023 al minstens 15 (netgekoppeld) te zijn geweest, met een gezamenlijke capaciteit van 173 MWp, en een eerste deel van het langs de A15 gebouwde Zonnepark Overbetuwe als grootste contribuant. Met name dit soort grote projecten, hebben een "stevige" impact op de totale gerealiseerde volumes, zelfs op een hoog gebieds-niveau.

*** In de update met bespreking van het derde kwartaal van 2023, was het YOY volume voor 2022 nog 1.093 MW. Het huidige resultaat ligt dus alweer 2,3% hoger.

(5) Tot slot

Liander meldt dat de groei in hun netgebied hoog was in de eerste drie kwartalen, maar dat het vierde kwartaal "wel terugviel". Dit zou een eerste indicatie kunnen zijn van een terugval in het residentiële segment (de zogenaamde "kopers-staking"), al moeten meer details hierover nog bekend gaan worden. Uit betrouwbare bron heeft Polder PV vernomen, dat de order portefeuilles van sommige installateurs zo'n beetje aan het eind van 2023 "op" aan het raken waren. Wat dus zou kunnen betekenen, dat 2024 echt een ander jaar zou kunnen gaan worden, vergeleken bij de voorgaande paar jaar. Bijna een derde "van de consumenten en ondernemers in het verzorgingsgebied van Liander" zou nu in ieder geval al zonnepanelen hebben, volgens het persbericht van deze grootste netbeheerder van Nederland.

De "snelheid van de groei" van de projectenmarkt (GVB) zou afnemen, maar "het vermogen van de zonnepanelen neemt sneller toe", aldus de cryptische wijze van omschrijven van Liander, die waarschijnlijk slaat op het hierboven gesignaleerde "minder projecten, maar méér vermogen" in het GVB segment.

Net als Stedin blijft Liander hameren op "zo veel mogelijk eigen opwekte zonnestroom direct verbruiken", al blijft dat voor de meeste aangeslotenen een illusie, ook al zullen alle beetjes beslist iets helpen. Liander roept ook "de buren" (van de PV eigenaren) op, om zoveel mogelijk stroom overdag te gebruiken, waarvoor uiteraard hetzelfde geldt, en wat beslist niet (in de huidige marktconstellatie) afdwingbaar is. Was er bij Stedin nog sprake van een verdubbeling van het aantal klachten over de invoeding van zonnestroom bij kleinverbruikers, meldt Liander, dat t.o.v. 2022 een verdrievoudiging is vastgesteld in hun netgebied, zo'n 6.000 maal in 2023. Wel is dat nog maar 0,6% van de EOY 2023 966.146 geaccumuleerde KVB aansluitingen met zonnepanelen, maar de verwachting is dat dat zal blijven toenemen, gezien de blijvend stormachtige ontwikkelingen bij de realisaties.

Het persbericht maakt ook melding van de afbouw van de salderingsregeling (als die tenminste door de Senaat wordt goedgekeurd), wat "een belangrijke prijsprikkel [zou zijn] om zelf de opgewekte elektriciteit te gebruiken". De netbeheerder claimt, tot slot, dat de aanschaf van zonnepanelen aantrekkelijk blijft, ook omdat de prijs van de panelen "enorm is gedaald waardoor de terugverdientijd sterk is teruggelopen".

(6) Bronnen / verder lezen

Interne links naar artikelen over groei PV in Liander netgebied op Polder PV:

Analyse tm. Q3 2023 (15 november 2023, op naar een record jaar?)
Analyse tm. Q2 2023 (28 juli 2023, record groei in Q2 2023 ?)
Analyse tm. Q1 2023 (10 mei 2023, met revisie van de cijfers voor Q4 2021 tm. Q3 2022)

Voor meer links naar oudere artikelen, zie de voorlaatste kwartaalanalyse van QIII 2023.

Extern:

Snelle groei zonnepanelen op woningdaken zet door in 2023 (persbericht Liander, 25 januari 2024)

Update 6 maart 2024. OPGELET! Later bleek bovenstaande link niet meer te werken. Wel is een "enigszins gelijkluidend" bericht verschenen onder een andere link op de Liander website, maar in dat bericht ontbreekt de tabel die wel in het oorspronkelijke bericht stond, en waarvan de resultaten in bovenstaande analyse van Polder PV zijn besproken! De oude link is ook niet terug te vinden op Webarchive. En veel later verschenen EOY volumes voor 2023 op de website van moederbedrijf Alliander (begin maart 2024) zijn alweer anders dan de hier getoonde data. Het eindejaars-volume voor 2023 is inmiddels kennelijk alweer iets opgehoogd, van 7.362 MW (bovenstaande analyse), naar 7.390 MW (grafiek Alliander).


26 januari 2023: Jaarcijfers 2023, enorme groei PV kleinverbruik bij Stedin - bizarre groei kleinverbruik kan nog gekker. 23 januari 2024 verscheen een persbericht bij netgebeheerder Stedin, van meet af aan actief in het grootste deel van Zuid-Holland en provincie Utrecht, en sedert de overname (2017), en de definitieve naamswijziging (1 jan. 2022), van de collegae van Enduris, ook in Zeeland. Hierin werden enkele cijfers gepresenteerd voor het zogenaamde kleinverbruik segment, waartoe ook (vrijwel) alle woningen behoren. In de vorige update, over 2022, werd al gewag gemaakt van een record groei in dat segment. 2023 heeft dat nog eens "dunnetjes" overgedaan, met een extra toename van nog eens 46% (aantallen nieuwe installaties), resp. 41% (capaciteit), t.o.v. de al omvangrijke groei in 2022. Voor het eerst zijn nu ook cijfers voor Zeeland opgenomen in de totalen voor de hele Stedin Groep, deze zijn beschikbaar vanaf 2019.

Omdat in het persbericht gewag wordt gemaakt van het Open Data portal op de website van Stedin als bron, zijn door Polder PV de gegevens daar weer volledig uitgeplozen en in detail (her)berekend, met enkele grafieken, en afgeleide cijfers als output. Helaas is Polder PV hierbij ook weer enkele merkwaardige discrepanties met de claims in het persbericht tegengekomen, die in de onderstaande analyse in enkele voetnoten worden benoemd. De volgende onderwerpen worden hier behandeld, met een directe link naar het betreffende onderdeel.

(1) Introductie

Stedin publiceerde haar persbericht op 23 januari jl, met enkele verzamel cijfers, en gaf een link naar haar Open Data bestand voor - uitsluitend (!) - projecten achter KVB aansluitingen, met update datum 31 december 2023. De enorme groei achter grootverbruik (GVB) aansluitingen in het netgebied van Stedin (veel activiteit, bijvoorbeeld, in het enorme Rotterdamse havengebied), blijft "een mysterie", en wordt hier niet besproken. Daar zijn deels trouwens wel al wat data van bekend in Polder PV's grote CBS update van begin 2024, al is segmentatie voor met name provincie Zuid-Holland niet mogelijk, omdat het noordelijke deel daarvan toebehoort aan het netgebied van Liander, en de afgrenzingen van de twee netbeheerders niet bepaald duidelijk en eenduidig zijn in die grote provincie.

Polder PV heeft de gepresenteerde Stedin data wederom goed bestudeerd, en daar enkele grafieken van gemaakt. In eerste instantie zijn wederom de eindejaars-accumulaties van het totale netgebied bij elkaar gezocht, en vervolgens zijn vanuit die data de totale jaargroei volumes berekend. De data voor provincie Zeeland blijken apart te zijn gehouden van de rest van het netgebied van Stedin, deze zijn slechts vanaf het jaar 2019 bekend. Die data heb ik nu geïntegreerd met de cijfers voor Zuid-Holland en Utrecht, en meegenomen in alle berekeningen. Omdat er slechts over een kortere periode data van Zeeland beschikbaar zijn, konden niet alle berekeningen voor dat deelgebied worden gemaakt.

"Stedin gemeentes" buiten kern provincies

Wat vele mensen nog steeds zal ontgaan, is dat in het Open Data document nog eens vier gemeentes "vallend onder het netgebied van Stedin" zijn opgenomen, die in 2 andere provincies liggen. Over de vreemde anomalie Heemstede, midden in het netgebied van Liander, en zuidelijk van Haarlem in Noord-Holland gelegen, heb ik eerder al eens wat woorden vuil gemaakt, in de analyse van de QII cijfers van 2021 bij de collega's van Liander (15 juli 2021). Volgens eigen opgave door Stedin, had Heemstede eind 2023 een respectabel aantal van 3.673 KVB aansluitingen met zonnepanelen (1.129 meer dan EOY 2022). In dezelfde provincie ligt de door Stedin opgevoerde gemeente Wijdemeren (tussen Ankeveense en Loosdrechtse Plas), met 1.628 KVB PV-aansluitingen, eind 2023. Deze lijken beperkt tot het dorp Loosdrecht en directe omgeving, in het ZW deel van de gemeente, grenzend aan de (Stedin) provincie Utrecht. Loosdrecht was oorspronkelijk een gemeente in de provincie Utrecht, maar werd opgenomen in provincie Noord-Holland, bij de gemeentelijke herindeling tot de nieuwe gemeente Wijdemeren in 2002. Aldus de waarschijnlijke verklaring waarom dit dorp nog steeds "Stedin aansluitingen" kent.

Een derde "anomalie" is de oude gemeente Lingewaal, gelegen in provincie Gelderland, tussen de Linge en de Waal, oostelijk van de in Zuid-Holland gelegen stad Gorinchem. Lingewaal staat vanaf 2012 met kleine PV projecten genoteerd in het register van Stedin tm. 2018, toen er 277 installaties achter KVB aansluitingen waren geaccumuleerd. Lingewaal fuseerde vervolgens met 2 andere Gelderse gemeentes, Neerijnen en Geldermalsen, tot de nieuwe gemeente West Betuwe vanaf 1 januari 2019. Die ook verschijnt in de data van Stedin, en eind 2023 1.361 PV projecten achter KVB aansluitingen heeft geaccumuleerd. Het lijkt hier met name de tegen de Linge / grens prov. Utrecht liggende delen / dorpen van die gemeente te betreffen (Spijk, Heukelum, Asperen), de aan de Waal grenzende dorpen binnen deze nieuwe gemeente vallen onder het netgebied van Liander (vrijwel geheel Gelderland valt daaronder).

Nieuwkomers

Daarnaast zijn er nog eens twee "nieuwkomers" in de provincie Zuid-Holland bijgekomen, t.o.v. de situatie in 2022. Ten eerste, de nieuwe fusiegemeente Voorne aan Zee, die is ontstaan "ten koste" van de nu in de Stedin lijst voor 2023 verdwenen gemeentes Brielle, Hellevoetsluis, en Westvoorne. Bij de nieuwbouw cijfers per kalenderjaar heb ik vooralsnog Voorne aan Zee niet meegenomen voor 2023, de eerste jaar(groei)cijfers daarvoor zullen pas in 2024 bekend worden.

De tweede Zuid-Hollandse "nieuwe" gemeente is Voorschoten. Hiervoor verschenen in 2023 13 KVB aansluitingen "in Stedin netgebied". Voorschoten valt voor het overgrote merendeel onder het netgebied van Liander, maar vermoedelijk betreft het hier enkele nieuwbouw woningen op de grens met Leidschendam-Voorburg, die hun netaansluiting in de buurgemeente hebben gekregen. Derhalve, is Voorschoten nu toegevoegd in het gemeentelijstje voor Zuid-Holland, in de Stedin overzichten.

De (gemeentes in de) provincies Noord-Holland en Gelderland, en de nieuwkomers hierboven besproken, worden in de broodtekst of tabel in het Stedin persbericht niet genoemd, al liggen daar dus ook kleine delen van in het verzorgingsgebied van deze netbeheerder. Ze vallen, afgezien van fusiegemeente Voorne aan Zee, wat volumes betreft beslist weg t.o.v. de veel grotere hoeveelheden in de "kern" provincies Zuid-Holland zuid, Utrecht, en Zeeland. Maar bij de totaal optellingen voor het verzorgingsgebied van Stedin neem ik deze afwijkende gemeentes gewoon mee.

Twee categorieën "overig"

Stedin onderscheidt in haar spreadsheet voor KVB installaties ook nog 2 rest categorieën. Dat is, ten eerste, een categorie "lege gemeente", die eind 2023 slechts 6 installaties bevat, met een gezamelijk vermogen van 50 kWp. En een categorie "onbekend", met 948 projecten, en een totaal vermogen van 9,35 MWp voor het kerngebied van Stedin, en nog eens 2.282 projecten, met 12,39 MWp capaciteit, voor alleen Zeeland. De status van deze twee rest verzamelingen wordt verder niet toegelicht. Ze zitten in ieder geval in de totalen voor het Stedin netgebied (in deze analyse dus inclusief provincie Zeeland) verwerkt, en konden kennelijk ook niet worden toegewezen aan een specifieke provincie.

(2) Geaccumuleerde aantallen en capaciteiten PV-installaties KVB aansluitingen bij Stedin

In bovenstaande grafiek worden drie parameters weergegeven. Ten eerste de evolutie van de totale eindejaars-volumes van de aantallen PV-projecten achter KVB aansluitingen in het gehele netgebied van Stedin (inclusief ZH zuid, Utrecht, Zeeland, en de hierboven benoemde "outliers" in Noord-Holland en Gelderland). Zeeland is voor het eerst opgenomen in de totaal cijfers voor Stedin, maar de data zijn pas vanaf 2019 beschikbaar, zoals aangegeven in de grafiek. Voor de overige delen van het netgebied, zijn data vanaf 2011 voorhanden.

In blauwe kolommen is de ontwikkeling van de aantallen PV-installaties achter KVB aansluitingen te zien, in donkergele kolommen de daarbij horende totale opgestelde nominale generator capaciteit in MWp (beide parameters met de rechter Y-as als referentie, MWp voor capaciteit, en aantallen maal duizend). Uit deze twee parameters is het systeemgemiddelde vermogen achter KVB aansluitingen berekend aan het eind van elk kalenderjaar. Deze is in de groene curve weergegeven, met de linker Y-as als referentie (eenheden in kWp per installatie gemiddeld).

De grafiek toont een ronduit "fenomenale" ontwikkeling van zonnestroom bij de kleinverbruikers in het netgebied van Stedin. Wat dominant residentieel is, maar waar ook een onbekende hoeveelheid kleine installaties bij MKB, gemeentelijk vastgoed, stichtingen, etc. onder valt.

Evolutie aantallen installaties achter KVB aansluitingen

Bij de aantallen zijn de EOY volumes toegenomen van 5.125 (EOY 2011, nog exclusief Zeeland) naar 456.247 installaties, eind 2022 (incl. Zeeland; zonder die provincie 390.029 installaties, EOY 2022). Om eind 2023 alweer een record hoog aantal van 604.257 installaties* te bereiken (zonder Zeeland 523.072 installaties). De toename t.o.v. EOY 2022 was daarmee in het hele Stedin gebied, dus incl. Zeeland, afgelopen jaar 32,4%. Splitsen we dat uit naar de groei bij de gemeentes per provincie, zaten de zuidelijke Zuid-Hollandse gemeentes zelfs op 37,3%*; in Utrecht 29,9%, en in Zeeland 22,0%. De 2 Noord-Hollandse (delen van) gemeentes vertoonden een groei van zelfs 44,2%, het Stedin deel van het Gelderse West Betuwe groeide met 40,5%.

De toename van de jaargroei cijfers (ook wel: "marktgroei") bij de aantallen KVB installaties was 49,6% in 2022 (t.o.v. groei in 2021), resp. 46,1% in 2023 (t.o.v. aanwas in 2022). Voor de gemeentes in de 5 betrokken provincies waren deze groei percentages als volgt:

ZH (46,7%, resp. 64,3%), Ut. (54,2%, resp. 24,7%), Zld (43,5%, resp. 39,2%), NH (48,7%, resp. 77,3%), en Gld (49,0%, resp. 79,0%).

Een belangrijke groei indicator is de Compound Annual Growth Rate (CAGR). Bepalen we deze over de periode 2012 tm. 2023 i.v.m. nogal wat "missende waarden" voor veel gemeentes, voor eind 2011, is deze voor de aantallen installaties zeer hoog, gemiddeld 41,4% per jaar over deze lange periode! Die groei is trouwens eerder zelfs nog hoger geweest, de CAGR was in 2012-2017 zelfs 45,5%/jaar, in de periode 2018-2023 een stuk lager, maar nog steeds hoog, 37,9%/jaar.

Houden we rekening met de in 2019 toegevoegde provincie Zeeland, is de CAGR in de jaren 2019 tm. 2023 gemiddeld genomen 29,8% per jaar geweest in die vijf jaar.

* Mogelijke discrepantie persbericht 23 jan. 2024: "In totaal hebben 594.698 consumenten in het verzorgingsgebied van Stedin zonnepanelen" versus Open Data cijfer: KVB EOY 2023 = 604.257. Tenzij Stedin met "consumenten" iets anders bedoelt.
Wat betreft de in het persbericht vermelde groei percentages voor de aantallen KVB projecten tussen 2022 en 2023, komen die voor Utrecht en Zeeland overeen met de hierboven vermelde percentages (30%, resp. 22%). Maar voor Zuid-Holland wordt een flink hoger percentage opgegeven, 44%, wat niet is "terug te vinden" in de Open Data cijfers.
Ook de opgegeven cijfers voor de aantallen projecten per provincie ("aantal woningen met zonnepanelen") zijn verschillend van de KVB gegevens in het Open Data register: Zuid-Holland 301.046 (vlg. persbericht, t.o.v. 305.271 in Open Data register); Utrecht 206.708 (210.185), resp. Zeeland 79.603 (78.921). Het verschil lijkt niet op een "andere definitie" te berusten, omdat in de 2 eerstgenoemde provincies de Open Data cijfers hoger liggen dan in het persbericht, maar voor Zeeland juist láger.

Evolutie PV capaciteit KVB aansluitingen

Bij de ontwikkeling van de met de aantallen gepaard gaande geaccumuleerde generator capaciteit zien we een nog heftiger evolutie, weergegeven in de donkergele kolommen in bovenstaande grafiek. De totale capaciteit nam toe van 9,82 MWp, EOY 2011 (nog zonder Zeeland), tot al 1.732 MWp aan het eind van 2022 (incl. Zeeland). Om zeer sterk verder door te groeien naar alweer 2.423 MWp, EOY 2023**. Inclusief Zeeland, nam daarmee in het netgebied van Stedin de cumulatie afgelopen jaar toe met 39,9%, beduidend hoger dan alleen bij de aantallen projecten (32,4%). Waarmee al duidelijk wordt, dat ook de installaties achter KVB aansluitingen gemiddeld groter worden. Segmenteren we naar de Stedin gemeentes per provincie, is in zuidelijk Zuid-Holland de toename van de EOY capaciteit afgelopen jaar zelfs 45,2% geweest, in provincie Utrecht 37,4%, en in Zeeland 28,7%**. Ook in de 2 (delen van) Noord-Hollandse gemeentes vallend onder Stedin, was de groei zeer hoog, 55,3%. In het Stedin deel van de Gelderse gemeente West Betuwe was het 46,4%.

De toename van de jaargroei cijfers (ook wel: "marktgroei") bij de capaciteit was 65,7% in 2022 (t.o.v. groei in 2021), resp. 40,9% in 2023 (t.o.v. aanwas in 2022). Voor de gemeentes in de 5 betrokken provincies waren deze groei percentages als volgt:

ZH (59,9%, resp. 51,7%), Ut. (72,6%, resp. 29,2%), Zld (67,0%, resp. 38,1%), NH (57,3%, resp. 86,2%), en Gld (51,6%, resp. 86,6%).

** In het persbericht van Stedin wordt geclaimd dat de "zonnepanelen bij consumenten samen een vermogen van 2,1 gigawattpiek" zouden hebben. Dat is wederom een curieuze claim, omdat uit de Open Data van het bedrijf zelf blijkt, dat er al ruim 2,4 GWp aan capaciteit in de KVB populatie staat vermeld, zoals ook in bovenstaande grafiek getoond. Mogelijk wordt hier weer een deelpopulatie bedoeld (zonder nadere duiding door Stedin), óf de opsteller van het bericht heeft abusievelijk het vermogen in uitsluitend het Stedin netgebied zónder Zeeland aangehaald. Dat is namelijk 2.098 MWp, eind 2023. De gegevens voor Zeeland staan in een apart overzicht, mogelijk is hier een fout bij gemaakt ...

In het persbericht worden nogal afwijkende groeipercentages in de tabel genoemd, onder het hoofdje "groei vermogen zonnepanelen in 2023". Zuid-Holland zuid 37% (Open Data: 45,2%), Utrecht 36% (Open Data 37,4%), resp. Zeeland 19% (Open Data 28,7% !).
Ook de opgegeven capaciteiten aan het eind van het jaar sporen niet met de door Stedin zelf gegeven Open Data cijfers: Zuid-Holland zuid 1.084 MWp (Open Data: 1.208 MWp), Utrecht 744 MWp (Open Data: 854 MWp), resp. Zeeland 275 MWp (Open Data: 312 MWp). Dit zijn nogal forse verschillen, waarvoor geen verklaring gevonden kon worden. Tenzij het persbericht alleen "woningen" zou suggereren (deelverzameling van KVB), maar hoe zij die segregatie dan ge-extraheerd zouden hebben uit hun eigen data, blijft onvermeld, en onduidelijk.

CAGR - bizarre groei cijfers

Voor de gemiddelde CAGR groei in de periode 2012-2023 resulteren nog spectaculairder cijfers dan voor de aantallen. Deze waren voor de periode 2012-2022 al hoog, maar ze zijn tm. 2023 weer verder toegenomen. In het totale netgebied van Stedin was die groei gemiddeld 49,1% per jaar (!), waarbij wel rekening gehouden moet worden dat Zeeland vanaf 2019 in deze cijfers (nieuw) is opgenomen. In de periode 2012-2017, nog zonder Zeeland, lag het niveau zelfs nog hoger, 55,6%/jaar. Van 2018-2023 lag het op een beduidend lager gemiddeld niveau, 44,1%/jaar.

Kijken we per provincie, zien we bij de zuidelijke Zuid-Holland gemeentes een groeipercentage van 40,5% gemiddeld per jaar voor de capaciteit (2012-2023), in Utrecht 36,2%/jaar, en bij de 2 exemplaren gelegen in Noord-Holland zelfs een gemiddelde CAGR van 42,7%/jaar. Het Stedin gedeelte van Gelders West Betuwe ondervond een gemiddelde CAGR van 33,1% per jaar, over de lange, 11 jaar durende periode van 2012 tm. 2023. Dit zijn allemaal ronduit fenomenale groeicijfers, waar men in het buitenland jaloers naar zal kijken.

Voor de cijfers van Zeeland kunnen we alleen die voor de periode 2019 tm. 2023 berekenen, dit komt neer op gemiddeld 23,6%/jaar in dat tijdvenster. Dat is wel beduidend minder dan de 40,5%/jaar in de zuidelijke Zuid-Hollandse, en de 36,2%/jaar in de Utrechtse gemeentes, in hetzelfde tijdvak. Voor de gehele Stedin populatie, inclusief "lege" en "onbekend" categorie gemeentes, was de groei in de vijf jaren tussen 2019 en 2023 gemiddeld 36,2%/jaar. Wat duidelijk hoger ligt dan de 29,8%/jaar voor de aantallen projecten eerder vermeld in deze analyse. En een zoveelste bewijs, dat zelfs in het KVB segment, de schaalvergroting doorzet (ook "kleine" projecten worden steeds groter).

Al met al kunnen we, net als in de vorige update tm. 2022, concluderen: de aanwas van zowel aantallen, als de capaciteit, is in het kleinverbruik dossier ronduit "enorm" geweest in het grotendeels fors verstedelijkte gebied waar Stedin haar hoofd-activiteiten heeft. En waarbij de capaciteit zelfs, in relatieve zin, harder is gegroeid dan de aantallen installaties. Het is niet voor niets geweest, dat ik een eerdere versie van deze grafiek op Twitter publiceerde, vanwege de toen zeer actuele discussies over de afbouw van de salderingsregeling voor kleinverbruikers, en de gevolgen voor de "socialisering" van de kosten van die regeling, in de Tweede Kamer (voor talloze links naar bijdragen over dat wetsvoorstel, zie mijn "links naar salderen" web-pagina).

Evolutie van systeemgemiddelde capaciteit (KVB segment)

Een vaste, belangrijke afgeleide waarde die Polder PV frequent toont, is de uit bovenstaande twee parameters berekend systeemgemiddelde capaciteit aan het eind van elk jaar. Deze in de groene curve (referentie linker Y-as in bovenstaande grafiek) weergegeven essentiële parameter zegt iets over de gemiddelde "omvang" van de generatoren op de grotendeels residentiële daken in het netgebied van Stedin. Hierbij lijkt de ontwikkeling heel wat minder spectaculair dan bij de 2 hoofd-parameters, maar schijn bedriegt, want ook hier is zeer duidelijk een forse schaalvergroting terug te zien. De systeemgemiddelde capaciteit, in de grafiek getoond in kWp per installatie, nam namelijk toe van 1,92 kWp, eind 2011, naar 2,57 kWp, EOY 2013. De curve groeit daarna nog steeds, maar het tempo vlakt tijdelijk iets af, en bereikt 3,56 kWp eind 2021. Dan is er een duidelijk knik opwaarts zichtbaar, de systemen worden rap groter wat geïnstalleerd vermogen betreft, om eind 2022 op 3,80 kWp, en eind 2023 zelfs alweer op 4,01 kWp gemiddeld per installatie te eindigen in Stedin gebied (inclusief Zeeland). Dat is ruim het dubbele volume van de capaciteit 12 jaar eerder. Ook hier dus weer, een ronduit opmerkelijke ontwikkeling, in alleen het KVB segment. Kijken we naar de afgeleide jaargroei cijfers, is die ontwikkeling bij de nieuwbouw nóg harder gegaan, zie verderop.

Graven we iets dieper in de bron data van deze netbeheerder, zien we bij de verdeling van de systeemgemiddelde vermogens in de "Stedin gemeentes" over de provincies een iets andere verhouding dan bij de primaire parameters (aantallen, totale capaciteit). Hier leiden de gemeentes in provincie Utrecht, met eind 2023 een gemiddelde systeemcapaciteit van 4,06 kWp, terwijl zowel de zuidelijke Zuid-Hollandse als de Zeeuwse gemeentes gemiddeld niet hoger komen dan 3,96 kWp per installatie. Heemskerk en het Stedin deel van Wijdemeren in Noord-Holland zitten op het niveau van Utrecht (gemiddeld 4,06 kWp). Bij deze vergelijking is, tot slot, het Stedin deel van Gelderse gemeente West Betuwe kampioen, met eind 2023 zelfs gemiddeld 4,20 kWp per installatie achter KVB aansluitingen. Vermoedelijk doen de gemiddeld wat grotere huizen met veel dak oppervlakte zich hier gelden, in deze agrarische streek.

(3) Nieuwe aantallen en capaciteiten PV-installaties KVB aansluitingen per kalenderjaar bij Stedin

Nog duidelijker dan bij de evolutie van de eindejaars-volumes (EOY), is de "explosieve" ontwikkeling van de kleinverbruikers-markt bij Stedin te zien, aan de jaarlijkse nieuwbouw cijfers (YOY), getoond in bovenstaande grafiek. Waarvoor de cijfers zijn afgeleid uit de EOY data in de eerste grafiek en onderliggende spreadsheet berekening. Ook hier is het weer goed, om te beseffen, dat de cijfers voor Zeeland vanaf 2019 zijn toegevoegd, waardoor in ieder geval de jaargroei in dat jaar veel groter is dan toen die provincie nog niet in de totaal volumes voor Stedin was opgenomen (zie vergelijkbare grafiek tm. 2022 in artikel van 21 februari 2023). Dit heb ik in een rood omkaderd venster in de grafiek weergegeven, ter verduidelijking. Vanaf 2019 zijn de onderlinge jaargroei cijfers in ieder geval weer 1 op 1 vergelijkbaar.

Evolutie nieuwe aantallen KVB projecten per kalenderjaar

Bij de aantallen nieuwe projecten achter KVB aansluitingen is er al een forse toename van de nieuwe aantallen per jaar te zien (blauwe kolommen, rechter Y-as). De nieuwe volumes nemen aanvankelijk toe, van 8.244 installaties in 2012 tot al 14.189 exemplaren nieuw in 2013, wat vooral had te maken met de "Lenteakkoord cadeautjes regeling" die de branche organisatie absoluut niet wilde (vanwege ingrijpende marktverstoring). Beleidsmedewerker Amelie Veenstra van Holland Solar schreef er destijds een stevig stuk over, wat als blog bijdrage werd gepubliceerd bij het wetenschappelijk bureau van GroenLinks. Zoals reeds voorspeld, stagneerde de markt enkele jaren, nadat het gereserveerde subsidie plafond was overschreden (medio 2013). Er kwamen minder grote hoeveelheden bij, 13.104 nieuwe KVB installaties in 2014, 13.204 in 2015, en zelfs nog maar 12.916 in 2016. Gelukkig begon de markt toen ook om andere redenen weer op te veren (o.a. flink gedaalde systeem prijzen, en "zwaan kleef aan" effecten, vanwege de vigerende, zelfs deels nog lucratiever wordende salderings-regeling). De volumes bleven vanaf de 20.461 nieuwe installaties in 2017 verder alleen maar toenemen, en in resulteerden in 2018 in alweer 34.032 nieuwe exemplaren.

De zeer forse groei naar 99.163 nieuwe PV projecten in het KVB segment, in 2019, heeft een tweeledige oorzaak. Ten eerste, de "natuurlijke" toename in het kerngebied van Stedin (ZH, Ut., en de 2 "byzondere" enclaves in NH en Gld). Ten tweede: Zeeland werd vanaf dat jaar aan de totale groeicijfers voor Stedin toegevoegd. In de jaren corona jaren 2020 en 2021 was de groei weer wat minder (64.151 resp. 71.918 nieuwe installaties, inclusief die in Zeeland). Maar in 2022 werd het pleit beslecht, met een nieuw record jaarvolume van 107.624 nieuwe installaties. Wat in 2023 alweer werd verpletterd, met een nieuw jaarvolume van maar liefst 157.288 projecten*** in het kleinverbruik segment (inclusief Zeeland). Er werden toen zo'n vijftigduizend nieuwe installaties meer toegevoegd dan in het voorgaande (ex-record) jaar.

De procentuele toenames van de nieuwe jaargroei volumes ("marktgroei") logen er dan ook niet om. De aanwas in 2019 was grotendeels kunstmatig, zoals reeds gesteld, en bedroeg ruim 191% t.o.v. het YOY volume van 2018. In 2020 was er een tijdelijk "terugval effect" (vanwege de toevoeging van Zeeland in 2019), en was er tijdelijk een negatieve toename van -35%. In corona jaar 2021 werd een reëele toename van 12% zichtbaar, t.o.v. de aanwas in 2020. 2022 is het nieuwe recordjaar, met maar liefst bijna 50% meer volume, dan de nieuwbouw in 2021. Ondanks die al zeer hoge toename, is er in 2023 nog eens 46% aan nieuwe installaties bijgekomen, t.o.v. de al spectaculaire groei in 2022.

Kijken we iets dieper, naar de verdeling van de "Stedin gemeentes" over de provincies, zijn de trends in 2022 en 2023 duidelijk verschillend. In 2022 zijn alle groeicijfers t.o.v. de aanwas in 2021 zeer hoog, in de drie kern provincies 44% (Zld), 47% (ZH), tot zelfs 54% (Ut.). In 2023 had Utrecht echter de minst grote toename van deze drie (bijna 25% toename t.o.v. YOY 2022), Zeeland kwam op 39%, en (zuidelijk) Zuid-Holland was in dat jaar kampioen, met een toename van zelfs ruim 64% t.o.v. de aanwas in 2022. De "enclave" gemeentes deden het zelfs nóg beter, Heemstede en Wijdemeren (NH) zaten gemiddeld op ruim 77% groei t.o.v. het voorgaande jaar, het Stedin gedeelte in West Betuwe (Gld) kwam zelfs op 79%.

*** Het persbericht van Stedin meldde "In 2023 lieten 145.00 consumenten ... nieuwe zonnepanelen aansluiten". Vermoedelijk een schrijf-fout, werd hier wellicht "145.000" bedoeld? Indien "ja", is dat beslist veel lager, bijna 8%, dan uit de KVB data in het eigen Open Data portal volgt (in broodtekst van dit artikel genoemde 157.288 nieuwe installaties. Tenzij, wederom, Stedin, alleen "installaties op huizen" zou bedoelen, maar dat maakt ze nergens echt duidelijk. Nog afgezien van open staande vraagtekens rond de methodiek om dat uit hun eigen basisgegevens te kunnen extraheren.

Evolutie nieuwe capaciteit KVB projecten per kalenderjaar

Nog duidelijker dan bij de aantallen projecten, is de ronduit groteske ontwikkeling bij de nieuwe capaciteit per kalenderjaar achter KVB aansluitingen te zien in het netgebied van Stedin (excl. Zeeland), zoals weergegeven in de donkergele kolommen. Op 1 klein "dipje" na (jaargroei 2016 met 44 MWp iets lager dan de 47 MWp nieuw in 2017) is de bijplaatsing van de nieuwe capaciteit bij KVB installaties van jaar tot jaar almaar toegenomen, zoals de grafiek voor de ontwikkeling in het kerngebied zonder Zeeland laat zien in de update tm. 2022. Ook hier is natuurlijk weer het effect van de toevoeging van de jaargroeicijfers van Zeeland in 2019 te zien, wat een (voor dat jaar kunstmatige) "versnelde groei" laat zien.

In 2012 was de groei beperkt, 20,2 MWp, in het "Lenteakkoord subsidieregeling jaar" 2013 was dat al het dubbele volume, 40,8 MWp. Zoals gezegd stagneerde de markt daarna tm. 2015, met nieuwe volumes tussen de 43 en 47 MWp per jaar. Vanaf 2017 begon de residentiële markt weer duidelijk te groeien, met 68,8 MWp nieuw volume. Wat vervolgens flink werd opgeschroefd, naar 116,0 MWp nieuw in 2018. 2019, het jaar dat Zeeland werd toegevoegd, gaf een voorlopig record groei van 313,7 MWp, wat in 2020 tijdelijk terugviel naar 241,9 MWp. Vanaf 2020 heeft de nieuwbouw bij de capaciteit in het kleinverbruik segment een enorme ontwikkeling doorgemaakt. De nieuwbouw nam toe naar 296,0 MWp, in 2021. 2022 verzette weer alle piketpalen, met een recordgroei van 490,6 MWp. 2023 gaat echter nu de geschiedenis in als het nieuwe recordjaar, met een verbijsterend nieuw volume, van alweer 691,2 MWp****, in alleen het KVB segment. 41%, 200 MWp, meer aanwas dan in het voorgaande recordjaar.

Bij de verdeling van de Stedin gemeentes over de provincies, blijkt wederom een duidelijk verschil tussen de jaren 2022 en 2023, bij de capaciteits-groei. In 2022 was er gemiddeld, in het KVB segment in de Utrechtse gemeentes, maar liefst 72,6% capaciteits-groei t.o.v. de aanwas in 2021, maar in 2023 was de aanwas t.o.v. de groei in het voorgaande jaar nog maar 29,2%. Zuid-Holland deed het in 2022 beduidend minder, met 59,9%, maar in 2023 juist beter dan Utrecht, met 51,7%. In Zeeland was de toename in 2022 67,0% t.o.v. YOY 2021, in 2023 lag dat beduidend lager, op 38,1%. De 2 Noord-Hollandse gemeentes Heemskerk en (Stedin deel) Wijdemeren zagen juist een toename van de jaarlijkse groei percentages, van 57,3% in 2022, naar 86,2% in 2023. Het Stedin deel van het Gelderse West Betuwe zag zelfs een stijging van 51,6% (2022) naar 86,6% in 2023.

**** Stedin stelde in haar persbericht "In 2023 lieten ... consumenten voor een capaciteit van 599 megawattpiek aan nieuwe zonnepanelen aansluiten op het elektriciteitsnet van netbeheerder Stedin (Utrecht, Zeeland en Zuid-Holland). Zoals in de broodtekst van dit artikel besproken, is er in het KVB segment volgens hun eigen Open Data portal zelfs 691,2 MWp nieuw volume bijgekomen in het hele netgebied. Stedin claimt in hun bericht dus bijna 13% minder nieuwe capaciteit in 2023, dan volgt uit de eigen Open Data cijfers. Zouden we uitsluitend de Stedin cijfers voor het kerngebied zónder Zeeland bekijken, is daarvan de groei in 2023 617,2 MWp geweest, in het eigen Open Data portal van deze netbeheerder. Wat dus nog steeds hoger ligt dan de eigen opgave (voor het hele netgebied).

"Aantal nieuwe zonnepanelen"

Stedin meldt verder, in hetzelfde persbericht, dat de door hen dáár benoemde volume groei van 599 MWp in 2023 "omgerekend goed zou zijn voor ongeveer 1,7 miljoen zonnepanelen in een jaar tijd". Dat is, net als een vergelijkbare uitspraak in het persbericht voor 2022 (verschenen in januari 2023), een merkwaardig statement. Want dat zou betekenen, dat deze netbeheerder voor het kalenderjaar 2023 zou rekenen met (nieuwe) zonnepanelen in het KVB segment van gemiddeld 352,4 Wp per stuk (nota bene: voor kalenderjaar 2022 werd destijds zelfs gerekend met een hógere capaciteit, van 372,3 Wp/stuk !). Sowieso natuurlijk een heel vreemd nominaal vermogen voor een paneel, wat normaliter in vermogensklasse graderingen van 5 Wp verschil wordt verkocht. En sowieso, wederom, véél te laag ingeschat, want in 2023 waren in het residentiële segment 400-450 "+" Wp modules al heel normaal. Zouden we conservatief rekenen met 400 Wp panelen, zou je mogelijk met slechts 1,5 miljoen nieuwe zonnepanelen in het KVB segment moeten rekenen, als je Stedin's persbericht volume van 599 MWp als uitgangspunt zou nemen. En zelfs nog minder bij een gemiddeld nog hoger capaciteit hebbend "residentieel" PV paneel.

Gaan we echter uit van 400 Wp panelen, en de uit Stedin's eigen Open Data volgende jaargroei van 691,2 MWp, in 2023, zou je voor dat jaar op een nieuw volume uitkomen van 1,73 miljoen zonnepanelen. Er zitten dus weer de nodige discrepanties tussen de uitspraken in het persbericht, en de door Stedin zelf publiek gemaakte cijfers in haar eigen Open Data portal.

Alles uit de kast

Stedin stelt in het persbericht verder, dat alles uit de kast wordt gehaald om deze ontwikkelingen het hoofd te bieden, en dat de infra dan ook snel verder zal worden uitgebreid. In 2024 zal weer 700 kilometer nieuwe kabels in straten worden aangelegd, en worden 400 nieuwe trafohuisjes geïnstalleerd, om de stroom transitie te faciliteren (ook vanwege groei van het aantal warmtepompen en laadpalen). Dit alles gaat niet zonder problemen gepaard. De netbeheerder maakt melding van het feit, dat vanwege de enorme vlucht die residentiële zonnestroom productie in hun netgebied heeft genomen, er in 2023 bijna drieduizend meldingen van uitvallende omvormers zijn opgetekend, ruim 2x de hoeveelheid in 2022. Omvormers vallen (automatisch) uit als de netspanning op locatie te hoog wordt (en buiten de wettelijk voorgeschreven max. dreigt te treden).

Consumenten worden, wederom, opgeroepen, zoveel mogelijk van de eigen stroomopwek direct te gebruiken, wat echter betekent dat ze veelvuldig zware gebruikers midden op de dag moeten (laten) aanzetten. Wat in heel veel huishoudens gewoon niet realiseerbaar is, zeker bij de zuinig levende huishoudens niet.

Evolutie van systeemgemiddelde capaciteit bij nieuwe volumes per kalenderjaar (KVB segment)

Uiteraard heb ik ook weer voor de nieuwe kalenderjaar volumes de gemiddelde systeemcapaciteit in kWp berekend uit de aantallen en nieuwe capaciteiten. Deze vindt u in bovenstaande grafiek weer terug als de groene lijn, met de linker Y-as als referentie.

Hier is duidelijk een iets ander beeld te zien, dan bij de accumulatie van alle projecten achter KVB aansluitingen bij Stedin. Er is ditmaal niet een continu door stijgende lijn te zien, maar een evolutie naar een maximum, een lichte terugval, waarna weer (forse) groei plaatsvindt bij de nieuwe jaarvolumes.

De gemiddelde systeemcapaciteit bij de nieuwe jaarvolumes nam in de jaren 2012 tm. 2015 toe, van 2,45 naar 3,53 kWp. Daarna is deze weer licht gedaald, tot een minimum van 3,16 kWp per nieuw KVB project in 2019. Dit is vermoedelijk deels een effect van de toevoeging van de cijfers voor Zeeland, in dat jaar.

Vanaf 2020 is deze gemiddelde capaciteit echter weer fors aan het stijgen, vanwege de almaar krachtiger wordende PV modules, met meer capaciteit per vierkante meter, door een scala aan verbeteringen aan de efficiëntie van de cellen, en de wijze waarop deze in de modules worden geplaatst. Het gaat daarbij in de residentiële markt vrijwel alleen nog maar om hoog-efficiënte monokristallijne zonnepanelen met PERC, en, recenter, TopCon cellen, waaraan nog steeds wordt "getweaked" om deze nog beter te maken. Dit is een van de belangrijkste drivers van de toename van het systeemgemiddelde vermogen, bovenop het feit dat ook steeds meer woningen van een "dakvullend systeem" worden voorzien, waar dat in het verleden, ook uit kostenoverwegingen, vaak maar een bescheiden "setje" was (tussen de 4 en 8 panelen per woning, in de huursector nog steeds gebruikelijke volumes bij eengezinswoningen).

De gemiddelde capaciteit van de nieuwe installaties nam vanaf 2020 toe, van 3,77 kWp, via 4,12 kWp (2021), naar 4,56 kWp (2022). Wat al 86% hoger lag dan bij de nieuwe aanwas in 2012 (toen nog zonder Zeeland). In 2023 is er weer een verlaging zichtbaar, naar 4,39 kWp. Mogelijk een gevolg van een toename van weer wat kleinere installaties (bijvoorbeeld op huurwoningen), maar dat is vooralsnog speculatie.

Bij de provinciale verdeling is, door de toevoeging van de Zeeuwse gemeentes, de eerste positie van Utrecht overgenomen bij de gemiddelde capaciteit van de nieuwe KVB installaties. In 2023 was dat gemiddelde namelijk in Zeeland 4,89 kWp per project, duidelijk boven het gemiddelde voor het hele Stedin gebied (4,39 kWp). Dit heeft ongetwijfeld te maken met de gemiddeld genomen grotere woningen in Zeeland, t.o.v. de relatief "klein behuisde" gemiddelde inwoner in de Randstad provincies. Utrecht zat in 2023 op 4,80 kWp bij de nieuwe installaties. Zuid-Holland kwam weer zo'n beetje op het niveau van 2021, met een gemiddelde van 4,04 kWp bij nieuwe KVB installaties in 2023. 2022 was daar ietwat uitzonderlijk, met een gemiddelde van 4,41 kWp per nieuw KVB project. Heemskerk / Wijdenes (NH), resp. het Stedin deel van het Gelderse West Betuwe kwamen bij de nieuwkomers in 2023 tussen deze "extremen" te liggen (4,72 resp. 4,62 kWp voor de nieuwe installaties dat jaar, beiden toegenomen t.o.v. de aanwas in 2022).

(4) Evolutie PV capaciteit kleinverbruik aansluitingen alle Stedin gemeentes, en per provincie

In de volgende grafiek geef ik voor alle gemeentes in Stedin gebied, ditmaal inclusief de 13 exemplaren in provincie Zeeland, de progressie cijfers van de capaciteit weer voor uitsluitend de KVB projecten. Er onder volgen grafieken voor de drie belangrijkste deel-provincies, in Stedin netgebied, Zuid-Holland, Utrecht, en, toegevoegd, Zeeland.

In de grote grafiek is de Y-as in absolute volumes (MWp) weergegeven op een normale schaal. In de inset linksboven is dezelfde grafiek met een logarithmische Y-schaal getoond, waarin goed is te zien dat de meeste gemeentes al jaren lang exponentiële groei bij de toename van de capaciteit kennen (globaal rechte lijnen vanaf 2013 / 2014).

In de legenda van de grote grafiek heb ik alle gemeentes groepsgewijs weergegeven, gescheiden met horizontale zwarte lijnstukken. Van boven naar beneden zijn dat 48 gemeentes in zuidelijk Zuid-Holland, 29 gemeentes in provincie Utrecht, 13 gemeentes (nieuw toegevoegd) in voormalig Enduris provincie Zeeland, 2 gemeentes in provincie Noord-Holland, en 1 gemeente, Lingewaal, in provincie Gelderland, die later is opgegaan in de fusiegemeente West Betuwe. De zwarte streepjeslijn geeft het gemiddelde voor alle hier weergegeven gemeentes weer, per kalenderjaar. Dat gemiddelde is ge-evolueerd van 160 kWp in 2011, tot alweer 30,0 MWp, eind 2023. Veel gemeentes zitten (ver) onder dat gemiddelde, maar er zijn ook de nodige die daar (ver) boven zitten.

Voor gemeente Utrecht, kampioen geaccumuleerd PV vermogen bij KVB aansluitingen in Stedin netgebied sedert 2013, heb ik de bijbehorende getallen gezet om een indruk te geven van de fenomenale ontwikkeling in deze centraal gelegen Nederlandse gemeente. Aanvankelijk wat aarzelend, en - in de gelijknamige provincie - nog onder zuster gemeentes Amersfoort en Veenendaal startend in 2011, met slechts 0,5 MWp capaciteit, is ze sedert 2013, met 5,4 MWp, al heer en meester in Stedin netgebied. Deze positie heeft ze niet meer afgestaan, en in 2016, 2018, en in 2021, zijn er zelfs kleine versnellingsfases te zien in het tempo. Eind 2023 zou Utrecht alleen al bij kleinverbruikers, 131,3 MWp aan PV capaciteit hebben staan. In het eerste kwartaal van 2023 moet de gemeente alleen al op dat vlak door de 100 MWp accumulatie zijn heen "gewalsd". Een forse prestatie.

4 andere Stedin gemeentes volgen in 2022 op behoorlijke afstand. Dat zijn, achtereenvolgens, 3 flink met elkaar concurrerende gemeentes Rotterdam (112,5 MWp, ZH, de enige andere Stedin gemeente met inmiddels meer dan 100 MWp in het kleinverbruik segment), 's-Gravenhage (99,4 MWp, ZH), die in 2023 de nieuwe nummer vier inhaalde, Amersfoort (93,3 MWp, Ut.). Gevolgd door de in 2019 ontstane fusiegemeente Hoeksche Waard (ZH), met eind 2023 79,3 MWp in het KVB segment. Zoetermeer kan nog enigszins bijbenen (ZH, 61,5 MWp EOY 2023). Andere gemeentes kunnen het hoge groeitempo van deze voorlopers niet bijhouden, vanwege diverse redenen, en zitten veel lager in de boom.

De in de huidige analyse toegevoegde Zeeuwse gemeentes komen niet in de top 25 voor. Terneuzen komt pas op de 26e plaats (zie grafiek verderop, paragraaf 4c).

In de inset met de logaritmische curves vinden we helemaal onderin enkele geïsoleerde gemeentes. Dit zijn kleine "rest" delen van gemeentes waarvan het allergrootste deel in een ander netgebied ligt, en dus niet aan Stedin toegewezen kunnen worden. De grenzen tussen die netgebieden verlopen lang niet altijd logisch, zijn soms zeer grillig, en kunnen dus dwars door gemeentes heen lopen. Van boven naar onder zijn onderaan de inset achtereenvolgens te zien (delen van) Nieuwkoop (grens met Liander netgebied in Zuid-Holland, in Stedin gedeelte eind 2023 1,54 MWp), Alphen aan den Rijn (idem, ZH, bij het beperkte Stedin gedeelte eind 2023 0,44 MWp), resp. Midden-Delfland (grens met netgebied Westland Infra, ZH, het Stedin deel heeft hier maar 0,22 MWp, eind 2023).

In de drie volgende sub-paragrafen vindt U de afzonderlijke trends per Stedin gemeente terug, voor de drie belangrijkste contribuerende "kern" provincies. In deze drie grafieken zijn de gemeentes van boven naar onder gesorteerd, naar rato van geaccumuleerde capaciteit bereikt eind 2023. De best presterende gemeente is per provincie telkens met een rode curve weergegeven.

(4a) Evolutie PV capaciteit KVB gemeentes Zuid-Holland zuid

In deze eerste grafiek de capaciteits-evolutie voor het inmiddels 38 (van oorspronkelijk 48) overblijvende gemeentes tellende provincie deel Zuid-Holland zuid, met Stedin aansluitingen (KVB). Nieuw toegevoegd sedert de update voor 2022 zijn de nieuw gevormde gemeente Voorne aan Zee, en enkele (nieuwe) aangesloten kleine KVB projectjes in Voorschoten.

Rotterdam en 's-Gravenhage strijden al jaren om de top positie in dit grote, dichtbevolkte deel van Zuid-Holland. Vanaf 2022 lijkt het pleit voorlopig beslecht in het voordeel van de havenstad, die in het KVB segment eind 2023 al 112,5 MWp aan PV projectjes had staan, volgens de cijfers van Stedin. 's-Gravenhage (99,4 MWp) en Hoeksche Waard (ontstaan in 2019, 79,3 MWp) volgen op afstand. Alleen Zoetermeer kan nog enigszins volgen, de andere gemeentes volgen met duidelijk lagere geaccumuleerde volumes.

(4b) Evolutie PV capaciteit KVB gemeentes provincie Utrecht

In de provincie Utrecht (NB: alle 29 gemeentes, hiervan bestaan er momenteel nog 26) zijn er duidelijk 2 onverslaanbare kampioenen. Ten eerste Utrecht zelf, die ook landelijk kampioen is bij de aantallen installaties volgens de laatst bekende CBS cijfers. Ook al was Utrecht in de beginjaren nog niet de best presterende gemeente in de gelijknamige provincie, vanaf 2013 zijn de inwoners en gebouweigenaren rap KVB installaties gaan bouwen, en ze heeft sedertdien haar voorsprong bij de daarmee gepaard gaande capaciteit uitbouw in dit segment niet meer afgegeven. Met wat tussensprintjes is ze nu veruit de best performing gemeente, met eind 2023 131,3 MWp in het KVB segment. Amersfoort is de enige gemeente in de provincie die, weliswaar op grote afstand, kan volgen, met EOY 2023 93,3 MWp. Numero drie, de fusie gemeente Vijfheerenlanden (Leerdam, Vianen en Zederik), ontstaan in 2019, en, nota bene, daarbij "overgeheveld" van provincie Zuid-Holland naar prov. Utrecht, kan slechts op zeer grote afstand volgen, met 51,2 MWp eind 2023. Alle andere Utrechtse gemeentes hebben veel lagere volumes geaccumuleerd, en daar zal weinig verandering in gaan komen in het meestal aan woningen gerelateerde KVB segment.

(4c) Evolutie PV capaciteit KVB gemeentes provincie Zeeland (voorheen Enduris netgebied)

Voor het eerst presenteer ik hier ook de resultaten voor de 13 gemeentes in provincie Zeeland. Sinds de overname van voormalig netbeheerder Enduris door de Stedin Groep in 2017 (en naamswijziging per 1-1-2022), is een volledige reeks data bekend in het Open Data dossier van Stedin, en wel vanaf 2019. Daarvan heb ik bovenstaande deelgrafiek gemaakt, met Terneuzen als permanent kampioen in de zonnigste provincie van Nederland. Waar het KVB segment evolueerde van 15,8 MWp in 2019, tot alweer 39,8 MWp, EOY 2023, een ruime verdubbeling in 4 jaar tijd. Terneuzen wordt op enige afstand gevolgd door nummer 2, Schouwen-Duiveland, die eind 2023 in dit segment 35,2 MWp had verzameld. De derde plek wordt uitgevochten door de nu nog winnende gemeente Goes (28,5 MWp), met als direct concurrent Middelburg, die Goes dicht op de hielen zit. Op Hulst na, groeien de overige gemeentes veel langzamer, of ze hebben weinig (extra) potentie in dit dossier. Opmerkelijk is hier wel, dat de onderin dit lijstje voorkomende gemeente Noord-Beveland, bij de terugrekening van aantallen PV installaties per 10.000 inwoners, Nederlands gemeentelijk kampioen is, volgens de meest recent beschikbare CBS cijfers (zie link naar betreffende deelsectie in Polder PV's ultimate CBS update van begin dit jaar).

(4d) Verdeling capaciteit en aantallen PV projecten KVB Stedin over provincies

Eind 2023 is de opgestelde PV capaciteit achter KVB aansluitingen in het gehele Stedin netgebied als volgt verdeeld over de 5 betrokken provincies. In deze verdeling zijn de categorieën "lege gemeente", resp. "gemeente onbekend" weggelaten, de weergegeven totalen zijn dus wat lager dan de totalen voor het complete netgebied van Stedin):

  • Zuid-Holland 1.208,1 MWp (50,3% van totaal volume, 2.401,3 MWp)
  • Utrecht 853,5 MWp (35,5%)
  • Zeeland 312,5 MWp (13,0%)
  • Noord-Holland 21,5 MWp (0,9%)
  • Gelderland 5,7 MWp (0,2%)

Voor de aantallen PV projecten achter KVB aansluitingen is de verdeling over de provincies als volgt:

  • Zuid-Holland 305.271 installaties (50,8% van totaal volume, 601.039 installaties)
  • Utrecht 210.185 installaties (35,0%)
  • Zeeland 78.921 installaties (13,1%)
  • Noord-Holland 5.301 installaties (0,9%)
  • Gelderland 1.361 installaties (0,2%)

In beide gevallen, hebben de gemeentes in zuidelijk Zuid-Holland dus meer dan de helft van de volumes die in het hele Stedin netgebied (incl. Zeeland) zijn te vinden. Utrecht zit rond de 35%, en Zeeland rond de 13%. De Stedin enclaves in Noord-Holland en Gelderland doen voor spek en bonen mee.

(5) Groei aantallen installaties bij de 25 best presterende Stedin gemeentes in kalenderjaar 2023

In deze paragraaf heb ik in onderstaande grafiek de in 2023 best performing gemeentes bij de nieuwe aantallen PV installaties achter KVB aansluitingen in het complete netgebied van Stedin weergegeven, met de evolutie van de aantallen installaties vanaf 2012 weergegeven in dezelfde kolom.

Van links naar rechts staan, in aflopende volgorde van de nieuwbouw van de aantallen PV installaties, in 2023 toegevoegd aan het KVB segment in Stedin gebied, de 25 best performing gemeentes afgebeeld. Per kolom staan van onder naar boven de toevoegingen in de betreffende gemeentes in de jaren 2012 tm. 2023. Omdat het tempo van jaar tot jaar kan wijzigen tussen de gemeentes onderling, lijkt de volgorde bij de totale volumes (in vetdruk bovenaan de kolommen, optelling nieuwbouw in de jaren 2012 tm. 2023) onlogisch. De volgorde wordt echter in deze figuur gedicteerd door de nieuwbouw in 2023, het donkergroene segment bovenin de kolommen. Waarbij ditmaal niet langjarig kampioen Utrecht, maar Zuid-Hollands wereld havenstad Rotterdam vooraan is komen te staan, met de hoogste nieuwbouw in 2023 (8.731 nieuwe KVB projecten in dat jaar). Utrecht, wat bij de totale nieuwbouw in de lange periode 2012-2023 alleenheerser blijft (38.493 nieuwe installaties, bovenop de niet getoonde tm. 2011 geaccumuleerde hoeveelheid projecten), voegde in 2023 7.998 installaties toe, en 's-Gravenhage kwam op de derde plek, met 7.620 nieuwe KVB projecten (tevens voor de cumulatie in de jaren 2012-2023).

In de top 25 komen 10 gemeentes in de provincie Utrecht voor, en 15 in zuidelijk Zuid-Holland (in 2022 was die verhouding 12 / 13).

Sommige gemeentes zijn wat teruggevallen bij het uitbouw tempo in 2023, of hebben juist een versnelling ingezet. De hekkensluiter in de top 25 bij de nieuwbouw in 2023 is de Zuid-Hollandse gemeente Gorinchem, met 1.985 nieuwe KVB installaties in 2023, en een cumulatie van 5.619 nieuwe projecten in de periode 2012-2023, in dat segment.

Er zijn nog 3 byzonderheden te zien, bij de gemeentes Hoeksche Waard, Vijfheerenlanden, en Molenlanden. Die hebben allen relatief hoge "nieuwbouw" volumes in 2019 (5.501, 3.989, resp. 2.365 installaties). Dat komt omdat het nieuwe gemeentes zijn, gevormd uit de fusie van enkele dorpen, waarbij de aantallen installaties, toegevoegd in de jaren 2012 tm. 2018, allemaal opeens tot een groot volume werden samengevoegd in de nieuw ontstane entiteit. Hoeksche Waard ontstond uit de fusie van de dorpen Oud-Beijerland, Korendijk, Strijen, Cromstrijen en Binnenmaas (en omvat ook het natuureiland Tiengemeten). Vijfheerenlanden is een byzonder geval. Het ontstond na veel geharrewar uit de fusie van de voormalige Zuid-Hollandse gemeenten Leerdam en Zederik, en de in Utrecht gelegen gemeente Vianen. Met deze fusie, die na veel wikken en wegen van de betreffende overheden ertoe leidde, dat de nieuwe gemeente Vijfheerenlanden tot de provincie Utrecht zou gaan behoren, heeft geresulteerd in een flinke grenscorrectie tussen de provincies Zuid-Holland en Utrecht. De eerste is wat kleiner geworden (en "verloor" dus ook de in het teloor gegane gebied opgestelde PV projecten). Utrecht werd een stuk groter, en kreeg er aardig wat PV volume bij. Naast de hier behandelde KVB installaties natuurlijk ook alle bijbehorende projecten achter GVB aansluitingen.

Molenlanden ontstond ook op 1 januari 2019, uit een fusie van de Zuid-Hollandse poldergemeentes Molenwaard en Giessenlanden (Wikipedia link). Daardoor ontstond direct een volume van 2.365 KVB projecten in dat jaar voor de nieuwe gemeente. Tot en met 2023 werd een volume van 7.730 KVB projecten gerealiseerd, de toevoeging in 2023 (2.279 nieuwe projecten) kwam in dat jaar op de 19e plek in het hele Stedin gebied.

Zeeland heeft geen contribuanten in deze top-25. Wat heeft te maken met het feit, dat de best performing gemeente in 2023 Terneuzen was, en die vinden we pas op de 26e plaats terug. Ook zijn de totaal volumes voor de Zeeuwse gemeentes sowieso niet representatief, omdat de groeicijfers slechts vanaf 2019 bekend zijn. In deze update is ook het Zuid-Hollandse Voorne aan Zee niet opgenomen. De "groei" van deze nieuwe fusiegemeente, 13.899 KVB installaties in 2023, is namelijk de inbreng van de verdwenen deelgemeentes. Pas vanaf 2024 telt een "echte jaargroei" voor Voorne aan Zee mee.

In het Open Data overzicht van Stedin komen maar liefst 14 voormalige gemeentes voor die in de loop der jaren (vanaf 2011) zijn verdwenen. En 5 nieuwe fusie gemeentes, inclusief in 2023 toegevoegde Voorne aan zee, plus de "nieuwe" gemeente Voorschoten (vanouds Liander netbeheerder), met enkele nieuwe aansluitingen in Stedin netgebied.

(6) Groei PV-capaciteit bij de 25 best presterende Stedin gemeentes in kalenderjaar 2023

Naar analogie van de nieuwe grafiek in de vorige paragraaf (evolutie aantallen projecten bij best-performers in 2023) geef ik hieronder een vergelijkbare grafiek voor de nieuwe capaciteit in 2023, en de cumulatie van de groei sedert 2012, bij deze 25 gemeentes in Stedin netgebied.

Wederom staat in deze rating van de 25 best-performing Stedin gemeentes Rotterdam vooraan, die daarmee (tijdelijk ?) Utrecht aflost, met de hoogste toevoeging van capaciteit in het KVB segment in 2023 (37,3 MWp). Utrecht, op nummer twee, met een toevoeging van 31,9 MWp in 2023, heeft wel het hoogste totale nieuwe volume in de lange periode van 2012 tm. 2023 (130,8 MWp, bovenaan de kolom vermeld, beduidend hoger dan het volume bij Rotterdam, 112,3 MWp). 's-Gravenhage komt wederom op de 3e plaats, zowel bij de nieuwbouw in 2023 (31,5 MWp), als bij de cumulatie van de nieuwe capaciteit sinds 2012 (98,9 MWp).

Op de 4e en 5e plaats komen Hoeksche Waard (ZH, 2023 24,4 MWp nieuw), en Amersfoort (Ut., 22,1 MWp nieuw). Dan volgt een lange reeks gemeentes met weinig verschil bij de nieuwbouw in 2023 (donkergroene segment bovenaan). Zoetermeer steekt er nog enigszins bovenuit, bij de verzamelde nieuwe KVB projecten sinds 2012. Gouda (ZH) sluit de top 25 met totaal toegevoegd in 2012-2023 30,7 MWp, minder dan een kwart van het totale volume bij nr. 1 Utrecht. Gouda (ZH) verschilt qua prestatie niet opvallend sterk van de twee voorgaande gemeentes (in 2023 iets meer vermogen toegevoegd). Dat zijn achtereenvolgens Barendrecht (ZH) en Nieuwegein (Ut.).

Bij de capaciteit zijn er 11 Utrechtse gemeentes te vinden in de top 25, en 14 gemeentes uit zuidelijk Zuid-Holland (verhouding in 2022: 12 / 13).

Ook hier vallen de in 2019 nieuw gevormde fusie gemeentes Hoeksche Waard, Vijfheerenlanden en Molenlanden op, met hoge (kunstmatige) "start" volumes in dat jaar, wat de inbreng van de in de nieuwe gemeentes ondergebrachte dorpen en stadjes vertegenwoordigt.

Hetzelfde als gemeld voor de best performing Zeeuwse gemeente geldt voor de capaciteit, Terneuzen vinden we weer pas op de 26e plek terug, en de cumulatieve cijfers zijn pas bekend vanaf 2019. Ook hier geldt, dat Voorne aan Zee, met in 2023 een start volume van 59,0 MWp, nog niet meedoet. Pas in 2024 volgt de eerste officiële jaargroei voor deze nieuwe Zuid-Hollandse gemeente.

(7) YOY groei volumes en CAGR bij individuele gemeentes

De gemeentes verschillen onderling sterk bij de jaarlijkse nieuwbouw, en gemeten over een langere periode (CAGR). Dit heeft met lokale condities te maken, het verschil in type bebouwing (zwaar verstedelijkt met veel hoogbouw en beperkte dakruimte, versus sterk landelijk, met veel grote daken, en de nodige "tussenvormen"), en deels bijvoorbeeld ook aan het succes van lokale inkoopacties in het verleden, en/of zeer actieve woningcorporaties met een groot woning bestand in de betreffende gemeente. Het beeld wordt verder gecompliceerd door vreemde groeicijfers als gevolg van gemeentelijke fusies, en, met name, als het gemeentes betreft waar maar een heel klein deel van de installaties toevalt aan (aansluitingen bij) Stedin, maar het overgrote deel van genoemde gemeente in een ander netgebied valt. De resterende zeer kleine volumes vertonen dan nogal grote fluctuaties als je van jaar tot jaar groeipercentages gaat berekenen.

Filteren we dat soort "niet-representatieve" gevallen uit, komen we op enkele byzondere groei cijfers in Stedin netgebied (inclusief Zeeland), die ik hier onder weergeef.

  • 2019 hoogste relatieve groei nieuwe aantallen, resp. PV capaciteit tov EOY 2018 in Hardinxveld-Giessendam ZH (144%, resp. 94%)
  • 2020 hoogste relatieve groei nieuwe aantallen, resp. PV capaciteit tov EOY 2019 in Zwijndrecht ZH (69%, resp. 60%)
  • 2021 hoogste relatieve groei nieuwe aantallen, resp. PV capaciteit tov EOY 2020 in Krimpen aan den IJssel ZH (57%, resp. 56%)
  • 2022 hoogste relatieve groei nieuwe aantallen, resp. PV capaciteit tov EOY 2021 in Albrandswaard ZH (53%, resp. 63%)
  • 2023 hoogste relatieve groei nieuwe aantallen, resp. PV capaciteit tov EOY 2022 in Maassluis ZH (59%, resp. 60%)
  • In deze 5 jaren waren de hoogste relatieve groei percentages dus terug te vinden in gemeentes in zuidelijk Zuid-Holland
  • hoogste CAGR groei bij de aantallen projecten in de periode 2012 tm. 2023 in Eemnes Ut. (gemiddeld 56%/jaar)
  • laagste CAGR groei bij de aantallen projecten in de periode 2012 tm. 2023 in Delft ZH (gemiddeld 22%/jaar)
  • hoogste CAGR groei bij de capaciteit in de periode 2012 tm. 2023 in Hardinxveld-Giessendam ZH (gemiddeld 63%/jaar)
  • laagste CAGR groei bij de capaciteit in de periode 2012 tm. 2023 in Veenendaal Ut. (gemiddeld 35%/jaar)
  • hoogste gemiddelde capaciteit per project bij alle KVB installaties EOY 2023 in Renswoude Ut. (7,25 kWp)
  • laagste gemiddelde capaciteit per project bij alle KVB installaties EOY 2023 in Vlissingen Zld (2,90 kWp; in 2022 was dit nog Delft ZH, met 3,08 kWp, toen Zeeland nog niet was toegevoegd aan de totale cijfers voor het Stedin netgebied)
  • hoogste gemiddelde capaciteit per project bij de nieuwe installaties in kalenderjaar 2023 in Renswoude Ut. (8,14 kWp)
  • laagste gemiddelde capaciteit per project bij de nieuwe installaties in kalenderjaar 2023 in Maassluis ZH (3,57 kWp; in 2022 was dit nog Rijswijk ZH, met 3,54 kWp)

(8) Segmentatie installatie omvang sedert 2020

In deze paragraaf geef ik ook nog enkele parameters berekend uit een nieuwe segmentatie die is terug te vinden in het Open Data overzicht van Stedin. Tot en met de cijfers voor 2019 werd er namelijk niet gesegmenteerd op de grootte van de installatie, maar werd alle capaciteit gelumpt onder 1 noemer. Onder kleinverbruik aansluitingen is het mogelijk om een fiks aantal panelen op de verdeelkast aan te sluiten zonder dat de zekeringen van de aansluiting het begeven. Er zijn nogal wat projecten die (ver) over de 15 kWp aan capaciteit hebben liggen achter een KVB aansluiting. Dit kan zelfs in gunstige gevallen over de 50 kWp aan nominaal generator vermogen heen gaan (bijv. O/W opsstellingen, eventueel in combinatie met een piek begrenzer).

Vanwege de afspraken in de zogenaamde RES (regionale energie strategie), vallen projecten groter dan 15 kWp formeel onder de oude doelstelling om 35 TWh duurzame stroom productie gerealiseerd te krijgen. Deze doelstelling is later flink bijgesteld, naar maar liefst 55 TWh in 2030. De oude doelstelling blijkt zonder meer haalbaar, maar om de nieuwe te behalen, moet er nog heel wat werk verzet worden, volgens een recente rapportage van het Planbureau voor de Leefomgeving, PBL.

Kennelijk om een onderscheid te maken tussen installaties die niet onder de (oude) RES doelstellingen vallen (tot 15 kWp), en PV projecten vanaf 15 kWp (NB: de exacte afgrenzing blijft arbitrair), segmenteert Stedin vanaf 2020 zelfs voor de categorie KVB aansluitingen in deze 2 categorieën. En komt daarmee, wat de opgestelde resp. nieuwe capaciteiten betreft, tot de volgende hoeveelheden. Ten eerste, voor het kerngebied van Stedin excl. Zeeland:

  • EOY volume 2020 < 15 kWp 690 MWp (88% van totaal); >= 15 kWp 91 MWp (12%); totaal 781 MWp KVB
  • EOY volume 2021 < 15 kWp 929 MWp (89% van totaal); >= 15 kWp 115 MWp (11%); totaal 1.044 MWp KVB
  • EOY volume 2022 < 15 kWp 1.319 MWp (>89% van totaal); >= 15 kWp 162 MWp (<11%); totaal 1.481 MWp KVB
  • EOY volume 2023 < 15 kWp 1.857 MWp (88,5% van totaal); >= 15 kWp 241 MWp (11,5%); totaal 2.098 MWp KVB
  • YOY volume 2021 < 15 kWp 239 MWp (91% van totaal); >= 15 kWp 24 MWp (9%); totaal nieuwbouw 263 MWp KVB
  • YOY volume 2022 < 15 kWp 391 MWp (89% van totaal); >= 15 kWp 46 MWp (11%); totaal nieuwbouw 437 MWp KVB
  • YOY volume 2023 < 15 kWp 538 MWp (87% van totaal); >= 15 kWp 79 MWp (13%); totaal nieuwbouw 617 MWp KVB

Voor alleen provincie Zeeland gelden de volgende volumes:

  • EOY volume 2020 < 15 kWp 140 MWp (85% van totaal); >= 15 kWp 25 MWp (15%); totaal 165 MWp KVB
  • EOY volume 2021 < 15 kWp 169 MWp (86% van totaal); >= 15 kWp 28 MWp (14%); totaal 197 MWp KVB
  • EOY volume 2022 < 15 kWp 214 MWp (85% van totaal); >= 15 kWp 37 MWp (15%); totaal 251 MWp KVB
  • EOY volume 2023 < 15 kWp 275 MWp (85% van totaal); >= 15 kWp 50 MWp (15%); totaal 325 MWp KVB
  • YOY volume 2021 < 15 kWp 29 MWp (89% van totaal); >= 15 kWp 3,5 MWp (11%); totaal nieuwbouw 33 MWp KVB
  • YOY volume 2022 < 15 kWp 45 MWp (84% van totaal); >= 15 kWp 9 MWp (16%); totaal nieuwbouw 54 MWp KVB
  • YOY volume 2023 < 15 kWp 61 MWp (82,5% van totaal); >= 15 kWp 13 MWp (17,5%); totaal nieuwbouw 74 MWp KVB

Uit bovenstaande opsomming blijkt dat het relatieve aandeel van de KVB installaties vanaf een omvang van 15 kWp een bescheiden, maar niet uit te vlakken aandeel van het totale KVB volume uitmaakt, eind 2023. Ongeveer 11,5% in het kerngebied zonder Zeeland, resp. 15% in alleen Zeeland. Bij de nieuwbouw cijfers in 2023 is het aandeel van de installaties groter of gelijk aan 15 kWp iets groter, 13% voor het kerngebied van Stedin zonder Zeeland, en zelfs al 17,5% voor alleen Zeeland. Dat aandeel bij de nieuwbouw is de laatste drie jaar in beide gebieden toegenomen, zoals uit de getoonde cijfers blijkt, de grotere KVB projecten nemen aan betekenis toe.

In ieder geval kan in Stedin gebied exclusief Zeeland eind 2023 11,5% van de totale, resp. 13% van de in dat jaar toegevoegde capaciteit, onder de noemer "kleinverbruik" worden toegerekend aan de (oude) RES doelstellingen voor de veelbesproken (minimale) 35 TWh duurzame stroom productie op land. In alleen Zeeland is dat 15% (accumulatie), resp. 17,5% (nieuwbouw in 2023).

(9) Bronnen

Intern (eerdere berichtgeving over PV capaciteit in netgebied Stedin, resp. Enduris (Zeeland):

Zonnestroom statistiek update Stedin tm. eerste half jaar 2020 (15 juli 2020)

Netbeheerder Enduris (Zeeland) publiceert - spectaculaire - jaargroei cijfers zonnestroom (31 januari 2019)

Evolutie zonnestroom capaciteit en aantallen installaties kleinverbruik / PIR Stedin (24 januari 2019 & update 22 februari 2019)

(Voorlopige) jaargroei cijfers netbeheerder Stedin 2018 (8 januari 2019)

Correcties kleinverbruik capaciteit PV installaties & rating gemeentes in netgebied Stedin (17 december 2018)

Nieuwe zonnestroom capaciteit cijfers netbeheerder Stedin (20 augustus 2018)

Details progressie zonnestroom capaciteit Stedin netgebied (12 maart 2018)

Nieuwsbericht over PIR volgens Stedin (29 juli 2014)

Extern:

Stedin telt 1,7 miljoen nieuwe zonnepanelen op woningen in één jaar (persbericht Stedin, 23 januari 2023)

Stedin registreerde 1,3 miljoen nieuwe zonnepanelen op woningen in 2022 (persbericht Stedin, 27 januari 2023)

Opgesteld vermogen productie-installaties (Open Data van, o.a., aantallen PV-installaties en opgesteld nominaal generator vermogen, per kalenderjaar, en per gemeente, in het netgebied van Stedin. Excel files voor Stedin netgebied zonder Zeeland, en, apart weergegeven, ditto voor alleen Zeeland. Status update 31 december 2023)

Persbericht bij jaarverslag 2022 Stedin groep (21 februari 2023)

Jaarverslag 2022 Stedin Groep (incl. te downloaden pdf)



12 januari 2024: RVO update alle SDE regelingen zonnestroom tm. SDE 2022, 1 januari 2024 - 468 MWp realisaties PV projecten sedert oktober 2023, en 433 MWp beschikte capaciteit verloren gegaan. Nieuwe jaargroei 2023 voorlopig 1.277 MWp.

Begin van het nieuwe jaar 2024 is het laatste status overzicht voor de SDE regelingen bij RVO verschenen, met peildatum (1) januari 2024, met alle overgebleven beschikkingen en realisaties. In deze analyse wordt het grote zonnestroom deel-dossier weer in detail tegen het licht gehouden. In deze laatste kwartaal update voor 2023 werd een behoorlijke groei zichtbaar, van 468 MWp, verdeeld over netto 234 nieuw gerealiseerde beschikkingen, incl. verliezen bij oudere regelingen. Daarnaast is er ook weer een substantieel verlies te constateren aan eerder afgegeven beschikte capaciteit, wat is verdwenen uit de RVO records. Met alweer 578 verloren gegane toekenningen is tegelijkertijd namelijk ook weer ruim 433 MWp uit de boeken uitgeschreven, gelukkig wel veel minder dan het bijna record verlies in de voorgaande update. Het grootste verlies was zichtbaar bij de SDE 2021 regeling, die in de huidige update 371 beschikkingen, resp. 220 MWp aan toegekende capaciteit verloren zag gaan. Onder SDE 2022 en SDE 2020 II gingen ook de nodige volumes aan eerder beschikte capaciteit verloren, 80 resp. 66 MWp.

De nieuwe realisaties leidden, in cumulatie, begin het nieuwe jaar, tot een volume van 10.826 MWp aan (SDE) beschikt gerealiseerd PV vermogen, verdeeld over inmiddels 30.119 gerealiseerde aanvragen. Waarmee dus voor het eerst meer dan dertigduizend beschikkingen zijn gerealiseerd (niet 1 op 1 te verwarren met installaties, omdat talloze projecten meer dan 1 SDE beschikking hebben). De nieuwe toevoeging van ruim 433 MWp beschikt vermogen is 41% hoger dan de 331 MWp toename in de voorgaande update. En ligt, met genoemde 433 MWp, 9% boven het gemiddelde groei volume in de vier kwartalen van 2023. Gerekend naar het jaar van oplevering van de afzonderlijke beschikkingen, zou er een zeer voorlopige toename van slechts 1.277 MWp aan beschikte capaciteit zijn geweest in 2023, ruim 23% minder dan de aanwas in 2022. De verwachting is, dat deze cijfers nog flink zullen worden aangepast, maar dat de groei veel lager blijft dan in 2022.

De najaars-ronde van SDE 2018 blijft, met inmiddels met een nauwelijks toegenomen accumulatie van 1.738 MWp aan beschikte realisaties, kampioen van alle SDE regelingen, op behoorlijke afstand van de numero 2, de voorjaars-ronde van SDE 2017, waar 1.493 MWp van is gerealiseerd (volgens beschikt volume). Relateren we de nieuwe volumes aan het opgeleverde (beschikte) vermogen per dag, is er in de huidige versie, voor het totaal van alle SDE regelingen, in het 4e kwartaal van 2023, weer een duidelijke toename zichtbaar, naar gemiddeld 5,1 MWp per dag. In het 3e kwartaal was dat nog maar 3,6 MWp/dag.

In de huidige update is de voorjaars-ronde van SDE 2018 formeel afgesloten, er staan geen beschikkingen meer open voor deze regeling. Het is daarmee de 11e SDE regeling waarvoor alle (resterende) beschikkingen zijn ingevuld, danwel ingetrokken. Meer specifiek: de 8e SDE "+" ronde.

De verliezen van talloze eerder beschikte projecten blijven ook in de huidige update aanhouden, al zijn ze ditmaal gelukkig substantieel lager dan in de vorige update. Voor alleen de SDE "+" regelingen is, mede door het enorme, historisch geaccumuleerde verlies onder SDE 2020 I, al bijna 42% van het oorspronkelijk toegekende vermogen verloren gegaan. In totaal is er bij alle ooit toegekende SDE beschikkingen (SDE, SDE "+", en de eerste 3 SDE "++" regelingen, SDE 2020 II, SDE 2021 en SDE 2022) inmiddels al bijna 10,6 GWp aan beschikte PV capaciteit, verdeeld over bijna 27 duizend oorspronkelijke beschikkingen verdwenen. Hiermee heeft de PV sector reeds een maximale marktwaarde aan subsidies van bijna 9,5 miljard Euro laten verdampen sedert de start van de eerste SDE regeling, SDE 2008.

Met deze update resteert, tot en met de in een recente update toegevoegde SDE 2022, de derde officiële SDE "++" ronde, een nog in te vullen, beschikt volume van ruim 7,0 GWp, verdeeld over nog 4.495 overgebleven PV project beschikkingen in dit omvangrijke dossier. Dit artikel behandelt de actuele status update volgens de recentste cijfers gepubliceerd door RVO.



Introductie / samenvatting

Dit artikel behandelt in ieder geval de status update voor zonnestroom en, kort, thermische zonne-energie, gedateerd 1 januari 2024. De vorige analyse, voor de status op 1 oktober 2023, vindt u hier. Voor een overzicht van alle detail analyses vanaf mei 2017, zie de opsomming in de introductie van die update.

In deze meest recente update is bij de opgeleverde capaciteit, door RVO een "officieel" SDE beschikt zonnestroom volume opgegeven van 10.826 MWp (voor peildatum 1 oktober 2023 was dat 10.359 MWp), verdeeld over 30.119 project beschikkingen. In het overzicht van 1 oktober 2023 lag dat laatste nog op een volume van 29.885 gerealiseerde toekenningen. Het is voor het eerst in de lange SDE geschiedenis, sedert SDE 2008, dat er meer dan dertigduizend beschikkingen daadwerkelijk zijn "verzilverd" (gerealiseerd).

Vanaf de voorjaars-ronde van SDE 2017 staan er nog (enkele) beschikkingen open, maar in de huidige update van 1 januari 2024 heeft ook de voorjaars-ronde van SDE 2018 geen beschikkingen meer openstaan, en is ze dus te beschouwen als "ingevuld". Ook al heeft ook die regeling flink aan kracht moeten inboeten, met een totaal verlies van 1.909 beschikkingen, met een (beschikte) capaciteit van maar liefst 922 MWp. Momenteel is de realisatie status voor die afgesloten regeling 1.865 ingevulde beschikkingen, met een totale, overgebleven capaciteit van slechts 788,3 MWp.

De SDE 2017 I regeling had al sinds lange tijd het stokje van SDE 2014 overgenomen m.b.t. de door RVO bestempelde gerealiseerde capaciteit, en was de eerste SDE regeling ooit, waarvoor de invulling meer dan 1 GWp was. Dat is in de huidige update gestabiliseerd op 1.493 MWp. Het realisatie niveau is al langere tijd hoger onder nieuwe kampioen SDE 2018 II, die iets verder is uitgelopen naar 1.738 MWp aan gerealiseerd beschikt volume. In afnemende volgorde na bovengenoemde 2 zijn de realisatie volumes voor SDE 2017 II 1.265 MWp, SDE 2019 I 1.231 MWp (ruim 88 MWp groei t.o.v. vorige update), en SDE 2019 II, de 5e regeling met meer dan 1 GWp aan realisaties, inmiddels ruim 1.263 MWp (toename 81 MWp).

Vanaf SDE 2016 II zijn er al 8 SDE regelingen die het gerealiseerde volume van langjarig oud-kampioen, de SDE 2014 (inmiddels weer marginaal neerwaarts bijgesteld naar ruim 572 MWp), zijn gepasseerd.

Op het vlak van opgeleverde aantallen beschikkingen is SDE 2017 I weer iets verder uitgelopen op SDE 2014, met 2.756 t.o.v. 2.124 exemplaren. Er staan nog steeds maar 3 beschikkingen voor SDE 2017 I open, dus het verschil kan nog marginaal oplopen. SDE 2018 II, SDE 2019 I, en SDE 2017 II, zijn op dat punt de SDE 2014 ook al voorbij gestreefd, met inmiddels 2.440, 2.332, resp. 2.213 stuks. SDE 2020 I heeft, met inmiddels 2.299 realisaties, die historisch succesvolle oude regeling ook al ingehaald, ook al heeft die regeling tegelijkertijd met kolossale verliezen van beschikte projecten te maken gehad.

Er is, tm. de hier besproken RVO update, die alle resterende beschikkingen omvat incl. SDE 2022, in totaal al een enorm volume van bijna 10,6 GWp, aan beschikte SDE capaciteit, verdeeld over 26.733 beschikkingen, voor zonnestroom verloren gegaan (!) om diverse redenen. Hier wordt verderop in dit artikel dieper op ingegaan. In de huidige update staan, gecombineerd met de gecontinueerde verliezen onder oudere project beschikkingen, nog resterende volumes open van 4.495 beschikkingen, resp. 7.072 MWp. Vanaf 3 overgebleven exemplaren voor SDE 2017 I, tm. de slechts 149 overgebleven exemplaren voor "grote verliezer" SDE 2020 I (SDE "+"), en de 373 resterende beschikkingen voor SDE 2020 II (SDE "++"). 2.637 overgebleven exemplaren voor SDE 2021, en 1.249 voor de in een vorige update toegevoegde SDE 2022 completeren het geheel aan resterend potentieel.

In het huidige artikel presenteer ik zoveel mogelijk de harde, actuele, "officiële" cijfers, mijn commentaar, en interpretaties. En geef ik uiteraard ook weer actuele updates van grafieken en tabellen.

Voetnoot
Veel projecten worden de laatste jaren (soms fors) kleiner gerealiseerd dan waarvoor ze oorspronkelijk zijn beschikt. Wat mogelijk (deels) met de grote problemen met aansluitingen, en overgebleven capaciteit voor grootverbruikers op het net heeft te maken. In ieder geval is het gevolg de al jaren door Polder PV gesignaleerde trend, dat RVO de omvang van de gepubliceerde beschikkingen neerwaarts bijstelt in de meest actuele updates over de SDE regelingen. Als dit geschiedt bij een SDE regeling, waarbinnen weinig "activiteit" (lees: nieuwbouw) is geweest sinds de voorlaatste rapportage, kan het gevolg zijn, dat de totale overgebleven beschikte capaciteit binnen die regeling lager uitpakt dan in de voorgaande update.


Complete evolutie SDE dossier voor zonnestroom


Update van de grafiek gepresenteerd voor de status van 1 oktober 2023, met de nieuwe cijfers voor 1 januari 2024 toegevoegd (laatste kolom achteraan). Ik heb voor het huidige overzicht wederom de fysieke optelling genomen van de (overgebleven) beschikte volumes van alle gerealiseerde projecten in de recent gepubliceerde spreadsheet van RVO. In deze update zijn de volumes aan gerealiseerde PV beschikkingen van de SDE 2020 II, SDE 2021, en de 2 SDE 2019 rondes het meest significant gegroeid.

Merkwaardige correcties SDE 2022 alweer ingehaald door de realiteit

In de voorlaatste update rapporteerde ik een merkwaardig fenomeen, dat in de eerste SDE lijst incl. SDE 2022 hogere volumes voor die laatste regeling werden getoond, dan in de eerste kamerbrief over de afronding ervan. De realiteit heeft die anomalie alweer ingehaald. Door de bij alle regelingen optredende uitval van zowel aantallen als capaciteit van beschikte projecten, zijn de huidige overgebleven volumes alweer een stuk lager. De Kamerbrief repte van 1.505 beschikkingen, resp. 1.913 MWp toegekend vermogen. De update van begin januari 2024 geeft nog maar 1.249 overgebleven toekenningen, resp. 1.377 MWp op. Dat zijn al forse uitval percentages van 7,7% (aantallen), resp. 26,1% (!) voor de capaciteit, t.o.v. de eerst-rapportage in de Kamerbrief van Jetten. Met name dat laatste heeft een hoge impact op de "haalbaarheid" van doelstellingen, de te verwachten volumes eroderen waar we bij staan.

Dit alles daargelaten, de totale groei is in het laatste kwartaal van 2023 gelukkig weer wat hoger geweest geweest t.o.v. de aanwas in de voorgaande versie, zoals getoond rechtsboven in bovenstaande grafiek. De wijzigingen t.o.v. de vorige update zijn als volgt. Voor de details, zie ook de bekende tabel, verderop in deze analyse.

Tot en met SDE 2018 I is er, op een opvallende hoeveelheid neerwaartse correcties van oudere aantallen beschikkingen en capaciteiten (inmiddels bij 11 oudere SDE regelingen!) na, weinig gewijzigd. Pas vanaf SDE 2018 II is er wat nieuw gerealiseerd vermogen terug te vinden in het RVO overzicht, en wel 2,0 MWp, waarmee die regeling op het nieuwe record niveau kwam van 1.738 MWp beschikt, gerealiseerd volume. Alle overige SDE regelingen verloren wederom - soms forse - hoeveelheden beschikkingen en capaciteit, maar er waren daar gelukkig ook de nodige realisaties. SDE 2019 I verloor 17,0 MWp, vermoedelijk door neerwaartse bijstellingen van de nodige beschikkingen, er kwam tegelijkertijd 88,4 MWp aan realisaties bij. In totaal is er nu 1.231 MWp aan realisaties over. De eerder met massieve afwijzingen geconfronteerde SDE 2019 II verloor 2,2 MWp aan beschikte capaciteit, voegde 81,2 MWp aan realisaties (beschikt) toe, resulterend in een netto accumulatie van 1.263 MWp. SDE 2020 I verloor 39,2 MWp bovenop de in eerdere updates al gesignaleerde kolossale verliezen, realiseerde 43,3 MWp, en kwam daarbij op een realisatie niveau van totaal 842 MWp.

De hoogste realisatie vinden we bij de 1e 2 SDE "++" regelingen. SDE 2020 II verloor weliswaar 65,8 MWp aan capaciteit (aangepaste beschikkingen), maar er werd binnen deze regeling ook 140,4 MWp opgeleverd, het hoogste niveau in de huidige update. Dit leidde tot een totale realisatie van totaal 475 MWp. Hier bovenop kwam een volume van inmiddels 268 MWp onder de SDE 2021 regeling, die met het hoogste verlies werd geconfronteerd (220 MWp in de min), maar tegelijkertijd 97,3 MWp groeide in de huidige update.

In deze update werd onder de laatste officiële SDE "++" regeling, SDE 2022, 80,2 MWp afgevoerd uit het beschikte volume, en werd er 15,6 MWp toegevoegd. Waarmee het totaal aan gerealiseerde beschikkingen uitkwam op 45 MWp.

Systeemgemiddelde capaciteit bij de realisaties

Als we terugrekenen naar gemiddelde capaciteit per beschikking die in het laatste kwartaal is gerealiseerd zien we, zoals is te verwachten, een behoorlijke spreiding tussen de SDE regelingen onderling. Deze varieert tussen de 355 kWp bij de nieuwkomer projectjes onder SDE 2022, tot al flinke (gemiddelde) projecten onder de 2 SDE 2019 regelingen: 8,1 MWp onder SDE 2019 II (gemiddelde van 10 gerealiseerde beschikkingen), resp. 9,8 MWp onder SDE 2019 I (gemiddelde van 9 toekenningen). Bij die laatste opleveringen zitten uiteraard de nodige grotere zonneparken en Big Roofs, die de gemiddeldes flink opstuwen.

Totale progressie - realisatie

Sedert de voorlaatste update van oktober 2023 (10.359 MWp geaccumuleerd) is er netto 467,9 MWp gerealiseerde beschikte capaciteit bijgekomen. Dit is het netto effect van (a) gerealiseerde groei bij meestal recentere SDE regelingen, (2) extra gerealiseerde nieuwe volumes bij de in een recente update pas opgenomen SDE 2022, en (c) de uit de voorgaande bestanden weer verwijderde beschikte capaciteit (diverse redenen mogelijk). Het netto resultaat is weer een forse 41% hoger dan de 331 MWp nieuw volume in de oktober update.

Toenames afgelopen updates; evolutie MWp realisaties PV projecten per dag

Achtereenvolgens waren de nieuwe volumes t.o.v. de voorgaande RVO updates als volgt: Tussen januari en juni 2022 zeer sterke terugval naar een toename van slechts 189 MWp. Een toename naar 584 MWp nieuw beschikt vermogen genoteerd door RVO, tussen juli en begin oktober 2022. In het laatste kwartaal van 2022 werd daar nog eens 505 MWp nieuw beschikt vermogen aan toegevoegd. In het eerste kwartaal van 2023 viel het nieuw bijgeschreven volume terug, naar ruim 317 MWp, in het tweede kwartaal was er weer een stevige toename van ruim 598 MWp, maar het derde kwartaal gaf weer een duidelijke terugval te zien van 331 MWp nieuw netto vermogen. Het laatste kwartaal gaf weer een positief resultaat van 468 MWp.

Als we, voor een eerlijker vergelijking, terug rekenen naar het aantal dagen tussen de peildata, (die behoorlijk kunnen verschillen, zie de afstanden tussen de updates in de grafiek), komen we met de volgende bevindingen. In het kwartaal tussen april en juli 2022 was de groei sterk ondermaats, slechts 2,1 MWp gemiddeld per dag. We moeten naar de update van 4 oktober 2018 teruggrijpen voor nog lagere relatieve groeicijfers (iets lager dan 2 MWp/dag). Dat is ruim 5 jaar geleden, dus dat zegt wel iets over de status quo in de huidige projecten markt. Tussen juli en oktober 2022 hadden we tijdelijk weer een hoog niveau te pakken, van gemiddeld 6,3 MWp/dag. Gevolgd door een iets lager, maar nog steeds hoog niveau, van 5,5 MWp/dag tussen begin oktober en eind december 2022. In het eerste kwartaal in 2023 viel het verder terug naar gemiddeld 3,5 MWp/dag, maar in het tweede kwartaal was er weer een gezonde groei van de bijschrijvingen, van gemiddeld 6,6 MWp/dag. Dat is in het 3e kwartaal echter weer terug gevallen naar een niveau van gemiddeld 3,6 MWp/dag, en in het laatste kwartaal weer toegenomen naar gemiddeld 5,1 MWp/dag.

Genoemde 5,1 MWp gemiddeld per dag in het SDE dossier komt uiteraard bovenop andere realisaties bij projecten die andere incentives kennen (zoals EIA, SCE - "postcoderoos 2.0", subsidies voor sportinstellingen, VvE's, MIA / Vamil, Dumava, etc.), of zelfs helemaal geen subsidies. Zoals vaak bij nieuwbouw projecten, waarin eventuele PV daken in de bouwsom worden meegenomen. Dit nog exclusief de ook nog steeds booming residentiële markt, inclusief de grote portfolio's die bij de huur corporaties worden uitgerold (volumes: qua toegevoegde MWp-en onbekend, maar groot).

Voor de evolutie van deze relatieve maatvoering in uitsluitend het RVO - SDE dossier, heb ik een nieuwe versie van de in een recente update nieuw gemaakte grafiek hier onder getoond:

Deze grafiek toont de gemiddelde groei van de nieuwe capaciteit per dag tussen twee RVO updates, daarbij rekening houdend met het aantal dagen tussen de peildata van de gepubliceerde rapportages. Tm. 2015 gebeurde er relatief weinig, met de laagste toename eind 2013 (22 kWp gemiddeld per dag nieuw volume gerealiseerd in die periode). Vanaf 2016 zijn de administratieve bijschrijvingen in de SDE gedreven projectenmarkt merkbaar gegroeid, vielen ze in 2020 kort terug, en lieten daarna nog sterkere wisselingen van het tempo te zien. Om te culmineren in het eerste kwartaal van 2022, met een record niveau van gemiddeld 8.776 kWp per dag toegevoegd in die periode. Het tweede kwartaal was heel wat minder actief, er volgde nog een "piek" van 6,3 MWp/dag in het derde kwartaal. Daarna namen de gemiddelde volumes weer sterk af, naar 3.527 kWp/dag in het eerste kwartaal van 2023. In het tweede kwartaal werd er gemiddeld weer een bijna dubbel zo groot volume bijgeschreven, 6.575 kWp/dag. De vijfde hoogste toename in de administratie historie van de SDE regelingen. Het daar op volgende QIII viel echter weer terug naar het niveau van QI 2023, met 3.593 kWp/dag gemiddeld nieuwe realisaties, gevolgd door alweer een opleving, van 5.086 kWp/dag in het laatste kwartaal van 2024.

Alles bij elkaar opgeteld is er inmiddels, binnen het SDE dossier, voor een beschikt volume van 10.826 MWp aan "officieel gerealiseerde" PV-projecten, en dus met "ja vinkje" in de gepubliceerde lijst, bekend bij RVO, die een (of meer) SDE beschikking(en) hebben. Zoals te zien bovenaan de laatste kolom in de eerste grafiek in dit artikel. In werkelijkheid is er echter al meer aan het net gekoppeld, omdat er flinke administratieve vertragingen zijn in de verwerking van data bij RVO. Polder PV heeft daar honderden voorbeelden van in zijn eigen project overzichten.


(Nieuwe) afvallers update 1 januari 2024

Terugkerend naar de eerste grafiek: bij de oudste regelingen, SDE 2008 tm. SDE 2016 II zal er niets meer bijkomen, er staan geen beschikkingen meer "open" voor die regelingen. Daar is in de huidige update SDE 2018 I bijgekomen. De 2 in de oktober 2023 update nog overgebleven beschikkingen zijn niet gematerialiseerd, en kennelijk (definitief) ingetrokken. Wel zijn er in recentere updates nog steeds, regelmatig, om niet gespecificeerde redenen beschikkingen, soms zelfs voor reeds (lang) gerealiseerde projecten, afgevallen. Redenen zouden kunnen zijn: brand, diefstal, hagel schade, installatie afgebroken, verhuizing / nieuwe eigenaar niet geïnteresseerd in subsidie perikelen, of een onbekende, andere reden. Die verloren gegane volumes zijn hier onder in detail weergegeven t.o.v. de update van 1 oktober 2023. Zie ook de bespreking van de uitgebreide update voor de totale volume accumulaties in de tabel verderop.

Let hierbij op, dat het aantal verloren gegane beschikkingen en de capaciteiten beslist niet hoeven te "corresponderen". Zoals eerder in een voetnoot opgemerkt, zie ik al langere tijd, dat RVO, inmiddels zeer regelmatig forse (altijd: neerwaartse) bijstellingen van eerder beschikte capaciteiten doorvoert in haar SDE lijsten, die dus niet gepaard gaan met uitschrijving van de betreffende beschikte projecten. NB: "projecten" derhalve beter te lezen als "beschikkingen", omdat er regelmatig meer dan 1 beschikking voor een en hetzelfde "PV project" wordt aangevraagd en afgegeven (meestal uit verschillende jaargangen, maar niet noodzakelijkerwijs). RVO besteedde zeer recent ook weer aandacht aan wat zij de "vrijval" van capaciteit noemen, met de nodige cijfers, "Monitor Zon-pv 2023 in Nederland" (9 okt. 2023). Polder PV bericht hier al vele jaren over, en documenteert de volumes op basis van de meest recente RVO data.

Polder PV heeft van projecten met meer dan 1 SDE beschikking honderden voorbeelden in zijn overzichten staan. De grootste projecten, vanaf 500 kWp per stuk, waarvoor SDE beschikkingen zijn uitgegeven in mijn overzicht, 2.441 stuks, hebben gemiddeld zo'n 1,28 beschikking per project. Ook dat is in de sector kennelijk extreem slecht bekend, want je hoort er verder niemand over, en/of de implicaties worden verzwegen. Zelfs door bekende analisten in de markt. Ook bij RVO wordt hier met geen woord over gerept.

  • SDE 2008 wederom weer 22 beschikkingen minder, 35 kWp (waarschijnlijk grotendeels residentieel, of kleine projecten achter andersoortige kleinverbruik aansluiting; mogelijk verder gaande uitval van oorspronkelijk beschikte eerste SDE projecten bij beginnende afloop subsidie periode ?)
  • SDE 2009 5 beschikkingen minder, 23 kWp
  • SDE 2010 4 beschikkingen minder, 13 kWp
  • SDE 2011 1 beschikking minder, 28 kWp
  • SDE 2012 1 beschikking minder, 170 kWp (er zijn nog maar 32 beschikkingen, gerealiseerd, over, slechts 4,3 MWp!)
  • SDE 2014 5 beschikkingen minder, 964 kWp
  • SDE 2016 I 4 beschikkingen minder, 282 kWp
  • SDE 2016 II 1 beschikking minder, 26 kWp
  • SDE 2017 I 2 beschikkingen minder, 140 kWp
  • SDE 2017 II 2 beschikkingen minder, 42 kWp
  • SDE 2018 I 2 beschikkingen minder, 52 kWp
  • SDE 2018 II 2 beschikkingen minder, 6,8 MWp minder (!)
  • SDE 2019 I 8 beschikkingen minder, 32,9 MWp
  • SDE 2019 II 1 beschikking minder, 2,2 MWp
  • SDE 2020 I 15 beschikkingen afgevoerd, 39,2 MWp minder
  • SDE 2020 II 96 beschikkingen afgevoerd, 65,8 MWp
  • SDE 2021 371 beschikkingen minder (hoogste wegval voor aantallen in huidige update), 220,1 MWp minder (idem)
  • SDE 2022 41 beschikkingen minder, 80,2 MWp minder.

Wederom opvallend in bovenstaand overzicht, is, dat bijna alle SDE regelingen inmiddels zowel beschikkingen als capaciteit hebben verloren in de huidige RVO update. Alleen SDE 2013 en SDE 2015 zijn ditmaal "ongeschonden" gebleven. Met het verlies van alweer een beschikking, is de overgebleven realisatie onder SDE 2012 bijna marginaal geworden...

De totale uitval t.o.v. de vorige update betreft een volume van 578 beschikkingen (in de vorige update lag dat wat lager, 515 stuks), met, een verlies van 433,2 MWp aan (oorspronkelijk) beschikte capaciteit. Dat was gelukkig substantieel lager dan het hoge niveau in de vorige update (verlies toen bijna 1.546 MWp). Ditmaal was het verlies bij zowel de aantallen als bij de capaciteit onder de tweede SDE "++" regeling, SDE 2021, het grootst, (371 beschikkingen, resp. 220 MWp minder). Bij de capaciteit trad het verlies record op in de update van april 2022. Toen viel zelfs 1.624 MWp weg, het grootste volume onder SDE 2020 I. In nog oudere updates waren het vooral de twee SDE 2017 rondes die zeer fors moesten incasseren met talloze verdwenen beschikkingen en capaciteiten. De grote klappen werden daarna vooral aan de twee SDE 2018 rondes, SDE 2019 I en SDE 2020 I toebedeeld. De verliezen zijn weliswaar een stuk minder dan in de vorige update, maar ze blijven hoog, wat ongetwijfeld te maken heeft met de vele problemen in de oververhitte markt, met de netcapaciteit als permanent etterende zweer die realisaties niet makkelijk maakt.

Voor het hoge verlies onder de kersvers toegevoegde SDE 2022 regeling in de vorige update, zie de voetnoot die ik daar aan wijdde (zelfs nogal wat grote zonnepark beschikkingen verdwenen).

Triest lijstje verliezen, impact wel minder in huidige update

In de historie van het SDE gebeuren zijn grote volumes aan afgegeven beschikkingen, gerelateerd aan capaciteit verloren gegaan, per RVO update. In de oktober 2023 update heb ik die voor het laatst op een rijtje gezet, zie aldaar. Ook zijn daar de percentages verliezen per regeling gememoreerd. Die vindt u verder ook terug in de grote SDE tabel verderop. Hier komt nu dus weer 433 MWp nieuw verlies bovenop. Om u een idee te geven van de impact van dat laatste cijfer: gerekend met moderne PV modules van 450 Wp (plm. 2,21 m²) per stuk, hebben we het, wat het verlies in de huidige, laatste update betreft, alweer over een niet gerealiseerd potentieel van ruim 960 duizend zonnepanelen, met een gezamenlijke oppervlakte van zo'n 213 hectare, in een periode van 3 maanden tijd...

Uitval totalen en percentages t.o.v. oorspronkelijke beschikkingen

Wat de aantallen verloren gegane beschikkingen betreft, zijn de procentuele verliezen momenteel het hoogst: onder de 3 SDE regelingen SDE 2008 (-46,9% t.o.v. oorspronkelijk beschikt), onder de 14 SDE "+" regelingen SDE 2012 (-70,9%), resp. onder de 3 SDE "++" regelingen SDE 2020 II (-63,5%). Bij de capaciteit zijn de grootste verliezers voor deze 3 super categorieën te vinden bij dezelfde regelingen. Dus, wederom SDE 2008 (-40,5%), SDE 2012 (-74,6%), resp. SDE 2020 II (-36,6%).

Het allergrootste deel van de omvangrijke verliezen betreft beschikkingen voor dakgebonden projecten. Toekenningen voor grondgebonden en/of drijvende zonneparken worden zelden terug getrokken, omdat er door ontwikkelaars vaak al veel geld in de plannen is gestoken, er al vroeg netcapaciteit is gecontracteerd met de regionale netbeheerder, en er een grondige (soms zelfs jaren lange) voorbereiding heeft plaatsgevonden. De meeste grondgebonden projecten met SDE beschikking(en) die in het verleden waren gestaakt, en die Polder PV in een apart overzicht bijhoudt, betreft kleinere projecten, met enkele honderden kWp tot een paar MWp in de oorspronkelijke plannen. Hier is voor het eerst in de update van oktober 2023 verandering in gekomen, toen een behoorlijke hoeveelheid grotere zonnepark beschikkingen waren ingetrokken, en waarvan gehoopt is, dat ze onder iets minder ongunstige condities, onder SDE 2023 opnieuw konden indienen. Dat indienen is waarschijnlijk wel gelukt, maar omdat die regeling extreem overtekend is, is er een behoorlijk groot gevaar, dat die herindieningen alsnog (deels) zijn / worden afgewezen door RVO. Daar horen we later ongetwijfeld meer over.

Voor de eerder gesignaleerde forse uitval onder SDE 2017 was al vroeg gewaarschuwd, door Siebe Schootstra op Twitter (m.b.t. SDE 2017 en 2018, en later wederom m.b.t. SDE 2018). Dit in verband met een geclaimd slecht business model voor bedrijven met hoog eigenverbruik van via een SDE beschikking gegenereerde hoeveelheid zonnestroom, waarvoor lagere subsidie bedragen dan voor directe net-invoeding zijn gaan gelden (rooftop projecten). Het verlies voor de voorjaars-ronde van SDE 2018 is met 2 toegenomen en definitief (tenzij achteraf alsnog beschikkingen uitvallen). Er staan vanaf de huidige update geen beschikkingen meer open voor die regeling.

De grote gesignaleerde en gedocumenteerde verliezen in de eerdere updates zijn in ieder geval beslist slecht nieuws, ook voor Den Haag. Alle moeite die voor de hier dus definitief afgevoerde projecten is gedaan, honderden miljoenen Euro's aan SDE subsidie toezeggingen, alle duur betaalde ambtelijke tijd (en flinke consultancy uitgaven voor ontwikkelaars) die hiermee zinloos is verspild: dat alles is voor niets geweest...

Bijna 9,5 miljard Euro misgelopen door de PV sector

Bovendien is het voor de branche organisatie ook zeer slecht nieuws, zeker in de huidige crisis tijd, met de hoge (doch weer afnemende) energie- en grondstof prijzen, flinke problemen bij de uitvoering van - vaak enorme - project portfolio's, grote krapte op de arbeidsmarkt voor gespecialiseerd - en kundig - personeel, en chronische problemen met beschikbare net-capaciteiten. Alle beschikte (overgebleven) PV projecten tm. SDE 2022 hebben een maximale subsidie claim van, inmiddels, 15,4 miljard Euro (over een periode van max. 15 jaar exclusief "banking year"), tm. SDE 2021 is dat momenteel nog 14,6 miljard Euro. In de versie van 1 juli 2023 was het overgebleven maximale subsidie bedrag tm. SDE 2021 nog bijna 14,9 miljard Euro, waarmee inmiddels alweer maximaal 269 miljoen Euro in een kwartaal tijd is verdampt voor de sector. Gelukkig veel lager, dan de ruim 609 miljoen verlies in de vorige update. In april 2022 was er een catastrofaal verlies van 1.284 miljoen Euro vanwege de enorme hoeveelheid beschikkingen die toen met name voor de SDE 2020 I regeling verloren gingen.

Oorspronkelijk is er vanaf SDE 2008 tot en met SDE 2022 voor zonnestroom maximaal voor zo'n 24,8 miljard Euro aan subsidie toekenningen uitgegeven door RVO en haar voorgangers. Gezien bovenstaande cijfers, hebben de zonne-energie branche, en de talloze niet aangesloten binnenlandse en buitenlandse organisaties die ook PV projecten ontwikkelen, nu al voor bijna 9,5 miljard Euro aan (maximaal haalbare) subsidie beschikkingen voor fotovoltaïsche capaciteit laten liggen. Daar hadden mooie dingen mee gedaan kunnen worden, de afgelopen jaren ...


Het goede nieuws - (nieuwe) realisaties update 1 januari 2024

Uiteraard zijn er ook projecten cq. beschikkingen tussentijds "volgens de administratieve definities" van RVO gerealiseerd. Deze zijn, per regeling, benoemd in de sectie onder de eerste grafiek in dit artikel.

Bij elkaar is er een totaal van 281 nieuwe formeel gerealiseerde beschikkingen, met een beschikt volume van 469,6 MWp t.o.v. de oktober 2023 update toegevoegd tm. SDE 2022. Tegelijkertijd zijn er echter ook, bij 10 van de oudste regelingen, 47 beschikkingen verdwenen, en is er in totaal 1.723 kWp aan beschikte capaciteit afgeschreven. Dit betreft zeer waarschijnlijk deels neerwaartse bijstellingen van kleiner dan beschikt opgeleverde projecten. Bij elkaar genomen is het netto resultaat van al deze wijzigingen, t.o.v. de status in oktober (incl. SDE 2022), dus 234 meer beschikkingen met "ja vinkje", resp. 467,9 MWp capaciteit toegevoegd.

Het absolute record bij de capaciteit nieuwbouw was te vinden in de update van 4 januari 2021, toen 891 MWp werd toegevoegd aan de SDE records bij RVO. In eerdere regelingen werden hogere aantallen beschikkingen gerealiseerd, maar die waren per stuk flink kleiner, dan wat er tegewoordig gemiddeld genomen wordt opgeleverd vanuit de SDE regelingen.

Met alle SDE regelingen bij elkaar, is het in de huidige update voor het eerst in de geschiedenis, dat er meer dan dertigduizend toekenningen de status "realisatie" hebben bereikt, en die niet om een of andere reden weer zijn afgevoerd uit de RVO databank. Meer precies: 30.119 exemplaren.

Disclaimer

Let altijd op, dat de "capaciteit" (deze update, 468 MWp "netto groei" sedert oktober 2023) beslist niet het daadwerkelijke, fysiek gerealiseerde volume is, of hoeft te zijn. RVO geeft dat namelijk in de meeste gevallen niet op. Zoals meermalen gesteld, heb ik van talloze projecten met SDE subsidies fors verschillende opgeleverde capaciteiten in mijn spreadsheet staan, die soms wel tot 30% kunnen afwijken van het capaciteit cijfer getoond in de RVO lijsten. Zowel afwijkend naar boven, als naar onder. RVO stelt de laatste paar jaar wel, en steeds vaker, de opgevoerde toegekende projecten middels (neerwaartse !) correcties bij t.o.v. de eerder beschikte volumes. Ze noemen dat "vrijval", maar ze beperken, erg vreemd, het tellen daarvan tot project beschikkingen waarvan de realisatie minder dan 90% bedraagt t.o.v. oorspronkelijk beschikking (capaciteit, zie Monitor 2023). Daar staat tegenover, dat voor projecten die groter worden uitgevoerd dan waarvoor staat beschikt, zeker in het verleden vaak gesignaleerd, RVO de beschikte capaciteiten bijna nooit aanpast in hun overzichten. Bovendien kunnen we nog heel wat meer neerwaartse bijstellingen gaan verwachten van reeds opgeleverde projecten, omdat informatie over feitelijke realisaties pas (zeer) laat op de RVO burelen kan arriveren. Die correcties verschijnen dan pas achteraf, in toekomstige updates.

Voor de details van alle wijzigingen en "overgebleven" aantallen bij de verschillende categorieën, en de diverse SDE regelingen, zie de volgende tabel hier onder.


Progressie bij de deel-dossiers van de SDE regelingen

Voor uitgebreide toelichting bij de (inhoud van de) tabel, zie artikel met analyse status 3 april 2017.


^^^
KLIK
op plaatje voor uitvergroting (komt in apart tabblad ter referentie, naast tabblad met tekst artikel)

In deze regelmatig door Polder PV ververste hoofd-tabel alle relevante bijgewerkte zonnestroom cijfers voor de aantallen en Megawatten voor alle (bekende) SDE regelingen, waarbij de derde SDE "++" ronde (SDE 2022) in een vorige update is toegevoegd, en, na al rappe eerste wijzigingen t.o.v. de Kamerbrief waarin de afronding van die regeling werd aangekondigd, al snel met forse verliezen is geconfronteerd. De tabel bevat verder de actuele cijfers van de update van 1 januari 2024 voor alle oudere regelingen. Links de oorspronkelijk beschikte volumes, in rood de actuele status van wat RVO met de huidige (detail) update nog in portfolio heeft staan, in blauw de daar uit resulterende, verloren gegane hoeveelheden t.o.v. oorspronkelijk toegekend. In groen volgen de fysieke volumes, volgens administratieve normen van RVO geldende "opgeleverde" (gerealiseerde) project beschikkingen. De laatste vier kolommen betreffen de overgebleven hoeveelheden, nog in te vullen (of t.z.t. af te voeren) beschikkingen van de betreffende SDE regimes. Ook wel: de projecten "pijplijn" genoemd.

Zowel voor de aantallen als voor de beschikte capaciteit waren de oorspronkelijke toevoegingen onder de najaars-ronde van SDE 2018 aanvankelijk wederom record hoeveelheden, die de voorgaande records onder de voorjaars-ronde van 2017 hebben vervangen. Het aantal beschikkingen onder de voorjaars-ronde van SDE 2019 had het stokje op dat punt van die van het voorgaande jaar overgenomen, met een record van 4.738 toekenningen door RVO. SDE 2019-II viel echter weer sterk terug, vanwege zeer hoge uitval als gevolg van de extreme overtekening van het beschikbare budget. En het feit, dat door felle competitie met andere projecten, alleen de beschikkingen overbleven die laag hebben ingezet met het betreffende fase bedrag. Dat zijn grotendeels alleen de grotere projecten geweest, talloze aanvragen voor kleinere rooftop projecten zijn binnen die regeling gesneuveld.

De laatste SDE "+" ronde, SDE 2020 I, verzette wederom alle piketpalen. Onder die ronde zijn zowel bij de aantallen oorspronkelijk goedgekeurde beschikkingen (6.882 exemplaren), als de daarmee gepaard gaande toegekende capaciteit (3.440,1 MWp), destijds nieuwe records gevestigd (dikke rode kader voor aantallen). Waarbij ook rekenschap gehouden moet worden met het feit, dat onder SDE 2017 I tm. SDE 2018 II er telkens 6 miljard Euro was te vergeven, sedert SDE 2019 I echter nog maar 5 miljard Euro per ronde (NB: voor álle projecten, niet alleen voor zonnestroom). Op het gebied van de toegekende capaciteit, werd dat record echter al snel verbroken onder de SDE 2020 II regeling, met 3.602,9 MWp aan toegekende capaciteit. Dat was geen lang leven beschoren, want SDE 2021 heeft dat alweer verbeterd naar 3.790 MWp (rood kader), met slechts ruim de helft van het aantal beschikkingen onder SDE 2020 I. Daarbij de voortdurende schaalvergroting in de projecten markt nogmaals benadrukkend: er worden gemiddeld genomen steeds grotere projecten aangevraagd, en toegekend.

Bij de oudere "SDE" voorgangers waren de oorspronkelijk beschikte aanvragen maximaal bij SDE 2008 (8.033 oorspronkelijke beschikkingen), bij de capaciteit was het SDE 2009, die voor de twee varianten bij elkaar ("klein" resp. "groot" categorie) 29,0 MWp kreeg beschikt (dunne rode kaders).

SDE 2022

SDE 2022 heeft geen records gebroken, mede omdat de competitie met andere CO2 verminderende modaliteiten fel was, er al langer structurele netproblemen zijn waardoor in veel gevallen er geen aanvraag voor grote projecten gedaan kunnen worden in veel locaties, omdat de eisen voor zonnestroom projecten steeds stringenter zijn geworden, én omdat de kostprijzen zijn gestegen i.p.v. gedaald.

Volgens de Kamerbrief zouden er oorspronkelijk 1.505 beschikkingen voor PV projecten zijn afgegeven, goed voor 1.913,1 MWp, maar bij RVO bleken oorspronkelijk iets hogere volumes te zijn genoteerd, waar verder niets over is geventileerd op de sites van Min. EZK of RVO (zie update juli 2023). Voor deze regeling zijn vanaf de huidige update de startwaarden bij RVO weergegeven onder de "oorspronkelijk beschikte volumes".

Wegval beschikkingen en capaciteiten

In oranje veldjes heb ik in het blok "overgebleven beschikte volumes" bij de primaire data wederom aangegeven dat er negatieve wijzigingen zijn geweest t.o.v. de status in de voorgaande update (oktober 2023). Ditmaal zijn bij de meeste regelingen deze negatieve wijzigingen zowel bij de aantallen als bij de capaciteit voorgekomen. Met name de meest recente regelingen kennen de meest forse neerwaartse bijstellingen, bij zowel de aantallen als de daarmee gepaard gaande capaciteiten van de project beschikkingen.

Data in de overige "blanco" veldjes zijn niet meer gewijzigd sedert de vorige update van 1 oktober 2023.


(a) Verloren gegane beschikkingen t.o.v. de oorspronkelijk toegekende volumes (blauwe sectie in tabel), accumulaties - bijna 10,6 GWp aan capaciteit teloor gegaan

Er is t.o.v. de accumulatie status getoond in de vorige update wederom een behoorlijk verlies aan beschikkingen en daarmee gepaard gaande, eerder toegekende capaciteit gesignaleerd. Beschikkingen die, om wat voor reden dan ook, zijn ingetrokken, of die alsnog ongeldig zijn verklaard door RVO, zie ook paragraaf "nieuwe afvallers" hier boven. Voor de langdurig een dominante rol spelende, in een vorige update formeel afgesloten SDE 2014 is na al die jaren in totaal een (theoretische) capaciteit van 310 MWp verspeeld (overgebleven: 2.124 project beschikkingen, inclusief latere uitval van realisaties). Het capaciteits-verlies is opgelopen tot 35% (aantallen: bijna 29%) ten opzichte van oorspronkelijk beschikt. Nog steeds "lekt" er af en toe wat volume weg uit deze, en andere oudere regelingen.

Deze populaire oudere regeling is op het gebied van capaciteit verlies echter in (extreem) negatieve zin overtroefd door meerdere latere regelingen. Cumulatief gingen daarbij met name de volgende grote volumes aan beschikte capaciteiten verloren: 385,1 MWp onder SDE 2016 II, 636,7 MWp onder SDE 2017 II, 860,6 MWp onder SDE 2017 I, 921,9 MWp onder de in deze update "afgesloten" SDE 2018 I, 1.172,7 MWp onder de voorjaars-regeling van SDE 2019, resp. 1.197,6 MWp onder SDE 2018 II, en, bij fast riser met de capaciteits-uitval, SDE 2020 II, met al een verlies van 1.318,6 MWp. Absoluut record houder blijft de eerder al regelmatig met catastrofale verliezen geconfronteerde laatste SDE "+" regeling, SDE 2020 I, die er in de huidige update nog een kleine schep bovenop heeft gedaan. Inmiddels is deze regeling, waarvoor ooit 3.440 MWp was toegekend voor zonnestroom projecten, al een record volume van 2.084,6 MWp aan beschikte capaciteit kwijtgeraakt, bijna 61% van oorspronkelijk toegekend volume (gemarkeerd in de tabel). Bij de aantallen beschikkingen was het nog erger, er is al ruim 64% van de beschikkingen verdwenen (4.434 stuks). Een waar slachtveld voor die regeling.

De najaars-regeling van SDE 2019 heeft nog een relatief beperkt teloorgegaan volume van 278,8 MWp, maar bekend is dat er voornamelijk (zeer) grote beschikkingen zijn overgebleven, na een grote slachtpartij onder de kleinere rooftop aanvragen vanwege de enorme overtekening in die ronde. De verwachting is dat de meeste van dergelijke grote beschikkingen wel gerealiseerd zullen gaan worden, ook omdat er grote (financiële) belangen bij zullen spelen. Er staat nog een behoorlijk volume van ruim 412 MWp open voor deze ronde.

Voor SDE 2021 waren de verliezen, sedert haar opname in de RVO lijsten (zomer 2022), tm. de vorige update nog "relatief beperkt", maar daar is met de huidige verandering in gekomen. Ze verloor het grootste volume, inmiddels geaccumuleerd tot 699,3 MWp, respectievelijk, 608 afgevoerde toekenningen. De eerste update voor de in juli 2023 toegevoegde SDE 2022 bracht meteen slecht nieuws: er ging toen al in 1 keer een fors volume van 420,8 MWp aan beschikte capaciteit verloren. Daar is in de huidige update nog eens behoorlijk volume aan toegevoegd, de verliezen zijn al opgelopen naar 501,0 MWp, verdeeld over 117 beschikkingen.

Gezamenlijk verloren alle SDE regelingen bij elkaar, "geholpen" door o.a. de massieve verliezen onder SDE 2020 I, 26.733 project beschikkingen met een geaccumuleerde capaciteit van 10.568 MWp. Al ver over de 10 GWp aan ooit toegekende capaciteit is dus al verloren gegaan ... Voor alleen de regelingen onder het SDE "+" regime waren die hoeveelheden 17.038 stuks, wat al sedert de april 2020 update meer is dan het geaccumuleerde verlies van de oude drie SDE regelingen (inmiddels alweer 6.683 beschikkingen teloor gegaan / niet meer ingeschreven bij RVO). Dat is t.o.v. de enorme hoeveelheid oorspronkelijke beschikkingen (36.470 onder SDE "+", incl. SDE 2020 I) al bijna 47%. Kijken we naar de beschikte capaciteit, is het totaal verlies voor SDE "+" 8.028 MWp (!). T.o.v. het oorspronkelijk beschikte volume (19.082 MWp) is dat al een totaal verlies van 42%.

Voor de drie opvolgende SDE "++" regelingen is het verlies al opgelopen tot 3.012 beschikkingen (ruim 34%), resp. 2.519 MWp (27%). Deze cijfers vindt u onderaan in het blauwe veld van de tabel.

Claim Schootstra deels onwaar

Energie specialist Siebe Schootstra plaatste op 5 september 2018 een nogal onrustbarende tweet waarin hij claimde: "dat van de voorjaarsronde van 2018 nog niet de helft gerealiseerd zal worden. Voor 2017 geldt ook zoiets". Wat de aantallen beschikkingen voor SDE 2017 betreft, heeft hij echter al geruime tijd ongelijk gekregen, het realisatie percentage is daar inmiddels al opgelopen naar 62,8 resp. 56,1%, met nog 7 beschikkingen te gaan. Wat de beschikte capaciteit betreft, is dat voor SDE 2017 I inmiddels op 63,4% gearriveerd (1.493 MWp). De najaars-ronde van SDE 2017 heeft echter al een invulling van 66,2% van de lagere oorspronkelijk beschikte capaciteit bereikt. Dus ook in dat opzicht, heeft Schootstra voor in ieder geval de SDE 2017 regelingen reeds ongelijk gekregen. Er staat bovendien nog een volume van bijna 10 MWp open voor beide SDE 2017 regelingen, dus de relatieve prestatie zal bij de capaciteit nog iets verder gaan toenemen, zelfs als er alsnog uitval zal zijn.

SDE 2018 I heeft 50% inderdaad (net) niet gehaald

De voorjaars-ronde van SDE 2018 is de laatste 2 resterende beschikkingen kwijtgeraakt in de huidige update, en is op 46,1% van realisatie t.o.v. oorspronkelijk beschikt volume gekomen bij de aantallen. En is uiteindelijk 53,9% van de ooit toegekende capaciteit kwijtgeraakt (ingetrokken of anderszins). In ieder geval is voor SDE 2018 I Schootstra's claim correct gebleken, zowel wat de aantallen beschikkingen, als de capaciteit betreft. Dit alles nog zonder aanname van verdergaande uitval van gerealiseerde beschikkingen.

Het totaal verloren gegane volume van 10.568 MWp aan ooit beschikte SDE capaciteit voor zonnestroom (SDE, SDE "+", en eerste, forse verliezen voor SDE "++"), is al bijna even hoog als de eindejaars-accumulatie in heel Nederland (11.108 MWp), aan het eind van 2020, volgens de meest recente CBS cijfers van 17 november 2023. Het totale verlies is al 37,1% van de oorspronkelijk beschikte volumes voor al die regelingen tezamen, inclusief de in een recente update toegevoegde SDE 2022 regeling, die nog eens een volume van 1,9 GWp aan beschikte capaciteit inbracht in het totaal.

Aan dit reeds kolossale verloren volume kan beslist nog het nodige worden toegevoegd, gezien de vele "riskante" grote project beschikkingen van de afgelopen rondes in 2017-2022. M.b.t. de aantallen is het verlies al fors groter, 26.733 projecten, 43,6% van oorspronkelijk toegekend door RVO en haar voorgangers. Dat lag aanvankelijk vooral aan de enorme verliezen bij de oude SDE regelingen, zoals hierboven gemeld. Die staan boven de eerste stippellijn in de tabel. Het betreft veelal beschikkingen voor particulieren, maar ook woningbouw projecten die niet zijn doorgegaan, of die om diverse andere redenen zijn ge-cancelled. Helaas is de SDE "+" al langere tijd ook bij de aantallen project beschikkingen massale verliezen aan het lijden, cumulerend in de enorme afschrijvingen onder SDE 2020 I, en de nog steeds optredende behoorlijke verliezen bij andere regelingen. Het SDE "+" regime heeft de hoeveelheden teloor gegane project beschikkingen bij de oude SDE regelingen sedert de update van april 2020 ingehaald. Inmiddels komt dat alweer neer op 17.038 om 6.683 stuks. Onder SDE "++" zien we een vergelijkbare trend.

Nieuwe grafieken oorspronkelijke versus overgebleven beschikkingen - updates

Om goed zichtbaar te maken wat de volumes aan teloor gegane (beschikte) aantallen en capaciteiten zijn, heb ik in deze analyse wederom de 2 volgende, bijgewerkte grafieken opgenomen.


In bovenstaande grafiek links de stapel kolom met de aantallen oorspronkelijk uitgegeven PV beschikkingen, voor alle SDE (2008-2010), SDE "+" (2011-2020 I), resp. SDE "++" (2020 II-2022) regelingen. Met bovenaan de sommatie van wat ooit is uitgegeven voor solar: 61.347 beschikkingen tm. SDE 2022. NB: het gaat hierbij niet om "projecten", omdat heel veel project sites meerdere beschikkingen hebben gekregen. In de rechter kolom de hoeveelheden die er in de RVO update van 1 januari 2024, tot en met SDE 2022, in totaal zijn overgebleven, als gevolg van voortdurende eliminatie van om wat voor reden dan ook weer verwijderde project beschikkingen uit de RVO database. Er zijn nu nog in totaal 34.614 beschikkingen over. Inclusief de in een recente update toegevoegde SDE 2022 beschikkingen (zie later). Dat laatstgenoemde totaal cijfer is 56,4% van het oorspronkelijke toegekende volume (blauwe pijl). In de vorige update was dit percentage nog 57,4%. Ergo: reeds bijna 44% van alle oorspronkelijk toegekende project beschikkingen is alweer verdwenen bij RVO.

Vooral de forse verliezen bij de populaire SDE "+" 2017-2018 regelingen vallen hier al op, en, recenter, onder SDE 2020 I en de eerste SDE "++" regeling, SDE 2020 II: de hoeveelheid overgebleven beschikkingen is nog maar minder dan 36%, resp. 36,5% van de oorspronkelijke volumes voor die regelingen, in relatief korte tijd. Onder de oude 3 SDE regelingen zijn destijds ook al grote volumes verloren gegaan (de nodige op kleinzakelijke projecten, en bij veel particulieren). Nog steeds "lekken" er ook van de oudste, al lang formeel afgeronde regelingen, af en toe gering aantallen beschikkingen weg, in vrijwel elke RVO update. Zo ook in de huidige. RVO besteedt vrijwel geen aandacht aan de wegval van die oudere, reeds lang geleden opgeleverde project beschikkingen. Van de oorspronkelijk uitgegeven 16.047 beschikkingen voor genoemde eerste drie SDE regelingen zijn er inmiddels nog maar 9.364 over (ruim 58%). Mogelijk heeft inmiddels een klein deel van het verdwijnen van de oude beschikkingen te maken met het bijna verstrijken van de subsidie termijn (15 jaar vanaf 2008 = 2023), maar dat is vooralsnog speculatie.

Voor de feitelijke realisaties t.o.v. de rechts weergegeven overgebleven beschikkingen, zie de nieuwe grafiek onder aantallen in sectie f.


In deze tweede grafiek een vergelijkbaar beeld als bij de aantallen beschikkingen, maar ditmaal met de oorspronkelijk beschikte capaciteit per regeling (in MWp, links), resp. de daarvan overgebleven beschikte volumes in de update van 1 januari 2024 (ditto, MWp, rechter kolommen stapel). Aan de stapels zijn in een recente update ook de actuele volumes voor de derde SDE "++" regeling, SDE 2022, toegevoegd, die hier in gewijzigde vorm met de meest actuele data zijn gevuld (links oorspr. volume volgens RVO; rechts overgebleven in januari 2024 update).

In totaal is er, tm. SDE 2022, een spectaculair volume van 28.466 MWp (28,5 GWp) ooit beschikt onder SDE en haar opvolger regelingen, onder de noemers SDE "+", resp. SDE "++". Daarvan zou op 1 januari van het nieuwe jaar, 2024, een volume van in totaal 17.898 MWp zijn overgebleven volgens de RVO boekhouding, een nog steeds relatief hoge score van 62,9% (blauwe pijl bovenaan). In de vorige update was dit nog 64,4%.

Dat het totale percentage, in verhouding tot de aantallen beschikkingen (56,4%, vorige grafiek), zo hoog ligt, komt vooral doordat de verliezen bij de aantallen zeer groot zijn geweest, aanvankelijk bij de drie oude SDE regelingen, en culminerend onder SDE 2020 I. Terwijl de in een recente update toegevoegde regeling SDE 2022, met oorspronkelijk beschikt 1.923 MWp, weer een behoorlijke positieve impact op de relatieve verhoudingen heeft gemaakt. Al is er inmiddels ook in die recente regeling alweer vrij snel, een forse hoeveelheid capaciteit verdwenen.

In het "kader" gevormd door de twee lange zwarte stippellijnen heb ik de volumes voor de vier "historisch succesvolle" SDE 2017 en 2018 regelingen weergegeven. Oorspronkelijk was dat een volume van 8.928 MWp, maar daar is inmiddels nog maar 5.311 MWp van overgebleven. Derhalve, een verhouding van bijna 60%. Dat is duidelijk minder dan de 62,9% voor alle project beschikkingen bij elkaar. Wat aangeeft, dat de verliezen bij deze vier, bij zowel de aanvragen als de beschikkingen succesvolle regelingen bovenmatig hoog zijn geweest. Een vergelijkbaar lot gaan de opvolger regelingen SDE 2019 I en SDE 2020 I tegemoet, waarvoor nog maar 53,4%, resp. 39,4% (!) van de oorspronkelijk beschikte capaciteit van over is.

Voor het feitelijke gerealiseerde volume aan beschikte capaciteit t.o.v. de rechts weergegeven overgebleven beschikkingen, zie de nieuwe grafiek onder capaciteit in sectie f.


(b) Fysieke realisaties per SDE jaar-ronde "volgens de officiële RVO cijfers" (groene sectie in tabel), accumulaties

In totaal is er tot en met de huidige officiële RVO update een volume van 10.827 MWp "SDE beschikt" opgeleverd (ruim 10,8 GWp), verdeeld over 30.119 project beschikkingen, waarbij we de forse interne administratieve vertragingen bij RVO voor lief nemen. De volumes zijn derhalve minimale hoeveelheden, er is aan het begin van 2024 al veel meer netgekoppelde, SDE gesubsidieerde capaciteit opgeleverd.

De opleverings-sequentie van de beschikte capaciteiten, en de relatieve percentages in de loop van de tijd, volgens berekeningen n.a.v. de RVO updates, kunt u onder paragraaf (b) in de update van 1 oktober 2023 terugvinden.

Genoemde aantal van ruim 30 duizend opgeleverde beschikkingen geaccumuleerd in de huidige update betreft echter beslist veel minder projecten, omdat er veel sites meerdere beschikkingen hebben, een van vele eigenaardigheden van de SDE regelingen die nooit de pers halen, maar die Polder PV al vele jaren signaleert en inhoudelijk toelicht. Aanvankelijk kwam het merendeel van dat "aantal" uit de oude SDE regelingen, toen duizenden particulieren mee konden doen. Dat is echter al in latere updates omgeslagen naar het SDE "+", en de later toegevoegde SDE "++" volumes, die vrijwel exclusief op en door bedrijven, instellingen, gemeentes e.d. wordt gerealiseerd, achter grootverbruik aansluitingen. Veel grote rooftop projecten hebben meerdere beschikkingen, deels onder dezelfde regeling, deels onder verschillende SDE rondes. Een deel betreft uitbreidingen van eerder gerealiseerde projecten, een fors deel is gewoon opsplitsing van projectplannen voor dezelfde lokatie, verdeeld over meerdere tranches. Hetzelfde geldt voor diverse grote veld-installatie projecten. Alle individuele beschikkingen moeten separaat, fysiek gecertificeerd en geijkt bemeten worden (pers. comm. met, destijds, CertiQ), dus dat gaat vaak om technisch-logistiek bezien nogal complexe bedradings-, en, gezien de hoge capaciteiten die daarmee gepaard gaan, ingewikkelde afzekerings-trajecten.

Alle anderszins gefinancierde projecten, inclusief de al vele honderden PCR of, recenter, SCE ("postcoderoos 2.0") gesubsidieerde installaties die geen SDE "component" hebben, recentere installaties met EIA belasting voordelen, diverse andere subsidie regimes, en ook de projecten zonder enige vorm van directe overheids-subsidie, zult u in de hier geanalyseerde SDE overzichten in het geheel niet terugvinden. Er zullen steeds meer niet-gesubsidieerde projecten worden opgeleverd. Goed om dat in de oren te blijven knopen.

Aandeel SDE t.o.v. latere SDE "+" en SDE "++" regelingen

Het aandeel van alleen SDE op totaal realisatie SDE + SDE "+" + SDE "++" bedraagt momenteel 9.364 (overgebleven !) beschikkingen = 31,1% bij de aantallen, inclusief de in de vorige update toegevoegde SDE 2022 regeling. Dat aandeel was nog 60% in de augustus 2019 update (zonder de SDE 2019 - SDE 2022 rondes), en dit zal stapsgewijs verder blijven dalen, naarmate er meer SDE "+" en SDE "++" projecten zullen worden opgeleverd. Bovendien verdwijnen er nog steeds druppelsgewijs eerder afgegeven beschikkingen, maar dat geschiedt zowel bij de oude SDE, als bij de latere SDE "+" en SDE "++" rondes.

Het aandeel van alleen opgeleverde SDE beschikkingen is slechts 47,7 MWp op een totaal van momenteel 10.827 MWp (SDE + SDE "+" + SDE "++"), is 0,44%. In juli 2017 was dat aandeel nog ruim 10%. Wezenlijk verschillend, dus, van de situatie bij de aantallen beschikkingen.

Dat heeft alles te maken met de enorme schaalvergroting onder de SDE "+" regimes, waar onder de "bovencap" van, ooit, 100 kWp is ge-elimineerd, en er enorm grote projecten werden beschikt, en inmiddels, in een steeds rapper tempo, zijn, en worden opgeleverd. Zoals Zonnepark Harpel / Vlagtwedde, het daar op volgende nog grotere Zonnepark Vloeivelden Hollandia, het recenter opgeleverde grote Dorhout Mees project op de oude golfbaan in Biddinghuizen. Nog grotere projecten staan al enige tijd op stapel, zoals Energielandgoed Wells Meer (Limburgse gemeente Bergen), en het inmiddels al 2 SDE beschikkingen hebbende dubbel-project Eekerpolder, op de grens van Groninger gemeentes Midden-Groningen en Oldambt. Als alle beschikkingen voor de "zon op dijken" projecten van drie ontwikkelaar groepen voor de westkust van de Noordoostpolder (Fl.) bij elkaar worden geveegd, zou je op mogelijk zelfs op een nog groter project volume komen (beschikt ruim 400 MWp). Ik houd de aparte delen daarvan echter vooralsnog gescheiden, vanwege het gesplitste eigenaarschap van die grote deelprojecten.

Relevant in dit aspect blijft, dat de opgevoerde beschikte capaciteit bij RVO zeker bij de duizenden oudere installaties bijna nooit het daadwerkelijk gerealiseerde vermogen van de installaties weergeeft. Daar kunnen behoorlijke afwijkingen in zitten. Bovendien kunnen beschikkingen door RVO later nog aangepast worden. Zo verloor de beschikking voor het bekende, in 2017 opgeleverde Woldjerspoor project van GroenLeven in Groningen maar liefst 6 MWp (!) t.o.v. de oorspronkelijk beschikte capaciteit. Het resultaat lijkt echter, met de huidige update van 1 januari 2024, nog steeds niet de daadwerkelijk opgeleverde capaciteit weer te geven, volgens de detail project informatie beschikbaar bij Polder PV, het verschil is dik 20%. Er zijn geen andere (al dan niet anonieme) veldopstelling beschikkingen bekend in dit gebied. Ook van andere (grote) projecten heb ik realisaties die (veel) hoger, óf véél lager uitvallen dan de beschikking van RVO toont.

Relatieve recordhouders bij de realisaties

Kijken we bij de realisaties naar de percentages t.o.v. de oorspronkelijke beschikkingen, duiken andere "record houdende SDE jaarrondes" op dan bij de absolute volumes. Voor de "oude SDE" was dat SDE 2009 voor zowel aantallen en capaciteiten (inmiddels, door historische uitval ruim 64 resp. 75 procent van oorspronkelijk beschikt). Hierin zal geen (positieve) wijziging meer komen, die regelingen zijn al lang "afgerond". Alleen wegval van dergelijke projecten zou nog tot kleine neerwaartse bijstellingen kunnen gaan leiden. Waarbij "wegval" beslist niet persé hoeft te betekenen, dat het project is afgebroken o.i.d. Het kan zijn verhuisd (zonder de beschikking "mee te nemen"), of overgenomen, waarbij de nieuwe eigenaar geen trek had in SDE administratie "gedoe", of er zijn andere redenen waarom de beschikking zou kunnen zijn vervallen. Wie weet hoort "fraude" daar ook bij, al hoor je daar nooit iets over in relatie tot de oude, kleine beschikkingen jaren geleden verstrekt.

Voor het SDE "+" regime zijn de "records" inmiddels voor de aantallen (ruim 71%) nog steeds de inmiddels afgesloten SDE 2014 regeling, ook al is in absolute zin al in latere updates SDE 2017 I deze ooit populaire regeling voorbij gestreefd, gevolgd door meerdere andere regelingen. Door wijzigingen bij de overgebleven beschikkingen onder SDE 2016 I, heeft deze nu slechts 68,1% t.o.v. oorspronkelijk volume gerealiseerd bij de aantallen (lager dan in de vorige update vanwege wegval van enkele beschikkingen), en is ze net aan ingehaald door SDE 2015, die op 68,8% staat.

Bij de capaciteit blijft SDE 2015, met slechts 33 realisaties, "kampioen", met 72% t.o.v. oorspronkelijk beschikt. SDE 2016 I was even tweede, verloor die positie door een neerwaartse aanpassing van de beschikte capaciteit in de update van januari 2020, maar was terug op de tweede positie vanaf de rapportage van april 2020. Met inmiddels een relatief aandeel van 68,2% realisatie t.o.v. het oorspronkelijk beschikte volume. Inmiddels is SDE 2014, met 64,9%, ook al voorbijgestreefd door de najaars-ronde van SDE 2017 (66,2%) onder het SDE "+" regime.

Opvallend is de zeer slechte prestatie voor de (ook reeds lang afgeronde) SDE 2012: slechts 29,1% van aantal oorspronkelijke beschikkingen opgeleverd (door wederom een neerwaartse aanpassing in de huidige update). En zelfs maar ruim 25% van de capaciteit. Uiteraard was er ook maar heel weinig beschikt (oorspronkelijk 17,1 MWp, waarvan er nu echter maar een bedroevend volume van 4,3 MWp is overgebleven), anders had dat een "ramp-subsidie-jaar" geworden.

De latere regelingen gaan nog spannend worden, mede gezien de enorme verliezen van beschikkingen binnen die rondes, die waarschijnlijk nog verder zullen gaan oplopen. SDE 2017 I zit nog op maar 63,4% realisatie t.o.v. oorspronkelijk beschikt, en heeft nog maar weinig volume te gaan (0,8 MWp, 0,03% t.o.v. oorspronkelijk toegekend volume). Er zal dus maximaal minder dan 64% gerealiseerd kunnen gaan worden van de oorspronkelijk beschikte capaciteit.

De najaarsronde van dat jaar zit met de realisaties zelfs al wat hoger, 66,2% bij de capaciteit, met nog 8,9 MWp (0,5% van oorspronkelijk beschikt volume) te gaan. Deze kan bij beperkte verdere wegval dus nog rond de 66,5% realisatie worden. Latere SDE regelingen zitten bij de capaciteits-realisatie nu nog meestal op percentages (ver) onder de 50% t.o.v. de oorspronkelijk beschikte volumes. De eerder afgeronde SDE 2016 II is op 60,3% uitgekomen. SDE 2018 II zit op 58,9%, met nog 0,6% van oorspronkelijk beschikte capaciteit pending. En kan in het meest optimistische scenario dus bijna 60% halen.

Interessant zal het verloop van de vooral voor grote projecten beschikte SDE 2019 II regeling worden. Nu al is namelijk 64,6% van de beschikte capaciteit gerealiseerd. En er is nog ruim 21% aan resterend beschikte capaciteit te gaan (412 MWp). Als de uitval beperkt blijft, kan die regeling beslist (zeer) hoog eindigen bij de relatieve realisatie.

Gemiddelde beschikking grootte bij de realisaties

In de kolom realisaties ziet u achteraan de uit de aantallen en beschikte capaciteiten berekende gemiddelde omvang per beschikking, volgens de toekenningen van RVO. Hierin is een duidelijk trend van schaalvergroting herkenbaar. Van zeer klein (gemiddeldes van zo'n 2-9 kWp per beschikking onder de 1e 3 SDE regimes), tot fors uit de kluiten gewassen in groeiende tendens onder de "SDE+" regimes vanaf SDE 2011. Groeiend van gemiddeld 48 kWp onder SDE 2011 tot volumes tussen de 215 en 270 kWp gemiddeld in de SDE 2014-2016 I regelingen. Een vorig recordhouder, SDE 2016 II in de april 2020 update nog op 489 kWp zittend, is door de nieuwe, gemiddeld genomen kennelijk kleinere realisaties in de latere updates uiteindelijk een stuk lager uitgekomen, 456 kWp.

In een van de vorige updates is een nieuwe recordhouder opgedoken, de najaars-ronde van SDE 2019, die momenteel op een record van 2.366 kWp gemiddeld per beschikking is gekomen. Dat was ooit slechts 184 kWp, en was in de oktober 2023 update nog 2.256 kWp. Dat gemiddelde is dus aanzienlijk gegroeid in de loop van de tijd, er zijn dus zeer forse project realisaties toegevoegd aan dat deel-dossier. Er zijn relatief weinig beschikkingen ingevuld, 534 stuks, maar dat is wel al meer dan de helft van de oorspronkelijk beschikte hoeveelheid. Er staan nog 46 beschikkingen open voor die regeling.

Na het hoge niveau van deze najaars-ronde van SDE 2019, vallen de overige gemiddeldes globaal genomen weer terug naar 712 kWp (SDE 2018 II), 572 kWp (SDE 2017 II), 542 kWp (SDE 2017 I), 456 kWp voor SDE 2016 II, en 423 kWp onder SDE 2018 I. De inmiddels 2.299 gerealiseerde beschikkingen van SDE 2020 I betreffen nog relatief kleine projecten, met gemiddeld slechts 366 kWp per stuk (volgens beschikking). Omdat de verliezen binnen deze regeling kolossaal waren, en er nog maar 149 beschikkingen open staan, zal hier vermoedelijk weinig verandering in gaan optreden. SDE 2020 II heeft nog maar 942 gerealiseerde beschikkingen, met ook nog een relatief bescheiden gemiddelde van 504 kWp per realisatie. De SDE 2021 zit op gemiddeld 569 kWp, voor de eerste 471 opgeleverde beschikkingen. Onder SDE 2022 zijn tot nog toe 146 beschikkingen gerealiseerd, met gemiddeld slechts 310 kWp per stuk. Typische "beginner" projectjes bij een recent opgenomen SDE regeling in de RVO verzameling.

Voor alle realisaties bij elkaar heeft het gemiddelde per beschikking inmiddels al een omvang bereikt van 359 kWp. In de vorige updates waren die gemiddeldes achtereenvolgens: oktober 2023 347 kWp, juli 2023 338 kWp, april 2023 321 kWp, januari 2023 314 kWp, oktober 2022 300 kWp, juli 2022 287 kWp, april 2022 286 kWp, januari 2022 266 kWp, oktober 2021 251 kWp, juli 2021 245 kWp, apr. 2021 229 kWp, jan. 2021 215 kWp, sep. 2020 184 kWp, juli 2020 175 kWp, apr. 2020 167 kWp, jan. 2020 150 kWp, nov. 2019 138 kWp, aug. 2019 121 kWp, mei 2019 114 kWp, jan. 2019 90 kWp, daar voor 77 kWp. Ook al groeit dat gemiddelde dus continu door, het wordt nog steeds fors gedrukt door de vele kleine residentiële projecten onder de 3 oudste SDE regimes, zoals ook al bekend is uit de maandelijks door Polder PV geanalyseerde VertiCer (ex CertiQ) data over de gecertificeerde zonnestroom capaciteit in ons land.

Splitsen we de inmiddels 3 verschillende regimes uit (onderaan in de tabel), is de oude SDE op de gemiddelde overgebleven beschikking grootte blijven steken van 5,1 kWp. SDE "+" heeft een aanzienlijk groter gemiddelde bij de realisaties, inmiddels 520 kWp. Dat is inmiddels wat hoger geworden dan het gemiddelde volume van alle overgebleven beschikkingen (rode cijfer veld, 517 kWp gemiddeld). In de update van juli 2020 lag het laatst genoemde gemiddelde op 604 kWp, flink hoger lag dan de 532 kWp in de update van april van dat jaar. Deze fluctuaties zijn het gevolg van het opnemen van de SDE 2019 najaars-ronde in de cumulatie van de beschikkingen (april 2020), die per stuk gemiddeld zeer grote installaties heeft toegevoegd, gevolgd door de SDE 2020-I ronde, die gemiddeld weer veel kleinere project beschikkingen heeft opgeleverd, al was het wel in grote aantallen.

Ik heb onderaan nu ook de gemiddeldes bij de 3 SDE "++" rondes toegevoegd. Met inmiddels 506 kWp is dat inmiddels al flink aangetrokken t.o.v. de 399 kWp in de vorige update. Er is nog veel volume (incl. voor veel grotere projecten) te gaan, dus dat kan nog flink verder bijtrekken.

De gemiddelde project groottes bij de overgebleven beschikkingen (rode veld in tabel) zijn, voor de regelingen waarvoor nog (veel) projecten open staan, ook bij de deel regelingen hoger dan die bij de realisaties. Dit komt omdat vele (zeer) grote projecten nog niet zijn gerealiseerd. Als die worden opgeleverd, zullen ze een opwaartse druk geven aan het systeem gemiddelde van de uiteindelijk gerealiseerde projecten cumulaties.

(c) Realisaties per kalenderjaar nieuw

RVO geeft bij de opgeleverde beschikkingen ook het jaar van oplevering weer, indien volgens haar administratieve normen aan alle voorwaarden daartoe is voldaan. Ook al strookt dit niet met de oplevering, zoals VertiCer die hanteert (sterker nog, RVO zet zeer vaak pas "ja" vinkjes, vele maanden nadat een project al lang groene stroom levert), het geeft wel een interessant doorkijkje naar de evolutie van de (beschikte) realisaties per kalenderjaar. Polder PV heeft daartoe een nieuwe grafiek gemaakt, met, per kalenderjaar van oplevering, de aantallen projecten, de cumulatieve beschikte capaciteit volgens RVO (MWp), en het gemiddelde capaciteit niveau per beschikking (kWp), volgens de publieke informatie van het Agentschap.

In deze grafiek zijn uiteraard niet de beschikkingen met "nee" vinkje opgenomen. Dat waren in de 1 januari 2024 update 4.495 exemplaren, met een verzamelde capaciteit van 7.072 MWp.

In deze grafiek, die uiteraard sterk lijkt op het exemplaar voor de administratie van VertiCer (paragraaf 3d in de meest recente analyse), maar die geen projecten bevat zonder SDE beschikking, de volgende interessante waarnemingen:

De SDE beschikkingen zijn wat aantallen (blauwe kolommen) betreft eerst explosief gestegen, en stapsgewijs afgenomen, vanaf 2008, met de max. in 2009 (2.901 beschikkingen gerealiseerd). Dit waren bijna uitsluitend residentiële mini-projectjes, op enkele uitzonderingen na (zoals het met tientallen SDE 2009 beschikkingen "gezegende" Klepperstee veldinstallatie project, opgeleverd in het voorjaar van 2012). De "all-time low" werd bereikt in 2014, met slechts 225 nieuwe opleveringen dat jaar. Gelukkig was daar de zeer succesvolle SDE 2014, die voor nieuwe energie zorgde, en voor die tijd een record aantal toekenningen. Gaandeweg namen de volumes weer rap toe, uiteraard extra versneld door met name de enorme hoeveelheid beschikkingen voor de SDE 2016 en latere regelingen. De uiteindelijke max. kwam in Corona jaar 2020, met 4.559 opgeleverde beschikkingen dat jaar. Daarna gingen de volumes rap omlaag, grotendeels vanwege landelijk optredende congestie op de netten. Het realisatie tempo nam flink af, om in 2023 haar voorlopig dieptepunt te bereiken, momenteel 749 nieuw opgeleverde beschikkingen, althans, volgens de RVO administratie. Die bij de update begin deze maand zelfs ook al 1 beschikking aan kalenderjaar 2024 heeft toegewezen.

Bij de capaciteit (oranje kolommen) zien we in het begin nauwelijks "waarneembare" volumes op deze schaal, wat natuurlijk te wijten is aan het feit dat het in het begin om uitsluitend (zeer) kleine project beschikkingen is gegaan. Tot en met 2013 was de max. 21 MWp nieuw volume, in 2011, waarna het weer even inzakte. In 2014 begon het gerealiseerde (beschikte) niveau weer toe te nemen bij de realisaties. Vanaf 25 MWp in dat jaar, waarna het gaspedaal werd ingedrukt, veroorzaakt door de combinatie van vrijgave van de zogenaamde "ondercap" in de SDE systematiek, vanaf SDE 2011, en de daar uit volgens enorme schaalvergroting van aangevraagde, beschikte, en daadwerkelijk gerealiseerde projecten (veel trouwens met meer dan 1 beschikking die werd verzilverd). Ook de (beschikte) capaciteit van de realisaties had haar maximum in 2022, 2.438 MWp. Opvallend is dat, bij reeds "instortende" nieuwe aantallen gerealiseerde beschikkingen, de nieuwe capaciteit in de jaren 2021 en 2022 nog redelijk "op niveau" bleef, 2.112 resp. 2.058 MWp. In 2023 was het pleit echter voorlopig beslecht, met een fors lager niveau, 1.277 MWp nieuw beschikt vermogen onder de SDE regelingen, ruim 23% lager dan de aanwas in 2022. Dat wil niet zeggen dat dit het "definitieve" cijfer is. Bij RVO worden heel vaak, vele maanden nadat een project daadwerkelijk al netgekoppeld groene stroom staat te produceren, pas een "ja" vinkje gezet. Die administratieve vertraging kan soms oplopen tot langer dan een jaar. Derhalve, kan het volume voor 2023 (en in veel mindere mate mogelijk ook voor 2022 nog) beslist nog enigszins worden bijgeplust. Maar het niveau van de jaren 2021 - 2022 gaat dat jaar beslist niet halen.

Uit bovenstaande 2 primaire parameters heb ik, zoals te doen gebruikelijk, het gemiddelde vermogen per beschikking per kalenderjaar berekend, weergegeven in de groene curve. In het begin was de gemiddelde capaciteit van de opgeleverde beschikkingen vrijwel niet waarneembaar, maar de lijn begint vanaf 2013 duidelijk te stijgen: de opgeleverde beschikkingen worden continu groter. De curve stijgt tm. 2018, heeft dan even een kleine dip, maar begint vanaf 2020 zeer opvallend verder te stijgen. Let wel: bij instortende aantallen beschikkingen, en stapsgewijs afnemende capaciteiten opgeleverd per jaar. Dit is een perfecte illustratie voor het fenomeen wat ik al jaren signaleer. In recente jaren is er sprake van een enorme schaalvergroting van de daadwerkelijk opgeleverde projecten en beschikkingen. Deze bereikte voorlopig haar maximum in 2023, met gemiddeld 1.705 kWp per opgeleverde beschikking. Het ene project opgeleverd in 2024 (plm. 175 kWp) wijkt daar natuurlijk sterk van af, en is nog totaal niet representatief voor alle nieuwe beschikkingen die opgeleverd gaan worden in dit jaar. Vandaar dat ik het laatste lijnstuk gestippeld heb weergegeven.

Vergelijking aantallen nieuwe beschikkingen RVO / projecten VertiCer per kalenderjaar

Om te kijken hoe de nieuwe opleveringen, zoals RVO die bijhoudt voor het SDE dossier, zich verhouden tot de gecertificeerde PV projecten, die TenneT/Gasunie dochter VertiCer (opvolger van CertiQ) registreert sedert er Garanties van Oorsprong worden uitgegeven in Nederland (2003), heb ik twee nieuwe grafieken toegevoegd met een vergelijking tussen de beschikbare data van de twee instanties. Eerst de aantallen beschikkingen / projecten:

In deze grafiek worden de uit de oudere CertiQ, en meer recente VertiCer updates ge-extraheerde aantallen nieuwe gecertificeerde PV-projecten per kalenderjaar (groene kolommen) vergeleken met de uit de vorige grafiek overgezette aantallen SDE beschikkingen die per jaar zouden zijn opgeleverd volgens de RVO administratie (oranje kolommen). Direct valt op, dat de aantallen bij de CertiQ/VertiCer data bijna stelselmatig een stuk hoger liggen dan die voor de SDE beschikkingen bij RVO. De laatste liggen op niveaus tussen de 74% (2013) en 94% (2011) van die van VertiCer. 2023 is het enige jaar, waar de verhoudingen andersom liggen. Echt goede verklaringen voor deze verschillen heb ik (nog) niet, behalve dan, dat VertiCer méér dan alleen SDE gesubsidieerde projecten in de registers zal hebben staan, omdat het hebben van zo'n beschikking geen "verplichting" is om Garanties van Oorsprong aan te vragen voor een willekeurig PV-project (wel is het verplicht om te registreren bij VertiCer, als men GvO's van eigen productie wil laten verzilveren resp. verhandelen). Het kan, bij de registraties bij VertiCer, ook om andere subsidies gaan (projecten die dan niet in het SDE dossier van RVO zullen voorkomen), of zelfs om helemaal géén subsidies.

Het verschil in 2023 is nog niet goed te duiden. Wel is al jaren duidelijk, dat recente data altijd later fors worden opgewaardeerd. Maar het is wel vreemd dat RVO meer projecten zou hebben, met de kennis, dat ze sowieso bij VertiCer geregistreerde projecten zónder SDE beschikking zullen missen. Wellicht ligt het aan de wijze waarop "het jaar van installatie" wordt geregistreerd door beide instanties. Dan zou er bij RVO mogelijk een jaar "te laat" een beperkt volume installaties opgeleverd in 2022 voor kalenderjaar 2023 zijn opgenomen. Ik ben zeker meermalen projecten tegengekomen, waarvoor het toekenningsjaar voor de betreffende SDE beschikking(en) niet kán kloppen, maar of dat de reden is, of kan zijn, voor deze "anomalie" t.o.v. de trend (VertiCer méér nieuwe projecten per jaar dan SDE beschikkingen toegewezen door RVO aan genoemd jaar), is beslist niet zeker. Mogelijk verdwijnt dit verschil in latere updates van de beide - dynamische, continu verschuivende - datasets.

Vergelijking capaciteit nieuwe beschikkingen RVO / projecten VertiCer per kalenderjaar

Bij de capaciteit toewijzingen per "jaar van oplevering", zoals getoond in bovenstaande nieuwe grafiek, lijkt, wat bovenstaande betreft, er in drie recente kalenderjaren een onlogische verhouding te ontstaan tussen de meest recente cijfers van VertiCer, en, voor alleen de SDE beschikte projecten, van RVO.

Tot en met 2019 ligt ook bij de nieuwe PV capaciteit per kalenderjaar, het SDE volume toegewezen door RVO onder dat van alle gecertificeerde PV projecten door VertiCer als opgeleverd beschouwd in het betreffende jaar. Wat in ieder geval strookt met de trend bij de aantallen projecten. Die percentages liggen wel verder uit elkaar, tussen de 33% (2009) en 96% (2017), een grote spreiding, dus. Van 2020 tm. 2022 zijn de volumes bij RVO echter groter dan bij VertiCer, de omgekeerde wereld, dus. Het grootste verschil zien we in 2022, waarbij RVO bij alleen de SDE beschikkingen 122% meer volume heeft staan, dan VertiCer voor álle gecertificeerde (PV) projecten die Garanties van Oorsprong ontvangen. In 2023 is echter de "klassieke verhouding" weer aanwezig in de huidige data, RVO heeft krap minder volume staan dan VertiCer momenteel heeft (98%), terwijl de verhouding bij de aantallen juist andersom was (vorige grafiek).

Het kan zijn dat hier een andere factor in het spel komt, waar ik regelmatig op heb gewezen. Bij RVO worden namelijk de capaciteiten van SDE beschikkingen waarvan de projecten (veel) kleiner zijn uitgevoerd dan waarvoor oorspronkelijk is beschikt, vooral de laatste jaren neerwaarts bijgesteld. Als een project echter (veel) gróter is uitgevoerd dan waarvoor (oorspronkelijk) is beschikt, wordt dit níet door RVO aangepast. Ergo: capaciteit die wél is gerealiseerd (VertiCer data), maar die niet in de publieke cijfers van RVO is meegenomen, zouden deze verschillen in theorie kunnen verklaren. Voor veel projecten uit oudere jaren, zijn capaciteiten vaak niet (meer) aangepast, in de beschikkingen overzichten van RVO.

Het kan zijn dat bij latere updates van beide instanties dergelijke nog niet goed begrepen verschillen zullen verdwijnen. Met dien verstande, dat de algemene trend in ieder geval bij cijfers van eerdere jaren duidelijk is: meer volume (zowel bij de aantallen als bij de capaciteiten) in de VertiCer cijfers, dan bij (alleen) de SDE data van RVO.

Een andere observatie is de trend bij de gemiddelde project dan wel beschikking omvang. Bij RVO ontwikkelde de gemiddelde omvang per beschikking zich, bij de nieuwe installaties per kalenderjaar, tussen 1,85 en 2,12 kWp in 2008-2009 (vrijwel uitsluitend residentiële mini projectjes) tot 891 kWp gemiddeld in 2022, en zelfs al 1.705 kWp in 2023. Bij VertiCer is de evolutie vanaf het eerst bekende jaar, 2009, 4,97 kWp, tot 668 kWp in 2022, en alweer 2.084 kWp in 2023 (!). De verwachting is, dat de cijfers in de laatste 2 jaren nog wel behoorlijk kunnen wijzigen, maar de onherroepelijke trend is, en blijft: een enorme schaalvergroting bij de nieuwe PV projecten per jaar.

Mocht u commentaar hebben op deze observaties, hoor ik die gaarne van u (via het bekende mail-adres).


(d) Actuele portfolio aan overgebleven SDE beschikkingen voor PV (zwarte sectie in tabel), accumulaties

Dit alles (oorspronkelijk beschikt minus verloren gegane beschikkingen cq. realisaties) leidt tot een "overgebleven" pool aan beschikte projecten die nog opgeleverd moet gaan worden. Of, bij pech, tot extra verlies om wat voor reden dan ook. Zie de laatste, zwarte sectie in de tabel. Door de toevoeging van de beschikkingen voor SDE 2022 in een recente update, en de alweer forse wijzigingen daarin, in de huidige update, in combinatie met tussentijdse realisaties, en wegval, bij andere regelingen, is hier weer e.e.a. in gewijzigd.

In de januari 2024 update waren er bij RVO voor SDE 2017 I tm. SDE 2022 nog 4.495 beschikkingen over, resp. 7.072 MWp (oktober 2023 7.973 MWp, juli 2023, met SDE 2022, 9,8 GWp, april 2023, nog zónder SDE 2022, 8,7 GWp, januari 2023 9,2 GWp, oktober 2022 10,4 GWp, juli 2022, mét SDE 2021 11,7 GWp, april 2022, nog zónder SDE 2021, 8,5 GWp, januari 2022 10,9 GWp, oktober 2021, incl. SDE 2020 II, 11,8 GWp, juli 2021, nog zónder SDE 2020 II, bijna 9,0 GWp, april 2021 9,8 GWp, januari 2021 10,9 GWp, sep. 2020, met SDE 2020 I toegevoegd, 12,1 GWp, juli 2020, nog zonder SDE 2020 I 9,4 GWp, apr. 2020, nog zonder SDE 2019 II 8,1 GWp, jan. 2020 nog 9,3 GWp, nov. 2019 10,1 GWp, aug. 2019, nog zonder SDE 2019 I, nog ruim 8,2 GWp).

Deze resterende capaciteit van 7,0 GWp is weliswaar een zeer groot volume, voor een klein land wat medio 2023, volgens de meest recente CBS update, inclusief de projecten markt, én residentieel, na al die jaren, 22.412 MWp aan PV capaciteit had staan. Puur theoretisch zou dat volume alleen al vanwege de resterende, nog niet ingevulde SDE beschikkingen met bijna een derde kunnen toenemen, maar helaas gaat daar natuurlijk nog heel veel capaciteit om diverse redenen van wegvallen. Zoals de soms schokkende cijfer historie bij RVO heeft aangetoond, de laatste jaren.

Het kleine resterende volume voor SDE 2017, 9,7 MWp, zal, afhankelijk van realisatie of definitieve "afvoer", niet veel meer uitmaken gezien de geringe omvang. Wat de som nog forse resterende volumes voor de opvolgende regelingen betreft, vanaf SDE 2018 II, moet daar deels wel voor worden gevreesd, als ze niet op tijd gebouwd of aan het net kunnen worden gekoppeld. Mede gezien de smaller geworden tijd-vensters voor de oplevering, gecombineerd met de hardnekkige, continu om zich heen grijpende netcapaciteit problemen en tekorten aan personeel bij de netbeheerders. Voorspellingen zullen op dit vlak met prudentie moeten worden genoten (zie tweet over een dergelijke suggestie), want het aantal onzekerheden over de (potentie aan) realisaties neemt alleen maar toe. Zelfs als we er van uitgaan dat verschillende "oplossingsrichtingen" voor de beperkte net capaciteit al lang in gang zijn gezet. Makkelijk zal het allemaal beslist niet gaan.


(e) Ratio SDE+/SDE

Onderaan twee velden in de tabel heb ik ook nog de ratio berekend van de officieel overgebleven beschikte volumes voor alle SDE "+" t.o.v. de oude SDE regelingen (rode veld), en dit herhaald voor de reeds door RVO als opgeleverd beschouwde project beschikkingen (groene veld). Die verhouding ligt, vanwege heftige toevoegingen van beschikkingen onder met name de laatste acht SDE "+" rondes, verminderd met de tussentijdse aanzienlijke hoeveelheden reeds verloren gegane exemplaren, net als in de vorige updates, rond de 2,1 voor de aantallen overgebleven beschikkingen. In de update van juli 2017 was het slechts een factor 0,6. De SDE werd door duizenden particuliere toekenningen gedomineerd, en die was tot niet zo lang geleden bepalend voor deze inmiddels aardig "recht getrokken" verhouding. Bij de realisaties is die verhouding inmiddels ongeveer 2,0. Dit, omdat veel grote projecten uit latere SDE "+" regelingen nog niet zijn opgeleverd, en de vele reeds afgeronde oude SDE micro projectjes die som nog zwaarder onder druk zetten.

Bij de capaciteiten is de verhouding precies andersom, omdat SDE "+" gedomineerd werd door talloze zeer grote projecten. Bij de overgebleven beschikkingen, incl. de zeven toegevoegde SDE 2017-2019 en SDE 2020 I regelingen, is die factor flink gedaald, naar een verhouding 232 : 1 (SDE "+" staat tot SDE; in update van sep. 2020 nog 326 : 1).

Bij de realisaties ligt die verhouding lager, al is ze wel flink toegenomen, inmiddels een factor 210 : 1 (in update van oktober 2023 nog 205 : 1). In de update van juni 2018 update was dat nog 17 : 1, die ratio is dus flink opgelopen sinds dat jaar. Nogal wat grote projecten in de beschikkingen zijn nog niet opgeleverd, inclusief grote volumes uit SDE 2017 I tm. SDE 2022. Als ze worden gebouwd, zal de ratio verder gaan toenemen t.o.v. de SDE volumes.

Tot slot, bij de gemiddelde systeemgrootte vinden we die trend wederom terug. SDE "+" staat tot SDE bij de overgebleven beschikkingen 112 : 1, maar bij de realisaties nog "maar" een factor 102 : 1 (juni 2018 update 43 : 1). Ook deze verhoudingen kunnen wijzigen, naar gelang er een fors aantal grote "SDE + projecten" daadwerkelijk alsnog gerealiseerd zal gaan worden.

Uiteraard zijn dergelijke vergelijkingen ook te maken tussen de SDE en SDE "++" regelingen, of tussen SDE "+" en SDE "++", maar omdat de eerste 3 SDE "++" rondes nog beperkte volumes hebben opgeleverd, heeft dat nog niet veel zin. Wellicht wil ik daar in een later stadium nog wat woorden aan spenderen.


(f) Evolutie systeemgemiddelde capaciteit volgens RVO beschikkingen

In een van de artikelen over de effecten van de beschikkingen van SDE 2019 I, heb ik reeds uitgebreid stil gestaan bij de belangrijke factor "gemiddelde capaciteit" per beschikking, en bij de realisaties. Zie daarvoor het 5e artikel in die reeks (16 november 2019), paragraaf 3.


(g) Verzamel grafieken alle SDE regelingen - Aantallen en capaciteit bij beschikkingen / realisaties

In deze paragraaf toon ik weer de meest recente versies van de 2 bekende "stapel grafieken" met de begin januari dit jaar overgebleven volumes bij de beschikkingen (weergegeven in de grafiek hierboven, onder a), en bij de door RVO opgegeven "realisaties". Die vindt u hier onder.


Stapelgrafiek met links de kolommen stapel met de overgebleven (!!) hoeveelheden beschikkingen van SDE 2008 tm. SDE "++" 2022. SDE 2022 is in een voorlaatste update toegevoegd, met momenteel alweer flink wat minder beschikkingen (1.395) dan oorspronkelijk door RVO opgegeven (1.512; groene segment bovenaan). In combinatie met de voortgaande uitval bij de oudere SDE regelingen, zien we momenteel een cumulatie in de resterende, overgebleven hoeveelheid van 34.614 toekenningen voor zonnestroom (project beschikkingen). Dat waren bij de ooit oorspronkelijk vergeven exemplaren nog 61.347 beschikkingen (zie tabel en eerste grafiek onder a), waarvan dus al een aanzienlijk deel in de (digitale) papiershredder is verdwenen. De rechter stapel kolom geeft de in de update van 1 januari 2024 door RVO formeel als "gerealiseerd" verklaarde hoeveelheden beschikkingen per regeling weer. Met als voorlopige cumulatie 30.119 beschikkingen gerealiseerd. Wat 87,0% van het overgebleven aantal "totaal overgebleven beschikt" (linker stapel) is. Wederom een behoorlijke toename t.o.v. de 84,9% in de vorige update. Dit komt vanwege de enorme uitval van bestaande beschikkingen in de recentere updates (linker kolom flink lager geworden), en, natuurlijk, de continue toename van het aantal realisaties (rechter stapelkolom weer iets hoger geworden).

Goed is hier het grote verschil tussen de SDE 2019 II en SDE 2020 I regelingen te zien. De eerste had relatief zeer weinig beschikkingen, die gemiddeld per stuk echter wel "zeer groot" waren. De laatste SDE "+" regeling, 2020 I, had een record aantal aan gemiddeld genomen véél kleinere toekenningen, waar, ondanks de massieve uitval, nog steeds veel volume van over is. Bij de realisaties is de verhouding tussen de 2 regelingen vergelijkbaar met de nu actuele stand van zaken bij de overgebleven beschikkingen.

Daar bovenop zijn links de nieuwe volumes voor SDE 2020 II tm. SDE 2022 gestapeld, waarvan echter nog maar relatief weinig beschikkingen zijn opgeleverd. "Onderin" de kolommen stapel is er tot en met SDE 2018 I vrijwel geen activiteit meer, omdat al die oudere regelingen geen openstaande beschikkingen meer hebben, of nog maar een handvol (SDE 2017 I en II). Wel blijft er zeer regelmatig uitval bij de oudste SDE regelingen optreden. Die uitvallers zien we druppelsgewijs in deze, en de voorgaande grafiek terug komen, al hebben ze relatief weinig impact. Er lijkt echter wel een toename te zijn, bij de hoeveelheden uitval.


Vergelijkbare stapelgrafiek, met nu niet de aantallen (overgebleven) beschikkingen, maar links ditto, de totale capaciteit in MWp die er over is gebleven in de laatste update (met reeds aanzienlijke volumes door RVO virtueel weg gekieperd en dus niet meer zichtbaar). Zie ook de tweede grafiek onder paragraaf (a), voor een vergelijking tussen oorspronkelijk beschikte volumes en op 1 januari dit jaar daarvan overgebleven hoeveelheden.

De in een voorlaatste update nieuw toegevoegde SDE 2022 regeling had oorspronkelijk, met 1.923 MWp, bijna 10 MWp meer beschikt vermogen staan dan in de oorspronkelijke kamerbrief was vermeld. Daar is echter alweer, met de voorgaande en huidige updates, een substantieel volume van 501 MWp (een halve GWp!) van afgevallen, er resteert nog maar 1.422 MWp per 1 januari 2024. Het totale volume voor alle regelingen inclusief SDE 2022 is momenteel 17.898 MWp. Dat was bij het ooit oorspronkelijk vergeven / beschikte project volume nog 28.466 MWp (zie tabel en grafiek onder paragraaf a). Vooral de verliezen bij de SDE 2017 tm. SDE 2020 II regelingen wegen zwaar. Maar ook onder de drie SDE "++" regelingen zijn de verliezen al substantieel. Rechts het nog beperkte "gerealiseerde" volume, althans van de beschikkingen (voor een belangrijk deel niet de werkelijk opgeleverde capaciteit !). Met in totaal "officieel" 10.826 MWp gerealiseerd. In de juli 2023 update werd de 10 GWp grens gepasseerd bij deze parameter. Genoemde 10,8 GWp is 60,5% van het (overgebleven) beschikte volume (vorige update 56,5%, incl. SDE 2022 regeling, een substantieel verschil). Er is dus in ieder geval wat het RVO - SDE dossier betreft, op het gebied van te realiseren capaciteit, nog bijna 40% van het nu (overgebleven) beschikte volume te gaan.

Het VertiCer (voorheen CertiQ) dossier, met fysiek gerealiseerde volumes, blijkt in hun laatste status update van begin 2024, zoals te doen gebruikelijk, alweer een stuk verder te zijn, t.o.v. de gerealiseerde volumes beschikkingen van RVO. Bij VertiCer stond eind december 2023 namelijk alweer 11.106 MWp aan fysieke opleveringen, waarvan het allergrootste deel SDE beschikte projecten betreft (en nog een onbekend, hoogstwaarschijnlijk "zeer beperkt" deel zonder SDE beschikking). Wat, ondanks de huidige, zeer recente RVO update inclusief de recent toegevoegde SDE 2022 regeling, alweer 2,6% meer geaccumuleerd volume is dan wat er begin 2024 in totaal als gerealiseerd beschikt staat bij het Agentschap. Zouden we het reeds bereikte VertiCer volume afmeten aan het overgebleven beschikte totaal volume bij RVO, zouden we al op 62,1% realisatie komen, duidelijk hoger dan de status bij RVO zelf (kader in grafiek). Met de voorbehouden die daar bij horen.

Normaliter liggen de cijfers bij VertiCer altijd (ver) voor op het RVO - SDE dossier. Feit blijft, dat sowieso bij RVO talloze reeds netgekoppelde projecten nog niet met een "ja" vinkje zijn gezegend in de publiek beschikbare data overzichten. Die dus nog niet in hun (actuele) cijfers kunnen zitten. Die projecten staan al lang in de VertiCer databank, omdat er al meteen garanties van oorsprong aangemaakt moeten gaan worden, "zodra de stekker in het betreffende project gaat". Voor de meeste projecten achter grootverbruik aansluitingen worden maandelijks (automatisch) meetgegevens via de meet-gemachtigde ingediend, die direct naar VertiCer worden doorgesluisd na validatie door de betreffende netbeheerder. Registratie bij VertiCer gebeurt in het grootste deel van de gevallen zeer rap na fysieke netkoppeling. Dagelijks worden updates gedraaid met de nieuwste toevoegingen die door de exploitanten worden doorgegeven, en waarvoor de netbeheerders hun formele fiat hebben gegeven (pers. comm. Polder PV met medewerker van VertiCer rechtsvoorganger CertiQ, in 2022). Wat daarna geschiedt in het RVO traject kan echter vele maanden kosten, voordat dit leidt tot een "formeel ja vinkje" in hún databestand. Ik kom soms nieuwe "ja" vinkjes tegen van projecten die vroeg in 2022, of zelfs in het voorgaande jaar netgekoppeld zijn opgeleverd, dus die vertraging kan zeer fors oplopen.

Het verschil tussen "overgebleven beschikt" volume en "gerealiseerd volume status 1 januari 2024" bedraagt 17.898 - 10.826 = 7.072 MWp (bijna 7,1 GWp). Dat is de nu nog overeind gebleven "pijplijn" aan PV projecten binnen alle SDE regelingen. Dit is alweer substantieel (900 MWp) minder, dan de 7.972 MWp pijplijn in de update van oktober 2023.

Sowieso gaat hier ook nog heel veel volume van afvallen, gezien de trend van de afgelopen overzichten van RVO. En het is nog steeds niet het "gerealiseerde" volume. Dat kunnen we alleen te weten komen als exacte project informatie beschikbaar komt, zoals in ultimo bij de netbeheerders en VertiCer bekend moet zijn of worden. Polder PV heeft in ieder geval van de "top" in de markt, de grootste projecten, inclusief de inmiddels alweer alhier bekende ruim 800 reeds gerealiseerde, netgekoppelde grondgebonden zonneparken (> 15 kWp per stuk, excl. andere "niet rooftop" projecten zoals drijvende projecten), die de grootste volumes aan MWp-en inbrengen, het meest complete, continu ververste, en gedetailleerde overzicht van Nederland.


RES doel "elektra"

RVO insereerde in voorgaande updates ook een tabblad bij de projecten status sheets, waaruit bleek dat ze al ruim 5 TWh tekort zouden komen voor het behalen van de oorspronkelijke RES doel (35 TWh productie elektra uit hernieuwbare bronnen op land in 2030), als je alleen van het SDE potentieel zou uitgaan. In de meest recente updates is echter géén nieuwe berekening cq. prognose toegevoegd door RVO.

Inmiddels heeft het CBS echter, voor nadere duiding van de RES doelen, data tot en met 2022 gepubliceerd, met de berekende productie voor wind + zon op land, die eind dat jaar al neerkomen op een volume van 30,47 TWh. Het doel in 2030 is 35 TWh, dus, zelfs al moeten we rekening houden met eventuele tussentijdse bijstellingen van de data door het CBS, dat gaan we spreekwoordelijk (toch) "met de vingers in de neus" halen. Polder PV heeft het verloop van die producties getoond in 1 van de talloze grafieken van zijn recent gepubliceerde "Ultimate solar CBS overzicht" (met ook al veel data tm. medio 2023).

Het zeer ambitieuze nieuwe doel voor 2030, 55 TWh elektra uit wind en zon op land, is een compleet ander verhaal. Het Planbureau voor de Leefomgeving heeft daar in een persbericht en bijbehorend rapport, begin december 2023, harde noten over gekraakt. Ondanks herzieningen van het (positief gegroeide) aandeel van, met name kleinschalig opgewekte zonnestroom, en opwaardering van de resultaten, stelt het PBL: "het streefdoel van 55 TWh [zal] nog steeds buiten beeld blijven".


Thermische zonne-energie

Over dit kleine andere zonne-energie dossier was al wat langer niet zeer veel zinnigs te melden, gezien de trage ontwikkeling. In de huidige update is er echter wel een en ander gewijzigd t.o.v. de vorige update van oktober 2023. 1 beschikking uit de SDE 2019 I regeling is verwijderd uit de RVO databank. En er zijn maar liefst 7 nieuwe realisaties opgenomen in de laatste update. 1 maal een beschikking uit de SDE 2018 II (147 kWth. toegevoegd), 2x SDE 2019 I (720 kWth.), 3x SDE 2020 I (2,34 MWth.), en, tot slot de eerste SDE 2022 beschikking die is opgeleverd, een vrij byzonder, doch niet uniek project, een veldopstelling bij Marrewijk Amaryllis in De Lier (Westland, ZH), met een collector oppervlak van 1.567 m², en een beschikte omvang van 1,03 MWth, geplaatst door HR Energy.

De gevolgen voor onderstaande grafiek met realisaties zijn dus voor het eerst in langere tijd "van enige betekenis", zie de laatste kolom.

Tezamen met voorgaande verliezen van oorspronkelijk toegekende beschikkingen, zijn er, met het extra verlies van 1 beschikking in deze laatste update, nog maar 85 beschikkingen voor thermische zonne-energie projecten over, met een geaccumuleerd vermogen van 110,8 MWth. De oudste beschikking komt uit de SDE 2012 (al lang gerealiseerd), SDE 2015 en SDE 2017 II hebben géén beschikkingen voor dergelijke thermische warmte projecten (meer). Er zijn inmiddels in totaal 65 SDE beschikkingen gerealiseerd middels deze zonne-energie techniek, met als gerealiseerd vermogen 57,1 MWth.

Er staan nog 20 beschikkingen open. De oudste nog openstaande beschikking is voor een project voor een appartementencomplex annex bedrijfsverzamelgebouw, van Pallazone in Nijmegen, van de SDE 2019 I regeling. De meest significante toekenning is voor het 12 hectare grote Dorkwerd thermische zonnepark in Groningen, wat op het lokale warmtenet moet gaan invoeden, en wat een beschikt thermisch vermogen heeft van 37,4 MWth. Volgens de project site van Novar zou het park in november 2023 on-line gegaan moeten zijn, maar er staat nog geen "ja" vinkje bij de beschikking, dus dat is nog niet "officieel".

Naast deze puur thermische zonne-energie installaties ontdekte ik in een vorige update ook nog een "innovatief" project in de groslijst met SDE beschikkingen. Dat is een PVT-project in combinatie met een warmtepomp, met een beschikking voor 3,75 MW thermisch vermogen, die door RVO in de deel-categorie "CO2-arme warmte" van SDE 2021 is ondergebracht. Dat gaat dus deels om een combi-systeem thermische zonnewarmte / fotovoltaïsche omzetting, en deels om genoemd warmtepomp systeem om de opgewekte warmte (ook) direct te gebruiken. Het betreft een project van Escom.nu in een flatgebouw vlakbij metrostation Reigersbos in Amsterdam. Ook deze beschikking staat nog open.

Voor details van de status quo bij de realisaties, zie ook onder de analyse van de 1 april 2022 update (onderaan het artikel).

Bronnen

Frequente updates over de SDE regelingen bij Polder PV, sedert 2008. Huidig exemplaar: status 1 januari 2024.

Bronnen (extern):

Feiten en cijfers SDE(+)(+) - RVO, status 9 januari 2023)

Monitoring zonne-energie - RVO, status 10 oktober 2023 (cijfers betreffende stand van zaken tm. 2022)

Voor analyses omtrent de meest recent gepubliceerde (kamerbrieven over de) SDE 2022 regeling zie verder:

Derde SDE "++" ronde (nazomer 2022) iets meer aangevraagd dan subsidie plafond. Zonnestroom blijvend populair, maar significant lager dan in SDE 2021 (2.268 MWp) (28 november 2022)

Toekenningen SDE 2022 (derde SDE "++") gepubliceerd, deel 1 - grofweg halvering beschikte aanvragen PV sedert SDE 2021 onder moeilijke marktomstandigheden (27 april 2023)

SDE 2022 (derde SDE "++"). Deel 2. Kern parameters cumulaties alle SDE - SDE "++" beschikkingen (27 april 2023)

SDE 2022 (derde SDE "++"). Deel 3. Details uit projecten lijst - segmentaties inclusief zonneparken (7 juni 2023; huidige artikel)

SDE 2022 (derde SDE "++"). Deel 4. RVO update alle SDE regelingen zonnestroom tm. SDE 2022, 1 juli 2023 - weer versnelde groei, 598 MWp nieuwe realisaties in 2e kwartaal, en 143 MWp beschikte capaciteit verloren gegaan (25 juli 2023)



9 januari 2024: De "ultimate" CBS zonnestroom statistiek update - uitgebreide (eerste) resultaten voor 2022 en medio 2023. Segmentaties naar provincie, gemeentes, RES sub-regio, omvang en type PV installatie. Na eerder al een voorlopige globale overzicht van de nationale statistiek cijfers met de eerste resultaten voor de stand van zaken rond zonnestroom in Nederland, tot en met 2022, en, al kort daarna, voor de eerste cijfers medio 2023, op een rijtje te hebben gezet, is het ditmaal tijd voor meer diepgang. Polder PV heeft de nieuwe cijfers voor aantallen PV-installaties, en zonnestroom capaciteit, inclusief de nog zeer voorlopige resultaten tm. medio 2023, inmiddels, in een langdurige tour de force, weer volledig op een rijtje gezet en in vele grafieken gesegmenteerd, n.a.v. het verschijnen van nieuwe data van het statistiek instituut op 17 november 2023. In de grafieken wordt de enorme groei van de markt op allerlei mogelijke wijzen geïllustreerd en onderbouwd, en trends geduid. De laatste keer dat zo'n uitgebreide detail analyse werd gemaakt was met de data van 31 mei 2022, met cijfers voor kalenderjaar 2022, wat op 20 oktober van dat jaar integraal is gepubliceerd door Polder PV. Ook zijn in de rapportage wederom de segmentaties voor de RES (sub-)regio meegenomen, alsmede segmentaties naar het type installatie. Tevens is een ververste grafiek opgenomen, die het procentuele aandeel van woningen met zonnepanelen voor verschillende bewoner aantallen weergeeft, tm. 2022, alsmede een nieuwe grafiek met het verloop van de penetratiegraad van PV-installaties op woningen. Tevens is de evolutie van het aandeel PV-systemen op huurwoningen in een nieuwe grafiek getoond. Grafische representaties van de jaarlijkse producties, en de door het CBS maandelijks berekende zonnestroom hoeveelheden tot en met oktober 2023, zijn ook van de partij.

Wederom komen in het nieuwste overzicht de lagere gebieds-niveaus uitgebreid aan bod: segmentaties voor provincies, gemeentes, en voor de vijfde maal ook voor de RES (sub-)regio. Afhankelijk van de getoonde parameter, zijn er zowel op provinciaal vlak, als op het niveau van RES sub-regio, en gemeentes wederom diverse, soms zelfs forse wijzigingen opgetreden. Ook in diverse volgordes in de ratings die worden getoond. Dit is, wederom, vooral op het gebied van de opgestelde capaciteit geschied, en bij daar van afgeleide parameters, zoals opgesteld vermogen per inwoner. Wat een zoveelste teken aan de wand is, dat de schaalvergroting van de grotere projecten op alle niveaus is doorgedrongen.

Voor 2021 zijn de cijfers inmiddels definitief, voor 2022 echter nog steeds "nader voorlopig". Dit, ondanks het feit, dat voor de eindejaars-accumulatie van 2022, sedert de eerste afschatting van het CBS, alweer 751 MWp is toegevoegd. Zelfs die flink opgewaardeerde cijfers kunnen dus nog steeds worden aangepast, zoals in het verleden altijd is geschied met eerdere jaargangen, al is de verwachting dat de laatste updates vrij klein zullen zijn. In de grafieken is kalenderjaar 2022 derhalve met 2 sterretjes aangegeven, daarbij de CBS notatie volgend. De data voor medio 2023 zijn nog zeer voorlopig, waarvan de verwachting is, dat die nog behoorlijk kunnen gaan wijzigen. Dat jaar heeft dan volgens de CBS notatie ook 1 ster gekregen in de grafieken. Sowieso zal het CBS, zoals in het verleden, geen aangepaste half-jaar cijfers meer publiceren, maar deze vervangen door de (eerste afschattingen voor de) eindejaars-volumes. Het voorlopige accumulatie cijfer voor eind 2022 is, zoals eerder reeds gepubliceerd, 19.600 MWp geworden, de jaargroei in 2022 heeft een nieuw, voorlopig record niveau bereikt van 4.777 MWp (29% hoger dan de 3.715 MWp aanwas in 2021).

De belangrijke grafiek sectie met de van de accumulaties afgeleide jaargroei cijfers met de provinciale segmentaties is uiteraard ook volledig nieuw doorgerekend, en de resultaten grafisch verwerkt. Een van de belangrijkste, gewijzigde grafieken vindt u hier onder weergegeven.

Een van de nieuw gereviseerde PV statistiek grafieken gemaakt op basis van de eerder gepubliceerde CBS cijfers (17 november 2023).
Verdeling van de nieuwe jaarlijkse PV capaciteit per provincie, vervolgd over de jaren 2012 tm. 2022**, en,
achteraan, de nog zeer voorlopige cijfers voor medio 2023*.

Noord-Brabant, al langer kampioen bij de accumulaties, is ook alleenheerser bij de jaarlijkse groei volumes, en heeft haar positie in de huidige update in 2022 en het eerste half-jaar van 2023 verder verstevigd, en geconsolideerd. Ze voegde 800 MWp (2022), resp. 437 MWp (2023 H1) nieuwe PV capaciteit toe. Groningen, in 2020 tijdelijk doorgedrongen tot de 2e positie, met ruim 451 MWp nieuwbouw, is weer terug gevallen bij de jaargroei, naar nog maar 193 MWp in 2022, al gaf de eerste jaarhelft van 2023 alweer een groei van 217 MWp te zien. Dit soort forse fluctuaties zijn voor een belangrijk deel het gevolg van ingebruikname van (zeer) grote zonneparken (in 2020 het 110 MWp grote Vlagtwedde project van Powerfield). De volgorde van de provincies is soms gewijzigd, afhankelijk van de getoonde parameter.

Drenthe is, in positieve zin, flink opgeschoven in deze rating, vanwege oplevering van het grote Vloeivelden Hollandia project in Borger-Odoorn in 2021, en meerdere grote projecten in 2022, waarmee de provincie in dat jaar tijdelijk op de 4e plek bij de jaargroei belandde. Er is ook een zeer kleine categorie waarvan de capaciteit nog niet toegewezen kon worden aan een bepaalde provincie (dunne oranje segment helemaal bovenaan de kolommen). De jaargroei in 2021 is nu definitief 4,4% lager dan het niveau van 2020. 2022 gaf een nieuw record jaarvolume te zien van 4.777 MWp (29% hoger dan de aanwas in 2021), wat in latere cijfer updates mogelijk zelfs nog wat groter kan worden. De groei in het eerste half jaar van 2023 is ongekend hoog (2.812 MWp), maar de jaarlijkse groei zal beslist niet het dubbele volume gaan bereiken, vanwege de "kopersstaking" in de residentiële markt, gecombineerd met een zeer duidelijke afkoeling in de projecten markt in de tweede jaarhelft. Zie link onderaan deze introductie, voor meer grafieken, info, en gedetailleerde besprekingen.

De Compound Annual Growth Rate (CAGR) van de PV capaciteit was tussen 2012 en 2022 gemiddeld (!) bijna 40% per jaar, voor de woning sector 40,5%/jaar in die periode.

Een opvallende voetnoot voor kalenderjaar 2022 moet ook nog worden benoemd. Zuid-Holland wist in dat jaar het hoogste aantal residentiële projecten ooit in een provincie toe te voegen, een enorm volume van maar liefst 98.801 nieuwe projecten in de woning markt. Zelfs flink meer, dan de bijna 79 duizend nieuwe residentiële installaties in langjarig kampioen Noord-Brabant. Met de deelsector economische activiteiten meegerekend, voegde Zuid-Holland in 2022 zelfs 106.322 nieuwe PV-projecten toe.

Energievoorziening dominant bij capaciteit

Al langer is bekend, dat de sector energievoorziening in 2020 voor het eerst de sector landbouw is gepasseerd, met, volgens de laatste bekende data, 1.877 versus 1.583 MWp (factor 1,2 : 1), Het verschil werd daarna alweer fors groter. Eind 2021 2.811 / 1.648 MWp (factor 1,7 : 1), eind 2022 3.899 / 2.030 (factor 1,9). En met de nog zeer voorlopige cijfers van medio 2023 is het weer iets verder opgelopen, 4.379 / 2.245 MWp (factor bijna 2,0).

Onder energievoorziening worden ook de grondgebonden (en floating solar) projecten gerekend, waarbij zoveel nieuw volume is toegevoegd, dat dit het grootste marktsegment is geworden van allemaal, van de door het CBS onderscheiden zogenaamde SBI categorieën. Wat capaciteit betreft, claimde de energiesector (volgens de huidige indeling van het CBS), eind 2022, al bijna 20% van het totale nationale volume. Wat, volgens het meest recente CBS cijfer, flink is opgewaarderd, naar 19.600 MWp.

De jaarlijkse groeicijfers in de energiesector waren in de periode 2020-2022 1.029 MWp, 934 MWp, resp. 1.088 MWp. Daarmee verminderde de toename t.o.v. de aanwas in het voorgaande jaar van 121%, via 50%, naar nog steeds een respectabele 39%. Hierbij past wel de waarschuwing dat met name de grote zonneparken pas zeer laat doordringen in de officiële statistieken, en dat hier dus nog wel wat aan gecorrigeerd zal kunnen gaan worden, voor met name 2022.

Evolutie totale capaciteit Nederland

Nederland als geheel had in de tweede jaarhelft van 2020 al een totale capaciteit van 10 GWp bereikt, en is, al eerder voorspeld op basis van een nieuwe extrapolatie van de toen meest recente CBS data, in het eerste kwartaal van 2022 reeds de 15 GWp met de vingers in de neus gepasseerd. Als de cijfers voor 2022 niet structureel later aangepast zouden worden, is met de huidige stand van zaken in het eerste kwartaal van 2023 reeds de 20 GWp gepasseerd. Eerder werd "gehoopt" op 18 MWp eind 2022, maar ook dat is dus met vlag en wimpel naar de illusies van het datamuseum verwezen. Iets verder weg, zijn de prognoses voor eind 2023 nog onzeker, mede gezien alle al opgetreden, structurele problemen in de PV markt. Als het meevalt, moet ver over de 23, mogelijk zo'n 24 GWp, eind 2023, haalbaar zijn.

Australië onofficeel naar de tweede plaats verdrongen bij capaciteit per inwoner

Byzonder is, dat door de blijvend zeer hoge groei van de zonnestroom projecten in ons land, er medio 2021 al een capaciteit van 715 Wp per inwoner zou zijn bereikt. Inmiddels is met de nieuwste cijfers duidelijk, dat eind 2021 al 843 Wp/inwoner is gehaald. Waarmee voormalig wereldkampioen Duitsland binnen de EU al naar de 2e positie zou zijn verwezen. Sterker nog, eind 2022 ademde Nederland de wereldkampioen al in de nek, met een bereikt niveau van 1.100 Wp/inwoner. En medio 2023, met nog zéér voorlopige cijfers, zou Australië al zijn ingehaald (1.254 Wp/inwoner NL, 1.214 Wp/inwoner AUS, beide cijfers kunnen nog wijzigen).

Bij lagere regio indelingen zijn zeer grote variaties op dat gemiddelde nationale volume mogelijk, waarbij, medio 2023, de 3,0 kWp gemiddeld per inwoner in provincie Drenthe een van de sprekendste voorbeelden is. Deze op dit niveau rap gegroeide provincie haalde voormalig kampioen Groningen al in 2022 in, waarbij de realisatie van enkele grote zonneparken de main driver was. Zie onderstaande grafiek, voor de al fors oplopende verschillen bij deze belangrijke maatvoering, tussen de provincies onderling.

Zonnestroom productie records

Verder is er reeds een nieuw zonnestroom productie record bekend door het CBS. In 2022 zou al 17,08 TWh aan zonnestroom zijn geproduceerd. Dat is ruim 51% hoger dan de 11,30 TWh in 2021. 2022 was dan ook een zeer zonnig jaar, zie ook de tweet van Anton Boonstra over de instraling in 2022. Het was volgens het KNMI "het zonnigste jaar sinds het begin van de waarnemingen". In juni 2023 werd alweer het oude (juni) record verbroken, er werd met de nog voorlopige cijfers, door het CBS alweer 3.642 GWh zonnestroom opbrengst berekend voor die nieuwe recordmaand.

Price to pay - extreme volume ontwikkeling Enexis netgebied

Ook al is Enexis niet de grootste netbeheerder in Nederland, ze krijgt wel de allergrootste volumes aan PV projecten te verstouwen, en moet alle hens aan dek afroepen over haar personeel om aan de extreem hoge vraag naar aansluitingen, van ook nog eens vaak zéér hoge vermogens, te kunnen voldoen. We hebben al langer gezien dat het daarbij al vaak spaak loopt, grote deelgebieden in het verzorgingsgebied van Enexis kunnen géén nieuwe capaciteit achter grootverbruik aansluitingen meer aan en staan al langdurig op rood, of er is congestie onderzoek gaande ("oranje"). In een intermezzo gaat Polder PV dieper in op de huidige situatie in het netgebied van deze zwaar overvraagde netbeheerder (inclusief de ingesloten kleine netgebiedjes van Rendo en Coteq). In 2017 was er al ruim 1 GWp aan PV-capaciteit binnen dat netgebied terug te vinden, in de periode 2018 - medio 2023 werden achtereenvolgens de 2e tot en met al ver over de tiende GWp bereikt. In het netgebied van Grote Zus Liander was medio 2023 nog "maar" 6,8 GW capaciteit geaccumuleerd (mix van generator capaciteit kleinverbruik + gecontracteerd AC vermogen grootverbruik).

PV op woningen versus het "bedrijfsmatige" marktsegment

De penetratie van het aantal woningen met zonnepanelen is eind 2022 verder opgelopen naar 26%, en medio 2023 (voorlopige cijfers) alweer naar 30%. Vanuit een update van een nieuw tabellarisch overzicht van het CBS wordt ook een segmentatie naar aantal bewoners per woning gegeven. Hieruit blijkt, dat woningen met 4 geregistreerde bewoners kampioen zijn, met eind 2022 al een penetratie van 41% met 1 (of meer) PV-systemen op het dak. Zie de onderstaande, ververste grafiek.

^^^ Ververste data van het CBS tm. 2022, voor het aandeel woningen met PV installaties, gesegmenteerd naar aantal bewoners per woning. Er is ook een categorie "geen" bewoners, tijdelijk cq. permanent leeg staande huizen. Waar kennelijk deels ook zonnepanelen op liggen, die kennelijk niet in gebruik zijn (?). Voor verdere toelichting zie intermezzo 1 in de detail analyse.

Medio 2023 zou ruim 17% van het totale aantal woningen met zonnepanelen in de huursector zijn te vinden. Dat is lager dan eerder, omdat de toename op "niet-huurwoningen" veel sneller is gegaan dan in de huursector zelf. In het detail overzicht wordt een nieuwe grafiek gegeven met de penetratie van PV systemen op huurwoningen per provincie, waarbij Drenthe en Zeeland op kop staan, met aandelen van ruim 45 tot 42%. Landelijk bezien zou in de corporatiesector bijna een vijfde van de huurwoningen reeds van zonnestroom modules zijn voorzien. Capaciteiten zijn echter niet bekend gemaakt.

Residentiële versus bedrijfsmatige activiteit

2020 is het eerste jaar dat er in Nederland al meer dan 1 GWp aan nieuwe capaciteit op woning daken is aangebracht; in 2021 was dat alweer verder opgelopen naar een nieuw volume van 1.354 MWp, maar in 2022 "explodeerde" het residentiële segment, met een nog voorlopig afgeschat volume van maar liefst 2.185 MWp nieuwe capaciteit, verdeeld over een spectaculair aantal van bijna 518 duizend nieuwe installaties, meer dan een half miljoen PV-systemen!

Daar staat tegenover, dat in die jaren binnen het segment "economische activiteiten" al veel meer nieuw vermogen werd gerealiseerd, 2.630 MWp in 2020, 2.360 MWp in 2021, en alweer 2.592 MWp in 2022 (voor laatstgenoemd jaar nog bijstellingen te verwachten). Daarmee heeft de bedrijfsmatige sector voorlopig "afscheid" genomen van de langjarige steunbeer van de Nederlandse markt evolutie, de residentiële markt, tm. 2022. In de eerste jaarhelft van 2023 is er echter weer een keerpunt bereikt, met een voorlopige verhouding van 1.488 MWp nieuw residentieel volume, resp. "slechts" 1.325 MWp in het bedrijfsmatige segment. Deze verhoudingen kunnen beslist nog wijzigen: de cijfers zijn nog lang niet compleet, en nu al is duidelijk dat de tweede jaarhelft voor beide sectoren beduidend minder volume zal zijn afgezet. Al is nog lang niet duidelijk hoe veel minder dat in beide segmenten is geweest.

De accumulatie in het bedrijfs-segment (NB: inclusief grondgebonden zonneparken, floating solar projecten, etc.) is medio 2023 in ieder geval al opgelopen tot 12,9 GWp, op woningen was toen "slechts" 9,5 GWp aan zonnepaneel capaciteit aanwezig, een verhouding van 1,4 : 1.

Medio 2023 hebben inmiddels alle provincies behalve Zeeland (866 MWp) meer dan 1 GWp aan PV capaciteit binnen hun grenzen staan. 4 provincies hebben al (ver) over de 2 GWp verzameld. Noord-Brabant is als enige al ver over de 3 GWp heen, en gaat in 2023 ook alweer over de 4 GWp, gezien de huidige status van 3.814 MWp medio 2023.

Op gemeente niveau laten de cijfers van het CBS zien, dat er medio 2023 al 67 van de 342 gemeentes waren met meer dan 100 MWp PV capaciteit op hun grondgebied, verdeeld over heel Nederland.

Gemiddelde systeem omvang

De gemiddelde systeemgrootte van PV projecten is tm. 2021 verder gegroeid, waarmee de forse schaalvergroting van de projecten zichtbaar werd. Vanaf 2022 stabiliseert deze echter, vanwege met name de enorme groei in de residentiële markt, die het totale systeemgemiddelde in de hele markt drukt. Medio 2023 is de gemiddelde omvang van alle projecten (residentieel + de bedrijfsmatige "niet-woning" installaties), iets afgenomen naar 8,48 kWp per installatie, een factor 2,4 maal zo groot dan de systeemgemiddelde omvang, eind 2012. Er is sedert 2020 een trendbreuk gezet bij de nieuw toegevoegde volumes in dat jaar. Het systeemgemiddelde vermogen van de toevoegingen liep terug van 12,1 naar 8,1 kWp, medio 2023.

In alleen de residentiële markt, nam het systeemgemiddelde juist toe, van 2,56 kWp EOY 2012, tm. 3,88 kWp medio 2023. Bij de nieuwe installaties per jaar nam die gemiddelde capaciteit zelfs opvallend toe, een gevolg van met name de forse verbeteringen op het niveau van module vermogens, de afgelopen jaren. Van 2018 tm. medio 2023 ging het om een toename van gemiddeld 3,38 kWp naar 4,64 kWp bij de nieuwe residentiële installaties.


^^^

Diagram uit een serie gereviseerde grafieken met de nationale evolutie van zonnestroom in Nederland.
in onderhavig geval de eindejaars-accumulaties tussen 2012 en medio 2023.

Goed is te zien dat in 2019 in de sector bedrijven er meer PV vermogen was geaccumuleerd dan in de langjarig dominante woning sector, een trend die in 2020 tm. 2022 is gecontinueerd en versterkt. Medio 2023 is de bedrijfsmatige sector echter duidelijk terug gegaan in de progressie, en heeft de residentïele markt even het heft bij de nieuwbouw weer overgenomen (zeer voorlopige resultaten). Ondanks de tijdelijke terugval van bedrijfsmatige nieuwe capaciteit, stond er medio 2023 in dat segment al een factor 1,4 maal zoveel vermogen dan in de residentiële sector, 12.896 om 9.516 MWp. In 2020 is de piketpaal van 10 GWp gepasseerd; vroeg in 2022 zou er reeds meer dan 15 GWp aan PV capaciteit in Nederland zijn geaccumuleerd. En met de huidige cijfers zou begin 2023 de 20 GWp kunnen zijn gehaald. Met dien verstande, dat dit cijfer later nog zal worden bijgesteld, en dat het mogelijk zelfs al eind 2022 kan zijn geweest. In ieder geval stond er met nog zeer voorlopige CBS cijfers voor medio 2023 alweer 22,4 GWp aan zonnestroom productie capaciteit genoteerd.

Evolutie bij de gemeentes - Borger-Odoorn sedert 2022 nieuwe kampioen bij opgesteld vermogen

Ratings van afzonderlijke gemeentes worden vooral bij de capaciteit zeer sterk beïnvloed door netkoppeling van slechts 1 of een paar (zeer) grote projecten, wat ook weer goed in de cijfers voor 2021, 2022 en medio 2023 is terug te zien. Ook bij de terugrekening van capaciteit per inwoner, heeft deze schaalvergroting een dominant effect op de onderlinge verhoudingen. Kijken we binnen de groep van 25 meest impact makende gemeentes bij de totale geaccumuleerde vermogens, heeft het Drentse Borger-Odoorn sinds 2022 Midden-Groningen (Gr.) naar de tweede plaats verwezen, met 333 MWp, medio 2023. Midden-Groningen moest zelfs Dronten (Fl.) laten voorgaan in het eerste half-jaar van 2023, wat aangeeft dat een bereikte top-positie bij een dergelijke parameter ook rap weer verloren kan gaan. Polder PV heeft wederom een volledig tabellarisch evolutie overzicht gemaakt van de top-25 gemeentes bij de capaciteits-ontwikkeling, waarbij de volgorde medio 2023 alweer flink is opgeschud t.o.v. de voorgaande jaren.

Rekenen we in bovengenoemde top-25 groep de vermogens terug naar de beschikbare oppervlakte in die gemeentes, komt, voor velen mogelijk verrassend, Eindhoven (NB) wederom op nummer 1, met halverewege 2023 alweer een accumulatie van 2.220 kWp/km², als alleen het beschikbare landoppervlak als uitgangspunt wordt genomen. Genoemde drie top kandidaten bij de absolute vermogens, zijn een stuk lager terug te vinden in deze rating (8e, 10e, resp. 17e plaats).

RES (sub) regio

Wederom wordt in een deel-analyse ingegaan op separaat door CBS verstrekte cijfers over de RES regio, 30 (deels volstrekt kunstmatige) gebieden, onderverdeeld in 40 sub-regio, die voor de Regionale Energie Strategieën in het leven zijn geroepen om daar de energietransitie verder vlot te trekken. Waar bij de totale PV capaciteit Groningen medio 2023 nog steeds ver op kop gaat (1.567 MWp accumulatie). Al is Drenthe deze provincie inmiddels al aardig dicht genaderd (1.520 MWp). En heeft ze Groningen op het punt van het hoogste PV vermogen per inwoner op provinciaal niveau, zoals hierboven geschetst, al overgenomen. Daarnaast blijft een van de meest opvallende "kampioenen" in het RES gebeuren, het Zuid-Hollandse eiland, tevens gemeente, Goeree-Overflakkee, wat op het gebied van opgestelde PV-capaciteit per inwoner vér boven alle andere regio uitsteekt. Met medio 2023 alweer 3.462 Wp/inwoner zonder meer "King of Solar" in Nederland, bij de RES (sub) regio.

Alweer nieuwe kampioenen - gemeente Borger-Odoorn resp. Noord-Beveland

Bij de gemeentes was eind 2021 Midden-Groningen in absolute zin kampioen bij de opgestelde capaciteit, maar als we dat vermogen relateren aan het aantal inwoners, duikt sinds dat jaar een nieuwe "super"-kandidaat op. En wel, het Drentse Borger-Odoorn. Aanvankelijk vanwege de oplevering van Zonnepark Vloeivelden Hollandia in 2021, maar erna volgden meer grote zonneparken, waardoor de capaciteit zeer fors is toegenomen in die Drentse gemeente, op een relatief bescheiden aantal inwoners. Gevolg: nummer 1 op het erepodium, met maar liefst 7,5 kWp per inwoner EOY 2021, en alweer 12,9 kWp/inwoner medio 2023 (!). Daarbij de volgers, nieuwkomer Pekela (Gr), Westerwolde (Gr.), en Dronten (Fl) al ver achter zich latend. Midden-Groningen staat in die relatieve verhouding medio 2023 pas op de achtste positie.

Schiermonnikoog heeft in 2021 bij het gemiddelde aantal installaties per 10.000 inwoners de eerste plaats bezet (dat was eind 2020 nog Harlingen, Fr.). Maar ook dat was maar een kort leven beschoren, want sedert 2022 is ze ingehaald door de Zeeuwse eiland gemeente Noord-Beveland. Die is haar niet alleen voorbij geschoten, naar medio 2023 3.341 PV projecten per 10 duizend inwoners. Maar Schiermonnikoog is daarbij ook weggezakt naar de vijfde positie, en moet halverwege 2023 het ook Zeeuwse Veere, de Zuid-Hollandse eiland-gemeente Schouwen-Duiveland, en het Friese Waddeneiland Vlieland in de sub-top aan zich voorbij laten gaan.

CAGR hot-shots revisited

Er zijn grote verschillen tussen de gemeentes onderling bij de geaccumuleerde PV capaciteit, en de evolutie daarin. Voor het eerst heeft Polder PV daartoe in de vorige update twee "CAGR groei lijstjes" gemaakt, zowel voor de aantallen PV projecten per gemeente, als voor de capaciteits-ontwikkeling, in de periode 2012-2021.

Deze zijn inmiddels van updates voorzien voor de periode 2012-2022, en uitgebreid met 2 versies over de periode 2018-2022, toen de marktgroei het meest extreem was. In onderstaande plaatjes toon ik de exemplaren voor de capaciteit in genoemde periodes, die een nogal verschillend beeld in de top 10 ratings laten zien. Met links de top tien "best performers", met het Gelderse Neder-Betuwe als lichtend voorbeeld, gemiddeld 81,0% groei per jaar in de periode 2012-2022. En het Drentse Borger-Odoorn in de drukste markt jaren 2018-2022, bovenaan vooral vanwege de grote nieuwe zonneparken op haar grondgebied. Met een CAGR van maar liefst 119% gemiddeld per jaar in die periode van slechts 5 jaar.

Rechts idem, in aflopende volgorde voor beide periodes de tien slechtst presterende gemeentes bij de CAGR berekeningen. Met het Brabantse Eersel als rode lantaarndrager in 2012-2022 (slechts ruim 28% groei gemiddeld per jaar). En in de drukke marktperiode 2018-2022 Waddeneiland Ameland, met slechts 8,5% groei gemiddeld per jaar. Wat grotendeels wordt veroorzaakt door het feit dat sedert de oplevering van het grote zonnepark aldaar (in 2015), de netruimte op de landkabel zeer beperkt is gebleken. Er kan tot een eventuele uitbreiding (en/of door sterke verhoging van het directe eigenverbruik van zonnestroom op het eiland), gewoonweg niets meer bij, in ieder geval niet bij bedrijven en instellingen achter grootverbruik aansluitingen. Wat de groei van de lokale PV markt op Ameland zeer sterk inperkt.

Voor vergelijkbare tabellen voor de aantallen installaties, zie de onderaan gelinkte detail analyse.

In de CBS sectie op het niveau van gemeentes wordt afgesloten met nieuwe, via de Klimaatmonitor databank verkregen fraaie kaartjes van de verdeling van de aantallen PV installaties en PV capaciteit in de Nederlandse gemeentes, ditmaal voor de kalenderjaren 2016, 2018, 2020 en 2022. Hiermee is de enorme groei van zonnestroom in Nederland goed in geografische context te volgen. Een voorbeeld voor de capaciteit evolutie gerelateerd aan het inwoner aantal (Wp/inwoner) vindt u hier onder.

PV capaciteit per inwoner voor alle gemeentes (Wp/inwoner), per deel-kaartje in 15 grootte klassen (zie legenda). Kaartjes / data © Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) via grafiek generator Klimaatmonitor, selecties en samenstelling Polder PV. Resultaten tm. 2020 zijn "definitief", voor 2022"nader voorlopig".

Bijgewerkte RES kaartjes; top performer in eigen provincie behoudt eerste plek

Voor 2019 heb ik in een eerdere update voor het eerst ook twee grafieken gemaakt voor de capaciteit volumes in de zogenaamde "RES" regio, waarbij de Klimaatakkoord doelstellingen voor 2030 concreet moeten worden ingevuld binnen de "Regionale Energie Strategie" aanpak. Deze grafieken sectie heb ik ook van de nieuwste data voorzien, met cijfers tm. medio 2023. Met onderverdelingen in de PV capaciteit trends bij de RES sub-regio's in de jaren 2019 tm. 2023 H1, voor de opgestelde capaciteit, ditto voor de capaciteit bij "kleine" installaties tm. 15 kWp, en voor de capaciteit bij de grotere installaties (> 15 kWp per stuk). En voor de door het CBS berekende jaarlijkse producties van het totaal aan wind- en zonnestroom, die gebruikt worden voor het toetsen van het behalen van de RES / Klimaatakkoord doelstellingen. Eind 2022 zou reeds 30,5 TWh van de in 2030 benodigde 35 TWh zijn gehaald, wat betekent dat die tussendoelstelling beslist behaald zal gaan worden. Maar ondertussen zijn de ambities alweer aangescherpt, en pakken zich donkere wolken samen, want het wordt zeer problematisch om die ook te halen.

Bij de verhouding Wp per inwoner blijft, zoals hierboven al gemeld, ook in de RES sub-regio indeling nog steeds dezelfde "King Of Solar" overeind, die alle andere regio naar de onderste regionen verwijst. Het Zuid-Hollandse eiland Goeree Overflakkee, wat sinds 2018 vooral door realisatie van slechts 3 grotere zonneparken deze opmerkelijke plek heeft verworven, en door toevoeging van nog 2 kleine projecten op de terreinen van RWZI's, vergezeld van de "natuurlijke" groei in de residentiële markt, de positie verder heeft verstevigd. Er staat in die (sub-) regio 3.462 Wp gemiddeld per inwoner aan opgesteld zonnestroom vermogen. En dan vergeten we voor het gemak ook de flinke hoeveelheid windturbines die daar ook al staan opgesteld.

Drenthe, Groningen en Flevoland volgen met 3.022 tot 2.433 Wp/inwoner op grote afstand van Goeree-Overflakkee. De hekkensluiters zijn allemaal sterk verstedelijkte RES sub-regio, met hoge inwoner aantallen, de dichtst bevolkte regio. Ook nu is de hoofdstad Amsterdam onderaan ge-eindigd, met slechts 265 Wp/inwoner. Het gemiddelde voor alle veertig RES sub-regio ligt medio 2023 op 1.254 Wp/inwoner. Dat is inmiddels onofficieel 's werelds hoogste national "capacity/capita" ratio.

Statistiek problemen blijven aanhouden

Nog steeds blijken er af en toe statistiek problemen terug te vinden in de nieuwste cijfers van het CBS, die niet lijken te rijmen met de realiteit. Deze worden af en toe benoemd als daar aanleiding voor is. Zoals de curieuze hoge positie van Zwijndrecht in de CAGR groei lijstjes, die niet is te rijmen met hoge aantallen residentiële of bedrijfsmatige volumes binnen die gemeente. Of de bizarre anomalie Noordenveld in Drenthe, die separaat wordt besproken, omdat ze onverklaarbaar is.

Een van de meest vervelende problemen is, dat het CBS de "telling" van het aantal projecten per categorie aan het herzien is. Daardoor ontbreken vooral bij de aantallen projecten essentiële data vanaf het jaar 2021. We zullen helaas daar op moeten wachten, voordat duidelijk wordt, wat de precieze consequenties van die nieuwe toewijzings-systematiek zullen zijn...

Nieuwe segmentaties

^^^
Segmentatie tussen de totale capaciteit van de grotere PV installaties (per stuk groter dan 15 kWp) op dak (linker kolom), en de categorie "in het veld", waartoe het CBS ook de floating solar projecten rekent (rechter kolom). In deze grafiek de nog zeer voorlopige data voor medio 2023, met de totale capaciteiten in MWp, per segment (8.271 MWp grote projecten op daken, links, 4.235 MWp voor veld installaties vlg. richtlijn van het CBS, rechts). Er zijn van deze grafiek ook exemplaren voor 2019 en voor 2021 gemaakt, in de detail analyse worden de verschillen door Polder PV geduid. Meest opmerkelijk is de positie van Groningen en Drenthe bij de veldinstallaties in bovenstaande grafiek, die veruit domineren bij de volumes aan gerealiseerde zonneparken daar (815, rersp. 813 MWp medio 2023). In het grote rooftop segment blijft Noord-Brabant voorlopig nog steeds alleenheerser, met als enige provincie ver over de anderhalve GWp aan geïnstalleerde capaciteit: 1.752 MWp, halverwege 2023. Ook is duidelijk, dat het volume van de veldprojecten weliswaar hoog is, maar nog "slechts" ruim de helft van het reeds gerealiseerde volume aan grotere rooftop projecten. Het aandeel ervan is wel aan het toenemen, in de reeks 2019-2023 H1. Het reeds afgekondigde de facto verbod op nieuwe projecten in deze categorie, zal het verschil tussen de kolommen weer doen toenemen, zoals kennelijk "politiek gewild". Maar het zal beslist de evolutie van de zonnestroom markt als geheel gaan vertragen. Of dát de bedoeling is, mag u aan uw eigen volksvertegenwoordigers gaan vragen...

Tot slot, heeft het CBS in een eerder stadium al twee andersoortige sub-segmentaties mogelijk gemaakt door nieuwe cijfers te produceren voor de status halverwege 2023. Op basis van die cijfers heb ik ditmaal een twaalf-tal nieuwe grafieken gemaakt, voor de periodes 2019, 2021, en 2023 H1. Met segmentaties van het aantal installaties resp. het opgestelde PV vermogen naar omvang van de installaties (kleinere projecten tm. 15 kWp resp. grotere installaties), per periode. En, een zeer interessante, segmentatie van de grote > 15 kWp installaties naar "type". Volgens de CBS indeling projecten op daken resp. "in het veld". Waarbij het CBS een ruimere definitie hanteert van "veld-opstelling" dan Polder PV doet, maar PPV desondanks medio 2023 al meer volume heeft staan dan het nationale data instituut. Hier boven toon ik een van deze nieuwste grafieken.

Type installatie per provincie - cumulaties volgens CBS data

In de nieuwe uitgebreide analyse heb ik ook weer drie grafieken opgenomen, met de segmentaties van de door het CBS opgegeven capaciteit volumes per provincie, naar analogie van de hierboven genoemde reeks, in de jaren 2019, 2021, en, nieuw, voor halverwege 2023. Hier onder het exemplaar voor medio 2023.

In bovenstaande grafiek de verdeling van (door CBS bepaalde) capaciteiten per provincie, gestapeld weergegeven als dakprojecten / rooftops "klein" (oranje), idem "groot" (blauw), en door CBS gevonden veldprojecten in groene kolom segmenten (waarvan een deel door het data instituut niet is gevonden, volgens detail statistieken van Polder PV), halverwege 2023. Noord-Brabant torent boven alles uit, met zeer hoge aandelen voor zowel de kleine als de grote rooftop projecten. Waarbij het grote segment al bijna de helft van het totale volume voor die provincie claimt (1.752 MWp, van totaal 3.814 MWp). Groningen is echter tot nog toe net aan de kampioen op het gebied van opgeleverde capaciteit bij grondopstellingen, en drijvende projecten, met 815 MWp iets over de helft van het totale gerealiseerde volume (52%), volgens de CBS tellingen. Drenthe hijgt Groningen op dit punt in haar nek, met ook al 813 MWp in veldopstellingen volgens de CBS data. Op flinke afstand volgen bij de verzamelde capaciteit volumes aan veldprojecten de provincies Flevoland, Gelderland, en Zeeland. Bij de relatieve aandelen van de veldopstellingen t.o.v. de totale volumes per provincie, wint Drenthe het net aan van Groningen, met de huidige beschikbare CBS data (53,5% t.o.v. 52,0%).

Tot slot

Polder PV duidt waar mogelijk, zoals gebruikelijk, in de hieronder gelinkte detail analyse, de trends en de afwijkingen, en legt uit wat de grafieken ons zoal vertellen. De complete verzameling, de nieuwste "ultimate CBS update", vindt u via onderstaande link op een aparte webpagina. Deze heb ik ook direct vanaf de homepage gelinkt, omdat hierin "de meest actuele" CBS cijfers zijn te vinden voor zonnestroom.

CBS & zonnestroom NL - nieuwe statistieken. Evolutie PV installaties en -capaciteit per provincie, RES sub-regio, gemeentes, en nieuwe segmentaties, tm. medio 2023 (voorlopige cijfers).
Status update 17 november 2023 ff.

Disclaimer: de door Polder PV gemaakte grafieken en analyses van zonnestroom statistieken zijn gebaseerd op publiek beschikbare data afkomstig van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS). De analyses zijn compleet onafhankelijk van de data verstrekker tot stand gekomen. Het CBS onderschrijft de strekking van dit afgeleide werk niet, noch stemt ze in met de inhoud daarvan.

Introductie en volledige analyse 9 januari 2024 afgerond, en op fouten gecontroleerd, uploaded dd. 9 januari 2024.


7 januari 2024: VertiCer update december 2023 - voorlopig 1.298 MWp nieuwe gecertificeerde PV capaciteit, 34% minder t.o.v. nieuwe capaciteit in dezelfde periode 2022. Voor uitgebreide toelichting van de voorliggende historie van de CertiQ data voor gecertificeerde zonnestroom in Nederland, zie de bespreking van 7 maart jl (februari rapportage). Voor de transitie van CertiQ naar de nieuwe organisatie VertiCer, zie introductie in de recente analyse, van 19 juli jl.

In de huidige rapportage brengt Polder PV de nieuwe resultaten uit de data rapportage van VertiCer, voor de maand december 2023, daarmee ook nog een zéér voorlopig status voor het hele kalenderjaar, en voor november voor de reeds verstrekte Garanties van Oorsprong voor gecertificeerde PV projecten. Met daarin deels weer gewijzigde (maand) cijfers sedert oktober 2021. Wederom is er géén update van nog oudere data verschenen. Ook voor die gegevens en grafieken daaromtrent, verwijs ik naar de hier boven gelinkte analyse van het oudere CertiQ rapport, waarin die gegevens wel waren bijgesteld in een separate rapportage.

Niets nieuws onder de zon

Benadrukt zal hier blijven worden, dat de voor sommigen wellicht verwarrende, continu wijzigende maand-cijfers bij VertiCer, en haar rechtsvoorganger CertiQ, beslist geen "nieuw fenomeen" betreffen. Dit is altijd al staande praktijk geweest bij CertiQ, en wordt gecontinueerd onder VertiCer. Niet alleen werd dat zichtbaar in de soms fors gewijzigde cijfers in de herziene jaar rapportages tot en met het exemplaar voor 2019. Helaas zijn daarna geen jaarlijkse revisies meer verschenen. In een tussentijdse analyse van oorspronkelijk gepubliceerde, en toen actuele, bijgestelde, werd al duidelijk, dat de databank van de destijds alleen onder TenneT vallende dochter continu wijzigingen ondergaat, zoals geïllustreerd in de Polder PV analyse van 4 november 2020. In dit opzicht, is er dan ook niets nieuws onder de zon. De wijzigingen zijn er altijd al geweest, alleen zijn ze inmiddels, met weliswaar de nodige moeite, regelmatig zichtbaar te maken, door de nieuwe wijze van rapporteren van VertiCer.

Voordat we de huidige resultaten bespreken, blijft de belangrijke, al lang geleden door Polder PV geïntroduceerde, en tussentijds verder aangepaste disclaimer bij alle (zonnestroom) data van VertiCer / CertiQ recht overeind:

* Disclaimer: Status officiële VertiCer (ex CertiQ) cijfers
volgens maandelijkse rapportages !


I.v.m. omvangrijke toevoegingen sedert 2018 aan dit dossier (vrijwel exclusief gedreven door grote hoeveelheden, SDE gesubsidieerde, en gemiddeld genomen steeds groter wordende PV projecten), in combinatie met inmiddels al 3 ernstige data "incidenten" bij CertiQ (september 2017, juni 2019, resp. april 2020), die Polder PV meldde aan het bedrijf (waarna deels substantiële correcties werden gepubliceerd), sluit de beheerder van Polder PV niet uit, dat de huidige status bij rechts-opvolger VertiCer niet (volledig) correct zal kunnen zijn. Een vierde casus diende zich aan n.a.v. het februari rapport in 2021. En, helaas, herhaalde dit zich wederom in de december rapportage van 2022.

Met name foute capaciteit opgaves van netbeheerders voor "kleinere" projecten kunnen, ondanks aangescherpte controles bij VertiCer, aan de aandacht blijven ontsnappen en over het hoofd worden gezien. Maar ook cijfermatige incidenten met opgaves van volumes van grotere projecten kunnen nog steeds niet uitgesloten worden. Deze laatsten zullen, indien onverhoopt optredend, hoge impact hebben op het volume aan maandelijkse toevoegingen, en ook, zei het in relatieve zin beperkter, invloed hebben op de totale accumulatie van gecertificeerde PV capaciteit aan het eind van de betreffende maand rapportage.

Hierbij komt ook nog het feit, dat ooit gepubliceerde volumes in de maandrapportages, al snel bijgesteld kunnen worden door continue toevoegingen en correcties voor de betreffende maanden, bij VertiCer. Wat de directe gevolgen daarvan zijn, vindt u grafisch geïllustreerd in het artikel gepubliceerd op 4 november 2020.

Voor 2020 en 2021 zijn de consequenties van deze continu optredende bijstellingen opnieuw berekend - in de rapportage voor december 2021. Deze bijstellingen werden in analyses van de maand rapportages tot en met 2022 bijgehouden door Polder PV, waaruit o.a. de meest actuele jaargroei volumes werden berekend.

Vanaf januari 2023 is er een complete revisie van de publicatie systematiek van CertiQ in gang gezet, inmiddels gecontinueerd onder de regie van rechtsopvolger VertiCer.

CertiQ heeft op basis van diverse opmerkingen van Polder PV over deze problematiek destijds stelling genomen met belangrijke achtergrond informatie over de totstandkoming van hun cijfers.

Zie ook aangescherpte voorwaarden voor correcte invoer van installaties voor de VertiCer databank, gericht aan netbeheerders en meetbedrijven (bericht 6 september 2023). Hierbij is, voor meetprotocol-verplichte installaties achter grootverbruik aansluitingen (incl. alle SDE gesubsidieerde installaties), de datum van ondertekening van het meetprotocol door de producent gelijk aan de ingangsdatum van zijn productie-installatie, volgens de documentatie van VertiCer.

Het overzicht met de eerste cijfers over december 2023 verscheen in de nieuwe, drastisch gewijzigde vorm op de website van VertiCer, al direct op 1 januari van het nieuwe jaar*. Door een korte vakantie en het nodige uitzoek werk bij terugkomst, kwam ik nu pas toen aan behandeling van de meest actuele rapportage over dit grootste PV dossier van Nederland. Referenties naar eerder verschenen historische data zijn uiteraard impliciet als CertiQ gegevens geanalyseerd, in oudere analyses.

* Vreemd is dat VertiCer in deze laatste update ook al data voor januari 2024 heeft gegeven. Deze zijn allemaal lager dan de data voor eind december 2023. Niet duidelijk is, wat met die "januari cijfers" wordt bedoeld. Ik heb deze voorlopig genegeerd, met als uitgangspunt, dat begin februari de "volledige" (eerste) cijfers voor de hele maand januari 2024 zullen worden gepubliceerd, als vanouds.


2. Evoluties basis parameters

2a. Evolutie van drie basis parameters gecertificeerde PV-installaties VertiCer juli 2021 - december 2023

In deze grafiek, met de meest recente actuele en gewijzigde data uit de december rapportage van VertiCer, en deels oudere data uit de CertiQ updates, de stand van zaken vanaf juli 2021 tm. december 2023. De blauwe kolommen geven de ontwikkeling van de aantallen installaties weer (ref.: rechter Y-as), voorlopig culminerend in 34.589 exemplaren, begin januari 2024. Wat, wederom, een licht negatieve groei weergeeft van 67 projecten t.o.v. de status, eind november 2023 (gereviseerd, 34.656 exemplaren). Wel is er, t.o.v. het ook weer herziene eindejaars volume van 2022, netto bezien een groei geweest van 623 projecten in het gecombineerde VertiCer / CertiQ bestand. Wat maar liefst 75% minder is dan de groei in 2022 (gereviseerd: 2.534 nieuwe projecten genoteerd; voor de half-jaar volumes, zie ook nieuwe half-jaar grafiek verderop). Diverse historische data zijn wederom gewijzigd t.o.v. de november update. Zo is de stand van zaken voor eind (december) 2022 inmiddels 33.966 projecten, in de vorige rapportage waren dat er nog 33.963.

In de gele kolommen (ref. rechter Y-as, in MWp) de bijbehorende geaccumuleerde gecertificeerde PV-capaciteit, die begin januari 2024 op 11.106,2 MWp is gekomen, wat, t.o.v. de voorlaatste update, ook weer een negatieve groei inhoudt t.o.v. de gereviseerde stand voor eind november (revisie: 11.158,7 MWp). Dit kan uiteraard nog steeds substantieel gaan wijzigen in komende updates, zoals ook in alle vorige exemplaren is geschied. Afhankelijk van komende revisies van historische cijfers, lijkt de 10 GWp in dit grote PV dossier, in ieder geval inmiddels ergens begin januari 2023 te zijn gepasseerd.

Eind 2022 is de geaccumuleerde capaciteit inmiddels op een niveau gekomen van 9.807,9 MWp. In het eerste flink gewijzigde januari rapport was dat nog 9.409,3 MWp. Voor EOY 2022 is dus alweer bijna 399 MWp / 4,2% meer volume bijgeschreven dan oorspronkelijk gerapporteerd. Het is goed om deze flink opgelopen verschillen voor reeds "lang" verstreken jaren op het netvlies te blijven houden, want dit gaat natuurlijk ook geschieden met de cijfers voor 2023, én voor de komende eerste data voor 2024.

Met de huidige, gereviseerde cijfers, is de nog zeer voorlopige groei het hele kalenderjaar 2023 bijna 1.298 MWp geweest. Dat is, zoals al aangegeven in de eerdere maandrapportages door Polder PV, een forse afkoeling van de marktgroei, zelfs al weten we dat alle cijfers nog regelmatig zullen worden bijgesteld. In dezelfde periode in 2022 was het - nu weer aangepaste - groei volume namelijk 1.962 MWp. De toename in 2023 is tot nog toe dus 34% lager dan het nu bekende nieuwe volume in 2022. Dat is wel een significant minder hoog verschil, dan bij de aantallen nieuwe projecten: de bij VertiCer instromende nieuw geregistreerde projecten** blijven gemiddeld genomen dus nog steeds groter worden qua omvang.

In de groene curve is de uit voorgaande parameters berekende systeemgemiddelde capaciteit voor de gehele gecertificeerde populatie PV-projecten bij VertiCer, in kWp (referentie linker Y-as) weergegeven. Dit blijft door de bank genomen almaar toenemen, en is sedert eind 2022 verder gegroeid, van 288,8 naar 321,1 kWp, eind vorig jaar. Sinds oktober 2023 is, uniek in de gepresenteerde historische reeks, het systeemgemiddelde vermogen weer iets terug gevallen, vanaf een max. van 323,1 kWp. Ook deze terugval kan bij latere data bijstellingen weer gladgestreken worden, of wellicht zelfs worden omgezet in een lichte groei.

Links in de grafiek vindt u ook de meest recent bekende EOY cijfers voor 2021 weergegeven. Die zijn ditmaal weer licht gestegen van 31.431 naar, momenteel, 31.432 projecten, respectievelijk van 7.845,2 kWp, naar momenteel 7.846,3 MWp. Deze data zijn belangrijk voor de vaststelling van de aangepaste jaargroei cijfers voor 2022, zie paragraaf 3d. Het ziet er niet naar uit dat er dit jaar nog substantiële wijzigingen in die eindejaars-cijfers zullen komen, alleen marginale aanpassingen.

** Beter: "het netto overblijvende nieuwe volume, wat het verschil is tussen de (niet qua volume geopenbaarde) uitschrijvingen en de volumes aan nieuwe inschrijvingen".

2b. Evolutie van drie basis parameters gecertificeerde PV-installaties VertiCer EOY 2009 - 2023

Ik geef hieronder de begin 2023 volledig gereviseerde grafiek met de evolutie van de eindejaars-accumulaties weer, waarbij alleen de nu bekende weer gewijzigde cijfers in het december rapport van VertiCer, voor de jaren 2021 tm. 2023, zijn toegevoegd. Alle oudere data zijn ontleend aan eerder gepubliceerde CertiQ updates. Waarvan nog geen eventuele herziening bekendgemaakt is na 1 maart 2023. De cijfers voor 2023, achteraan toegevoegd, zijn nog zeer voorlopig en kunnen nog behoorlijk gaan wijzigen in komende updates (gearceerde kolommen, status eind december 2023).

De tweede grafiek in deze sectie geeft niet de maandelijkse progressie (paragraaf 2a), maar de evolutie van de eindejaars-accumulaties van 2009 tm. 2023 weer, met alle ondertussen weer gewijzigde data in de huidige VertiCer update. De opbouw van de grafiek is vergelijkbaar met die voor de laatste maand-cijfers, maar om alle data in 1 grafiek te krijgen zonder extreme verschillen, is de Y-as voor alle drie de parameters hier logarithmisch gekozen. Het aantal installaties is fors toegenomen, van 3.767 exemplaren, eind 2009, naar, inmiddels, 33.966, eind 2022, resulterend in een Compound Annual Growth Rate (CAGR) van gemiddeld 18,4% per jaar in 2009-2022. Eind december 2023 staat de teller alweer op 34.589 projecten; de CAGR voor de periode 2009-2023 heeft, met de nog zeer voorlopige data voor met name 2023, een gemiddelde van 17,2% per jaar.

Bij de capaciteits-ontwikkeling is het echter nog veel harder gegaan. Deze nam toe van 18,7 MWp, eind 2009, tot alweer 9.807,9 MWp, eind 2022. Resulterend in een byzonder hoge CAGR, van gemiddeld 61,9% per jaar (!). Wel begint er, voorstelbaar, na zo'n langdurige, spectaculaire groei periode, een afvlakking zichtbaar te worden in de expansie. Wat veel te maken heeft met overal optredende problemen met beschikbare netcapaciteit, gestegen project kosten, beschikbaar personeel, etc. Eind december 2023 is de capaciteit doorgegroeid naar een voorlopig volume van 11.106,2 MWp, resulterend in een nog zeer voorlopige, doch hoge CAGR van gemiddeld 57,8% per jaar, in de periode 2009-2023.

Historische bijstellingen

Dat de cijfers in de databank behoorlijk worden bijgesteld, bezien over een langere periode, laten de nu actuele eindejaars-cijfers voor 2021 weer goed zien. Die zijn momenteel namelijk 31.432 installaties, en een verzamelde capaciteit van 7.846,3 MWp. In het "klassieke" maandrapport voor (eind) december 2021, alsmede in het gelijktijdig verschenen eerste jaaroverzicht, waren die volumes nog maar 30.549 installaties, resp. 7.417,8 MWp. In de huidige cijfer update, zijn de verschillen t.o.v. de oorspronkelijke, "klassieke" maandrapport opgaves van, destijds, CertiQ, derhalve, opgelopen tot bijna 2,9% (aantallen), resp. bijna 5,8% (capaciteit). Uiteraard hebben deze continu voorkomende bijstellingen ook gevolgen voor de uit de EOY cijfers te berekenen jaargroei volumes (YOY).

Uit voorgaande twee parameters werd door Polder PV weer de gemiddelde systeem-capaciteit aan het eind van elk kalenderjaar berekend (groene curve in bovenstaande grafiek). Ook deze nam spectaculair toe, van slechts 5,0 kWp, eind 2009 (bijna uitsluitend kleinere residentiële installaties), tot alweer 321,1 kWp, eind 2023 (bestand VertiCer inmiddels gedomineerd door duizenden middelgrote tot zeer grote projecten incl. zonneparken). Een factor 64 maal zo groot, in 14 jaar tijd. Wat de enorme schaalvergroting in de projecten sector goed weergeeft.


3. Maandelijkse, kwartaal-, half-jaar- en jaarlijkse toenames aantallen en capaciteiten bij VertiCer

3a. Maandelijkse toenames van aantallen en capaciteit van gecertificeerde PV-installaties VertiCer augustus 2021 - december 2023

Ook al moet ook bij deze grafiek de waarschuwing, dat de cijfers nog lang niet zijn uitgekristalliseerd, en we nog de nodige bijstellingen kunnen verwachten, de trend bij de nieuwe aantallen projecten door VertiCer, en rechtsvoorganger CertiQ, geregistreerd van maand tot maand, laten, ook in de huidige versie van december 2023, een zeer duidelijke afkoeling van de PV-projectenmarkt zien sedert de zomer van 2021. Werden er in januari 2022 nog netto 385 nieuwe gecertificeerde PV-projecten bijgeschreven, is dat in de rest van het jaar al zeer duidelijk minder geworden, en vanaf augustus dat jaar zelfs zeer sterk "afgekoeld". Met wat ups en downs, is het laagste volume voorlopig bereikt in november 2022, met, inmiddels, 93 nieuwe installaties. Daarna veerde het weer even op, daalde stapsgewijs, leidde tijdelijk tot negatieve groei cijfers in augustus en september, positieve groei in oktober en november, om wederom een negatieve groei van -67 exemplaren te bereiken projecten in de huidige update tm. eind 2023. Eerder getoonde negatieve groeicijfers voor de maanden maart tm. juli zijn inmiddels, zoals gebruikelijk, omgezet in positieve aanwas, a.g.v. de voortdurend wijzigende historische cijfers in de VertiCer bestanden. Dit zal ongetwijfeld ook volgen voor de maanden waar nu nog negatieve groeicijfers voor zijn afgeleid. In de huidige update zijn voor slechts 9 maanden de waarden inmiddels weer aangepast sinds het exemplaar tm. november 2023. De oudste (kleine) wijziging was ditmaal voor december 2022 (2 extra projecten toegevoegd).

Al zal de nu nog vastgestelde "negatieve netto groei" in augustus, september en december beslist ook nog in positieve zin ombuigen in latere updates, zoals in het recente verleden is geschied, de trend is bij de aantallen onmiskenbaar: er worden, netto bezien, nog maar relatief weinig netgekoppelde projecten bijgeschreven bij VertiCer, per maand. Een van de redenen kan zijn, dat er een toenemend aantal uitschrijvingen uit de databank van de Gasunie/TenneT dochter is begonnen, die de instroom (tijdelijk) afremt of zelfs overvleugelt. Een belangrijke reden kan hierbij zijn de beginnende uitval van de oudste onder SDE 2008 gesubsidieerde kleine projectjes, die immers 15 jaar subsidie konden genieten. We moeten gaan zien hoe het verloop bij de aantallen zich ontwikkelt, nu de subsidie termijn voor de eerste projecten aan het aflopen is. Uiteraard betekent uitschrijving uit de VertiCer databank verder beslist niet dat de betreffende projecten fysiek zijn, of worden verwijderd. Ze kunnen nog vele jaren lang met een aardig rendement worden ge-exploiteerd door de eigenaren, zonder SDE-gerelateerde inkomsten. Hier is byzonder weinig zicht op, cijfers over het al of niet verder exploiteren van deze oudere projecten ontbreken in het geheel in statistiek moeras Nederland.

Een vergelijkbare grafiek als voor de aantallen (vorige exemplaar), maar ditmaal de ermee gepaard gaande maandelijkse toename (of zelfs tijdelijk zelfs afname) van de capaciteit van gecertificeerde PV-projecten, in MWp. De evolutie laat een nogal afwijkend beeld van dat bij de aantallen zien, met sterk fluctuerende verschillen tussen de maanden onderling. Ook deze kunnen uiteraard naderhand nog worden bijgesteld. De "netto negatieve groei" in september 2022, al gesignaleerd in het januari rapport, is uiteindelijk in latere updates in ieder geval omgeslagen in "normale, positieve groei", van, inmiddels, 73,1 MWp. De ook al hoge piek in januari 2023, nog 354,4 MWp in de januari rapportage zelf, is sedert dat rapport continu verder opgeplust, en geeft in de huidige rapportage van november al een netto groei t.o.v. eind 2022 van 432,6 MWp aan. In het "klassieke" CertiQ december rapport van 2022 was nog een zeer hoge november piek zichtbaar bij de capaciteit. Het lijkt er op, dat een groot volume daarvan naar het begin van het nieuwe jaar is geschoven (de vermoedelijke feitelijke datum van netkoppeling). Ook in januari 2022 zagen we eerder al een "nieuw-jaars-piek", maar die is duidelijk kleiner, inmiddels neerkomend op 306,7 MWp nieuw volume (ongewijzigd sedert de vorige 5 updates).

Voor februari 2023 was er aanvankelijk een magere positieve groei van 28,1 MWp positief. Deze sloeg echter in de maart rapportage om in een enorme negatieve bijstelling van 316,1 MWp negatief (!), bij een netto aanwas van 65 nieuwe projecten. In de april update was er een marginale opwaartse correctie naar 312,3 MWp. In de rapportages voor mei tm. december is de negatieve "groei" verder fors geslonken naar, inmiddels, minus 207,0 MWp. Zoals al vaker gemeld, kunnen de redenen voor zulke, soms aanzienlijke bijstellingen, zeer divers zijn, zoals destijds gerapporteerd door CertiQ na vragen van Polder PV daar over (artikel 16 januari 2023). Mogelijk is, of zijn, er wellicht (deels) correctie(s) geweest van de hoge ("record") capaciteit weergegeven voor de maand januari ?

In het tabelletje hier onder heb ik, voor 2023, de wijzigingen tussen de oorspronkelijke groeicijfers per maand en de huidige, meest recent bekende weergegeven, waar duidelijk de forse veranderingen uit blijken die in het VertiCer dossier worden doorgevoerd, in de loop van de tijd:

  • januari 354,4 MWp >>> 432,6 MWp
  • februari 28,1 MWp >>> -207,0 MWp
  • maart 197,4 MWp >>> 223,9 MWp
  • april -15,4 MWp >>> 193,9 MWp
  • mei -0,2 MWp >>> 158,3 MWp
  • juni -0,7 MWp >>> 121,4 MWp
  • juli -14,6 MWp >>> 56,9 MWp
  • augustus -25,5 MWp >>> 62,2 MWp
  • september -41,6 MWp >>> 138,0 MWp
  • oktober 82,7 MWp >>> 205,0 MWp
  • november -60,2 MWp >>> -34,4 MWp
  • december -52,5 MWp >>> ?

In de huidige update zijn voor 11 maanden de nieuwe capaciteit volumes inmiddels weer, allemaal opwaarts, aangepast sinds het exemplaar tm. november 2023.

Als we de nieuwe maandvolumes voor 2022 optellen, komen we op een groei van bijna 1.962 MWp uit. En voor 2023 slechts ruim 1.298 MWp, wat bijna 34% minder is. Dit wordt, in eerste instantie, vooral veroorzaakt door het (fors) negatieve maandgroei cijfer voor februari. Bij de aantallen waren de verschillen nog veel groter (75% minder netto nieuwe projecten). Zelfs bij de verwachting, dat deze cijfers nog flink verder bijgesteld zullen gaan worden, moet de conclusie nu al luiden, dat de groei in de SDE gedreven projecten markt in het afgelopen jaar significant lager zal uitpakken dan in 2022.

3b. Kwartaal groeicijfers QIV 2021 - QIV 2023

In een eerdere update heb ik de kwartaal cijfers weer van stal gehaald en in grafiek weergegeven tm. de toen net "volledig", geworden cijfers voor de kwartalen QIV 2021 tot en met QI 2023. In het huidige exemplaar heb ik de soms weer licht gewijzigde data gebruikt, en nog lang niet definitief vastgestelde, ook aangepaste resultaten voor QII - QIV 2023 rechts toegevoegd. Met name laatstgenoemde volumes zullen nog fors wijzigen, gezien de continu door Polder PV bijgehouden data historie van VertiCer en haar rechts-voorganger CertiQ.

Wederom met bovengenoemde disclaimer in het achterhoofd, waardoor de verhoudingen tussen kwartalen onderling dus ook nog lang niet vaststaan, lijkt een conclusie wel al duidelijk getrokken te kunnen worden: Zowel de aantallen netto nieuw geregistreerde PV projecten per kwartaal, als de daarmee gepaard gaande capaciteit volumes, zijn sinds het eerste kwartaal van 2022 in globale zin stapsgewijs beduidend afgenomen. En lijkt de PV projecten markt in Nederland dus duidelijk af te koelen, waarvoor ook diverse andere aanwijzingen zijn. Het aantal nieuwe projecten per kwartaal is afgenomen van, momenteel, 902 exemplaren in QIV 2021, tot nog maar 423, met de nu bekende cijfers, voor QI 2023, en zelfs nog maar 202 in QII 2023. QIII geeft nu nog een kleine netto negatieve groei van -17 projecten weer, al is de verwachting dat dit cijfer nog flink zal gaan wijzigen (waarschijnlijk > positief wordend). QIV 2023 zit momenteel op een kleine plus van 15 nieuwe projecten, waarvoor uiteraard hetzelfde geldt.

Bij de nieuwe gerapporteerde netto capaciteit is het verhaal duidelijk minder pessimistisch. Het netto volume per kwartaal nam even toe, van, momenteel, 557 MWp in QIV 2021, naar 627 MWp, in QI 2022, maar is daarna ook, gemiddeld genomen, aantoonbaar minder geworden. Om een voorlopig dieptepunt te bereiken in QIV 2022, met 362 MWp nieuw gerapporteerd volume, gebaseerd op de huidige cijfers. Daar is inmiddels duidelijk verbetering in gekomen. Met 449 MWp in QI 2023, al is dat slechts 72% van de groei in QI in 2022 (627 MWp). Voor de aanwas in QII 2023 geldt momenteel een netto groei van 474 MWp, waar later nog e.e.a. aan zal gaan wijzigen, vermoedelijk in positieve zin. Het niveau is daarmee momenteel gestegen naar ruim 97% van de 487 MWp in QII 2022, en kan dus, in theorie, een iets grotere omvang gaan bereiken, als er later nog veel volume aan wordt toegevoegd. De nog zeer premature aanwas in QIII is inmiddels al toegenomen tot 257 MWp in de plus, al is dat nu nog maar 53% van het nieuwe volume in QIII 2022.

Voor het laatste kwartaal van 2023 is het totaal volume nu 118 MWp, en ook dat is nog maar 33% van het volume in QIV 2022, met nog latere updates aan toevoegingen te verwachten. De volumes voor in ieder geval de laatste twee kwartalen gaan beslist in een later stadium nog verder opwaarts aangepast worden. De vraag is, of latere bijstellingen daar significant veel aan zullen gaan veranderen, wat groeivolumes zou opleveren die in de buurt zouden komen van de vergelijkbare kwartalen in 2022.

Hoe dit bij de capaciteit van gecertificeerde projecten zal gaan verlopen is nog spannend. Maar verwacht hierbij geen plotselinge hoge groeicijfers, die zijn niet meer haalbaar in ons land. En met het nu al beruchte, recent aangekondigde verbod voor nieuwe zonneparken in Nederland, zal het groeitempo in de projecten sector stapsgewijs verder gaan opdrogen, zelfs al zouden er meer (grote !) daken worden ontsloten.

Voor de evolutie van de gemiddelde systeem omvang (per maand), zie ook de grafiek onder paragraaf 2a.

3c. Halfjaarlijkse toenames van aantallen en capaciteit van gecertificeerde PV-installaties VertiCer 2022-2023 HII

Omdat een tijdje geleden de eerste resultaten voor het 1e half-jaar van 2023 beschikbaar waren gekomen, en alweer gewijzigd, heb ik in een vorige analyse ook weer de "half-jaar grafiek" van stal gehaald. Die had ik voor het laatst gepubliceerd op basis van de CertiQ data in het bericht van 9 januari 2023. Het huidige exemplaar bevat echter alleen de laatst bekende resultaten gebaseerd op de compleet gereviseerde publicatie systematiek bij VertiCer. De (aangepaste) cijfers voor de tweede jaarhelft van 2021 zijn niet volledig bekend, vandaar dat we nu nog slechts de resultaten vanaf de 1e jaarhelft van 2022 kunnen laten zien, tm. de eerste "complete" cijfers voor HII 2023 (tm. december, maar nog zéér voorlopig, daarom gearceerde kolommen).

Ook uit deze nog zeer voorlopige halfjaarlijkse groei cijfers blijkt een afkoeling van de projecten markt, zoals dominant vertegenwoordigd in het VertiCer dossier. Bij de aantallen projecten nam de half-jaarlijkse aanwas af, van 1.518 nieuwe projecten in HI 2022, via 1.016 stuks in HII 2022 (33% minder), naar nog maar een (voorlopige) groei van slechts 625 nieuw in HI 2023. Wederom ruim 38% minder. Achteraan vinden we (gearceerd) de eerste resultaten voor de tweede jaarhelft van 2023, met nog slechts zeer voorlopige data, een netto negatieve groei van -2 installaties), en nog veel addities en wijzigingen te verwachten.

Bij de capaciteit namen de nieuwe volumes per half-jaar minder dramatisch snel af, en is er zelfs een geringe opleving te zien. Met de huidige bekende cijfers 1.114 MWp nieuw in HI 2022, 848 MWp in HII 2022 (24% minder), en (voorlopig) 923 MWp nieuwe capaciteit in HI 2023, bijna 9% méér dan in HII 2022. Wel is de aanwas in HI 2023 nog steeds 17% lager dan in dezelfde jaarhelft in 2022. De vraag is of het verschil voldoende wordt bijgeplust in latere updates, om in de buurt van HI 2022 te gaan komen.

De tweede jaarhelft van 2023 geeft, met de netto groei van, momenteel, 375 MWp, nog slechts een geringe vingerwijzing naar de uiteindelijk vast te stellen (definitieve) groei voor dat half jaar, als alle toevoegingen en wijzigingen zijn verwerkt. Dat kan nog wel even gaan duren.

Een aspect is in ieder geval duidelijk: de afname van de groei sedert HI 2022 is voor de capaciteit in relatieve zin "beperkt", t.o.v. de zeer forse daling bij de netto aantallen nieuw geregistreerde projecten bij VertiCer. Gecombineerd met de sterke afname van de aantallen (overgebleven) geregistreerde installaties, lijkt hier weer een duidelijke extra vingerwijzing naar verdere schaalvergroting van de markt zichtbaar te worden. Met gemiddeld genomen nóg grotere installaties, dan we toch nog toe al hadden gezien, in de Nederlandse projecten markt.

Mogelijk wordt deze trend nog verder versterkt, doordat er regelmatig kleinere projecten worden uitgeschreven bij VertiCer (zie tabellen onder paragraaf 5), terwijl de overblijvende (en nieuwe) projecten in de bestanden gemiddeld genomen zelf al veel groter zijn dan de oude (deels zelfs residentiële) kleine installaties. Dat kan een extra oorzaak zijn van de toenemende trend verschillen tussen de overgebleven aantallen resp. capaciteit van de geregistreerde projecten bij VertiCer.

3d. Jaarlijkse toenames van aantallen en capaciteit van gecertificeerde PV-installaties VertiCer YOY 2009 - 2022** - 2023*

Wederom naar analogie van de grafiek voor de eindejaars-volumes, ditmaal de daar uit afgeleide jaargroei cijfers volgens de laatste data update van VertiCer, in bovenstaande grafiek (alle drie parameters met referentie de rechter schaal, logarithmisch weergegeven). Omdat de langjarige historie het laatste driekwart jaar van 2023 geen update meer heeft gehad bij CertiQ, en in deze 7e update van de hand van VertiCer, is de grafiek samengesteld uit de (gereviseerde) data beschikbaar in de update van 1 maart, tot en met het jaar 2020 (toen nog bij CertiQ gepubliceerd). En zijn de nieuwe data voor 2021**, 2022**, en de eerste resultaten voor 2023*, toegevoegd, gebruikmakend van de huidige update van de data tm. december 2023, zoals geopenbaard door rechtsopvolger VertiCer. De grafiek toont dus de huidige situatie, met de laatst beschikbare bron-cijfers. Mochten toekomstige "historische" jaarcijfers alsnog wijzigen, en wereldkundig worden gemaakt, zullen die in latere updates worden toegevoegd aan deze grafiek.

Duidelijk is te zien dat er een verschil is in de trend bij de nieuwe jaarlijkse aantallen installaties (blauwe kolommen) en bij de nieuwe capaciteit per jaar (gele kolommen). Bij de aantallen beginnen we op een hoog niveau van 3.765 [overgebleven † !] nieuwe installaties in 2009, het gevolg van de enkele duizenden grotendeels particuliere kleine SDE beschikkingen die in de eerste jaren van de SDE (2008 tm. 2010) werden opgeleverd. Die bron droogde al snel op omdat particuliere installaties de facto uit de opvolger regelingen werden gedwongen (eis minimaal 15 kWp, later ook nog verplicht grootverbruik aansluiting), en zakte de hoeveelheid nieuwe installaties dan ook stapsgewijs naar het dieptepunt van 259 nieuwe projecten in 2014. Daarna zwol het jaarlijkse volume weer aan door een reeks van (deels) succesvol geïmplementeerde SDE "+", tot een voorlopig maximum van 5.503 nieuwe projecten in Corona jaar 2020.

Daarna is, zelfs met grote hoeveelheden nieuw beschikte projecten onder de SDE "++" regimes, het tempo weer fors afgenomen, waar met name de wijdverspreide net-problemen een belangrijke (maar niet de enige) oorzaak van zijn. In 2021 en 2022 zijn met de recentste cijfers nu netto 3.882, resp. 2.534 nieuwe projecten toegevoegd. Dat laatst bekende volume voor 2022 is slechts 46% van het record niveau in 2020.

In 2023 is nog maar een zeer beperkt volume van 623 (netto) nieuwe projecten bekend (gearceerde blauwe kolom achteraan). Hier kan nog veel aan wijzigen, in de te verwachten maandelijkse cijfer updates later in 2024.

Capaciteit andersoortige trend

Bij de capaciteit is de jaarlijkse aanwas in de beginjaren relatief "stabiel" geweest, met wat kleine op- en neerwaartse bewegingen, van 18,7 MWp nieuw in 2009, tijdelijk zakkend naar 13,0 MWp nieuw volume in 2010, nog eens 4 jaar iets boven dat niveau blijvend, om vanaf 2015 sterk te stijgen. Dat was in het begin vooral vanwege de implementatie van de toen succesvolle SDE 2014 regeling. Er werd elk jaar weer meer capaciteit toegevoegd, tot een maximum van 2.436,9 MWp, wederom in het Corona jaar 2020. Maar ook de nieuwe capaciteit kreeg met afnemende aantallen gerealiseerde nieuwbouw projecten uiteraard klappen in de laatste twee jaren.

In 2021 was het nieuwe netto volume nog 2.006,6 MWp, dat is in 2022 momenteel nog maar 1.961,6 MWp met de huidige update. Dat is, met ruim 80% van het maximale nieuwbouw volume in 2020, in ieder geval beduidend beter dan de flinke terugval bij de aantallen nieuwe projecten (46%), maar het is en blijft een grote stap terug in de aanwas van nieuwe capaciteit. Met, uiteraard, de blijvende disclaimer, dat ook deze jaargroei cijfers nog niet "in beton zijn gegoten", en nog verder kunnen wijzigen. Opvallend blijft in ieder geval, dat met de laatste updates, het jaargroei volume voor de capaciteit in 2022 steeds dichter is toegekropen naar dat van het voorgaande jaar. Het verschil is nu nog maar 46 MWp.

In 2023 is in de eerste 11 maanden nog maar een netto volume bijbouw van 1.222,6 MWp geconstateerd. Als dat naar een heel kalenderjaar zou worden toegerekend, zou je, puur theoretisch, op slechts 1.334 MWp kunnen komen. Wat slechts 55% t.o.v. de toevoeging zou zijn in record jaar 2020, resp. 80% t.o.v. de nu bekende groei in het voorgaande kalenderjaar, 2022. We hebben echter ook gezien dat bijna alle recentere data nog (flink) zullen worden bijgesteld, dus vermoedelijk zal dat "substantieel hoger" gaan uitpakken. Hoe hoog, is nu echter de nog niet te beantwoorden vraag.

Gemiddelde project omvang

Wederom heb ik, uit deze uit de eindejaars-data afgeleide jaargroei cijfers, uiteraard ook weer de gemiddelde systeemcapaciteit van de nieuwe aanwinsten per jaar berekend, en getoond in de groene curve in bovenstaande grafiek (vermogen in kWp gemiddeld per nieuwe installatie). Deze vertoont, na een lichte inzinking tussen 2009 en 2010, een zeer sterke progressie, van 5,0 kWp bij de nieuwe projecten in 2009, tot alweer 774,1 kWp gemiddeld per nieuw project in 2022. Een factor 155 maal zo groot, in 13 jaar tijd. Deze enorme schaalvergroting, sterk gedreven door de oplevering van honderden zonneparken en enorme distributiecentra bomvol zonnepanelen op de platte daken, is een van de belangrijkste oorzaken, van de nieuwe realiteit bij de stroomvoorziening in Nederland: de overal zichtbaar wordende netcongestie, met name op de middenspannings-netten. Wat uiteraard ook zijn weerslag heeft gekregen op de progressie van de uitbouw van de gecertificeerde nieuwe volumes in de VertiCer databank: de uitbouw is sterk aan het vertragen.

Voor 2023 is een sterke toename van de gemiddelde capaciteit zichtbaar, naar inmiddels 2.084 kWp per project (!). Echter, omdat deze maatvoering van 2 input variabelen afhankelijk is, die beiden nog flink (in beide richtingen) kunnen gaan afwijken van de huidige waarden, is er nog niet veel te zeggen over wat dit uiteindelijk op kalenderjaar basis zal gaan opleveren. Het is echter wel waarschijnlijk, dat die gemiddelde nieuwe project capaciteit op een hoog niveau zal komen te liggen, vanweg de sterk neerwaartse trend bij het aantal nieuwe projecten, bij een veel minder sterke krimp bij de nieuwe totale capaciteiten.

† Met name uit de oudere SDE regelingen, vallen regelmatig lang geleden bij VertiCer voorganger CertiQ ingeschreven projecten weg. Hier zijn verschillende redenen voor. In de uitgebreide SDE project analyses van Polder PV wordt hier regelmatig, en gedetailleerd over gerapporteerd (exemplaar 1 oktober 2023, zie hier).


4. 100 procents-grafieken en segmentatie naar grootteklasse

Een van de nieuwe mogelijkheden van de compleet herziene presentaties bij VertiCer, is de segmentatie naar grootteklasse. Daar kon tot voor kort uitsluitend iets over gezegd worden op basis van de jaaroverzichten, waar, al lang geleden op basis van een verzoek in die richting door Polder PV, inderdaad werk van gemaakt is door rechtsvoorganger CertiQ. Zoals in de eerste analyses van de januari rapportage al duidelijk werd, is dit nu ook op maandelijkse basis mogelijk. Met, we blijven dit herhalen, de waarschuwing, dat alle cijfers bijgesteld kunnen worden in latere updates, met name m.b.t. de meest recente data. Bij de al wat oudere periodes vinden wijzingen minder vaak plaats, en zijn ze meestal van een bescheiden omvang.

In het 3e artikel over de eerste resultaten van januari heb ik al meer-jaarlijkse trends laten zien bij de evolutie van de diverse grootte klasses. Inclusief een toen nog in de bestanden van CertiQ voorkomende enorme anomalie, die niet bleek te zijn hersteld (artikel 14 februari 2023). Van dat historische overzicht zijn, om onbekende redenen, tm. de huidige maand cijfers bij rechtsopvolger VertiCer, nog steeds geen updates verschenen. Maar uiteraard wel op de wat kortere termijn. De nieuwe data voor december 2023, en de aangepaste waarden voor de maanden in de meest recente periode daar aan voorafgaand vindt u hier onder.

4a. 100 procents-grafiek aantallen per categorie

Een zogenaamde "100-procents-grafiek" voor de evolutie trends van de 8 door VertiCer en haar rechtsvoorganger onderscheiden grootteklassen van de gecertificeerde PV-populatie die zij bijhouden, dit exemplaar voor de aantallen projecten aan het eind van elke maand. Voor eind december 2023 / begin januari 2024 zijn de absolute waarden per grootteklasse rechts weergegeven. Globaal genomen nemen de kleinste categorieën (1-5 kWp, 5-10 kWp, en 10-50 kWp) in betekenis verder af sedert juli 2021, de impact van de grotere categorieën wordt groter. Er is echter weer een stabilisatie gekomen, omdat het tempo bij de aantallen nieuw netgekoppelde projecten onder de SDE regimes weer flink is afgenomen. In de december 2023 update, is het totale aantal installaties groter of gelijk aan 50 kWp, medio 2021 al meer dan de helft, met het gezamenlijke volume al op ruim 56% van het totaal gekomen (19.332 van, in totaal, 34.250 projecten). De categorie 100-250 kWp omvat het grootste aantal projecten, 7.336 exemplaren, afgezien van de kleinste installaties tot 5 kWp (8.641 stuks, eind december 2023). Uiteraard hebben de grotere project categorieën, vanaf 250 kWp, relatief weinig tot bescheiden aantallen. Maar schijn bedriegt: ze omvatten de allergrootste volumes bij de capaciteit, zie de volgende grafiek.

Plussen en minnen

Een klein deel van de afnemende betekenis van de kleinste project categorieën wordt veroorzaakt door continue uitval uit het databestand van VertiCer (diverse redenen mogelijk, ook al heel lang waargenomen bij de SDE portfolio's, analyse status 1 oktober 2023). Daar staat ook weer tegenover dat volledig buiten de populaire SDE regelingen om gerealiseerde kleinschalige projecten bijgeschreven kunnen worden in de registers van CertiQ. Een fenomeen wat compleet onbekend lijkt in de PV sector in ons land, er wordt in ieder geval nooit over gerept, behalve dan bij Polder PV. In 2023 werden er bijvoorbeeld netto 40 installaties in de kleinste project categorie uitgeschreven, maar kwam er tegelijkertijd een verrassende hoeveelheid van 139 exemplaren bij in de categorie 5 tm. 10 kWp, waarvoor normaliter beslist géén (nieuwe) SDE beschikking afgegeven kan zijn sedert SDE 2011 (zie ook tabel paragraaf 5b). Dat soort kleine projecten zijn mogelijk afkomstig uit portfolio's van bedrijven zoals Powerpeers, Vandebron, en Allinpower, en het in België al actieve EnergySwap, die geoormerkt garanties van oorsprong (GvO's) van door de afnemer aangewezen projecten afboeken, ter "vergroening" van de stroomconsumptie van de klant. Daar kunnen ook (zeer) kleine residentiële projecten, of bijvoorbeeld kleine installaties op scholen, gymzalen e.d. bij zitten. Om dat soort transacties te kunnen / mogen doen, moeten de betrokken projectjes ook verplicht geregistreerd worden bij VertiCer.

De grootste categorie, projecten (of eigenlijk: "registraties") groter dan 1 MWp per stuk, omvat eind december 2023 1.515 installaties (wederom 22 meer dan in de vorige update tm. november), wat slechts 4,4% van het totale aantal is op dat moment. Op herhaalde verzoeken van Polder PV, om deze grote "verzamelbak" verder op te splitsen, gezien de dominante hoeveelheid capaciteit in deze categorie, is, destijds, CertiQ, helaas niet ingegaan.

4b. 100 procents-grafiek capaciteit per categorie

Een vergelijkbare "100 procents-grafiek" als voor de aantallen projecten, maar nu voor de periode juli 2021 tm. december 2023, voor de daarmee gepaard gaande capaciteiten in MWp. Voor eind december 2023 zijn wederom de absolute volumes rechts weergegeven. Een totaal ander beeld is hier te zien, met "überdominant" de grootste project categorie (installaties groter dan 1 MWp). Waarvan het aandeel op het totale volume in de getoonde periode alweer flink is toegenomen, van bijna 51% eind juli 2021, tot al bijna 61% eind december 2023 (6.722 MWp, t.o.v. het totale volume van 11.106 MWp in die maand). Waarmee de almaar voortdurende schaalvergroting in de projecten sector wederom wordt geïllustreerd. Dit, met tevens een vingerwijzing naar het relatief bescheiden aantal projecten (vorige grafiek: 1.515 projecten in december 2023), terug te voeren op een steeds hoger wordende systeemgemiddelde capaciteit van de projecten in deze grootste categorie. In juli 2021 was dat nog 4.027 kWp gemiddeld, eind 2023 is dat alweer toegenomen naar 4.437 kWp, een toename van ruim 10% in 30 maanden tijd.

Voor de overige categorieën blijft er dan niet zeer veel "ruimte" meer over op het totaal. Nemen we ook nog de drie opvolgende categorieën mee (flinke projecten van een halve - 1 MWp, 250 - 500 kWp, resp. 100 - 250 kWp), claimen de grootste vier project categorieën het allergrootste geregistreerde volume in de totale markt. Dit was in juli 2021 al 93,3%, eind 2023 is dat 95,2% geworden. De kleinste 2 categorieën zijn op deze schaal al vrijwel niet meer zichtbaar. Hun aandeel is eind december 2023 geslonken naar nog maar 0,14% van totaal volume (15,5 MWp, projecten van elk 5 - 10 kWp, ondanks tussentijdse groei), resp. 0,20% (21,9 MWp, projecten van elk 1 - 5 kWp).

Dan resteren nog relatief bescheiden volumes voor de categorieën projecten van 50-100 kWp (totaal 363 MWp eind 2023), resp. 10-50 kWp (totaal 128 MWp).


5. Jaarvolume segmentaties 2022 - 2023

5a. 2022 revisited - status update eind december 2023

In de maandrapport analyse voor januari vorig jaar publiceerde ik ook een tabel met de nieuw gereconstrueerde cijfers voor de jaargroei voor kalenderjaar 2022. Daar zijn natuurlijk in de tussenliggende rapportages weer veel wijzigingen in gekomen, waarbij ik de laatste stand van zaken in de november update hier onder weergeef in tabelvorm. Voor nadere toelichting, zie de analyse bij het januari 2023 rapport. Wijzigingen van de oorspronkelijke gegevens (aantallen en capaciteit) t.o.v. het voorgaande exemplaar, van november, zijn cursief weergegeven. Ditmaal zijn er de nodige cijfers ongewijzigd gebleven in de huidige versie, het zijn er duidelijk meer dan in voorgaande updates. De volumes voor kalenderjaar 2022 beginnen kennelijk eindelijk te stabiliseren. De meeste afgeleide cijfers zijn uiteraard (deels "achter de komma") mee gewijzigd.

Nieuwe jaarvolumes 2022 (YOY)
Aantallen
aandeel op totaal (%)
Capaciteit (MWp)
aandeel op totaal (%)
Gemiddelde capaciteit per nieuwe installatie (kWp)
1-5 kWp
-56
-2,2%
-0,069
-0,004%
1,2
5-10 kWp
50
2,0%
0,406
0,02%
8,1
10-50 kWp
218
8,6%
6,810
0,35%
31,2
50-100 kWp
423
16,7%
32,525
1,7%
76,9
100-250 kWp
791
31,2%
136,765
7,0%
172,9
250-500 kWp
522
20,6%
180,789
9,2%
346,3
500-1.000 kWp
268
10,6%
191,319
9,8%
713,9
> 1 MWp
318
12,5%
1.413,054
72,0%
4.443,6
Totaal
2.534
100%
1.961,599
100%
774,1

Aantallen nieuw "totaal" wijzigde in de huidige update, van 2.532 naar 2.534; de capaciteit "totaal" nam ook toe, van 1.960,445 MWp naar 1.961,599 MWp. De systeemgemiddelde capaciteit van de toevoegingen in 2022 veranderde mee, en is wederom door alle wijzigingen lager geworden: van 774,3 kWp naar 774,1 kWp bij de totale volumes. Zie de tabel voor de overige details bij alle segmentaties.

Overduidelijk blijft, dat de grootste groei bij de aantallen nieuwe projecten in 2022 lag bij de installaties van 100 tm. 250 kWp (inmiddels 791 nieuwe exemplaren bekend, 31,2% van totale jaarvolume), met categorie 250 tm. 500 kWp als goede tweede (522 nieuwe projecten, 20,6%). Opvallend blijft het forse volume van 318 nieuwe installaties in de grootste projecten categorie >1 MWp (12,5%, stabiel sinds de vorige update), waar de meeste grondgebonden zonneparken en grote rooftop installaties op distributiecentra e.d. onder vallen. Ook valt de negatieve groei van de kleinste project categorie op, er zijn inmiddels netto 56 projecten uit de databank van VertiCer "uitgeschreven" in 2022. Daarvoor zijn diverse redenen mogelijk, waar onder misschien eerste oude projecten met een SDE 2008 beschikking, die door hun subsidie termijn heen zijn, en waarvan de eigenaren actief de registratie bij de rechtsopvolger van CertiQ hebben be-eindigd.

Bij de capaciteit is het verhaal compleet anders. Hier blijft de categorie projecten groter dan 1 MWp alles veruit domineren, met maar liefst 1.413,1 MWp van het totale 2022 jaarvolume (72,0%) op haar conto, een zoveelste illustratie van de schaalvergroting in de projecten markt. De drie opvolgende categorieën kunnen nog enigszins - op grote afstand - meekomen, met aandelen van 9,8, 9,2, resp. 7,0% van het totale toegevoegde project volume (capaciteit). De kleinste 3 categorieën doen uitsluitend voor spek en bonen mee bij dit grote projecten-geweld (aandelen 0,35% of veel minder bij de capaciteit).

5b. Groei in 2023 (zeer voorlopig) - status update 1 januari 2024

Naar analogie van de - gewijzigde - cijfers voor de nieuwe aanwas in heel 2022 (vorige tabel), geef ik hier onder de uiteraard nog zeer voorlopige data voor de als "zeer rustig" te bestempelen 12 maanden van 2023 (cumulatie januari tm. december), volgens de cijfers in het laatste maandrapport verschenen op de VertiCer website. Hier gaat waarschijnlijk nog wel e.e.a. aan veranderen, dus nog zéér voorlopige cijfers voor dat jaar:

Nieuwe "jaar" volume 2023 (jan. tm. dec.)
Aantallen
aandeel op totaal (%)
Capaciteit (MWp)
aandeel op totaal (%)
1-5 kWp
-40
-6,4%
-0,041
-0,003%
5-10 kWp
139
22,3%
1,223
0,09%
10-50 kWp
-60
-9,6%
-1,859
-0,14%
50-100 kWp
91
14,6%
7,460
0,58%
100-250 kWp
96
15,4%
15,437
1,2%
250-500 kWp
119
19,1%
35,372
2,7%
500-1.000 kWp
105
16,9%
77,163
5,9%
> 1 MWp
173
27,8%
1.163,532
89,6%
Totaal
623
100%
1.298,287
100%

Uit dit overzicht blijken 2 zaken kristalhelder: de groei is in 2023 in bijna alle kleinere categorieën "niet van betekenis" geweest, en/of, vanwege de vele wijzigingen in de actuele databestanden bij VertiCer, hebben deze zelfs (tijdelijk ?) tot negatieve groeicijfers geleid t.o.v. de herziene status aan het begin van het jaar (= status EOY 2022, vorige tabel). Er zijn vanaf begin dit jaar nogal wat wijzigingen geweest in de updates van dit jaar. Sommige voorheen "negatieve groeicijfers" zijn inmiddels omgeturnd in positieve exemplaren, en vice versa. Nogmaals wijs ik op het oorspronkelijke, uitgebreide commentaar van CertiQ, hoe dergelijke (tijdelijke) negatieve groeicijfers en wijzigingen daarin tot stand kunnen komen in hun databestanden. Het berekenen van systeemgemiddeldes bij negatieve groeicijfers heeft niet zoveel zin, dus die heb ik voor dit specifieke overzicht voorlopig weggelaten. Dat komt later wel, als er enig zicht is op volledige jaarcijfers.

Negatieve groei cijfers zijn er voor zowel aantallen als bij de capaciteit bij de categorieën 1-5 kWp (-40, resp. -0,041 MWp), en 10-50 kWp (-60, resp. -1,859 MWp).

In totaal zijn er netto bezien in 2023 nog maar 623 nieuwe projecten bijgekomen, 48 meer dan in de voorgaande update. Dat zal nog wel aardig bijgesteld kunnen gaan worden in komende updates. Het is in ieder geval extreem laag, dat is al een tijdje duidelijk. Een neergaande trend bij de netto bijkomende projecten was al veel langer zichtbaar in de klassieke maand rapportages. Zie de eerste grafiek in de analyse van het laatste "gangbare" maandrapport van rechtsvoorganger CertiQ (december 2022). Deze trend lijkt zich te hebben versterkt, vooral bij de netto aantallen nieuwkomers.

Gezien vele problemen in de markt "redelijke" groei van capaciteit

Wat overblijft, is het enige positieve punt, namelijk de groei van de capaciteit, ondanks de vele, structurele problemen in de markt (met name voorhanden netcapaciteit en hogere project kosten). De facto is die vrijwel exclusief neergekomen op een toename in, het wordt eentonig, de grootste project categorie (registraties per stuk groter dan 1 MWp). Want daar werd tussen januari en eind december 2023 al een "behoorlijke" 1.163,5 MWp aan toegevoegd, bijna 90% van het totale nieuwe volume van 1.298,3 MWp.

De in een vorige update gerapporteerde disclaimer, dat voor de grootste project categorie een schier onmogelijk hoog project gemiddelde van 31,5 MWp per project resulteerde voor het eerste kwartaal, lijkt met de diverse gepasseerde latere forse bijstellingen in ieder geval alweer achterhaald, zoals toen ook al voorspeld. Het gemiddelde met de huidige cijfers is inmiddels uitgekomen op een veel "logischer" gemiddelde van 6,7 MWp voor de grootste project categorie. Dat ligt echter nog steeds op een hoog niveau. Deze categorie zet een dominant stempel op het totale gerealiseerde volume, en de projecten in deze categorie zijn per stuk ook nog eens gemiddeld zeer groot.

De enige categorieën die nog enigszins iets voorstellen zijn de 3 op een na grootsten, met projecten tussen de 500 en 1.000 kWp, resp. 250-500 kWp, en 100-250 kWp, die momenteel cumulatief in 2023 een verzameling van 77 MWp, resp. 35 MWp en ruim 15 MWp nieuw toegevoegde capaciteit tellen. De overige categorieën stellen weinig voor bij de nieuwe capaciteit in deze periode.


6. Evolutie van gecertificeerde zonnestroom productie / uitgifte van GvO's tm. november 2023

Ook voor deze parameter, afgegeven hoeveelheid Garanties van Oorsprong (GvO's), geldt, dat er geen update van de historische cijfers is gegeven, behalve voor de meer recente data vanaf mei 2021. In onderstaande grafiek daarom ook alleen de situatie van de meeste recente jaren. Voor een fraaie grafiek die verder terug gaat in de tijd, zie de update in de bespreking van het februari rapport van 2023, en het commentaar daarbij.

De extractie van een continue reeks van zonnestroom productie data uit de nieuwe spreadsheets van VertiCer is niet eenvoudig omdat er terug gerekend moet worden naar maand van productie, er continu wijzigingen / bijstellingen zijn, en alle over verschillende periodes uitgegeven garanties van oorsprong (GvO's) voor gecertificeerde zonnestroom uiteindelijk per maand opgeteld moeten worden. Bovenstaande grafiek is het uiteindelijke resultaat, met de meest recent beschikbare reeks van mei 2021 tm. november 2023. In de maand rapportages lopen de productie resultaten altijd 1 maand achter op die van de opgestelde generator capaciteit. De productie is weergegeven in de blauwe curve (rechter Y-as als referentie, eenheid GWh = 1 miljoen kWh).

Er zijn twee "drijvende krachten" achter het verloop van deze curve. Ten eerste natuurlijk de seizoens-variabiliteit, die zich uit in hoge producties in de zomermaanden ("toppen"), resp. lage output in de wintermaanden ("dalen"). Meestal is december de slechtst producerende maand. Eerder zagen we al dat, sterk afhankelijk van de gemiddelde instralings-condities in de betreffende maand, in de zomerperiodes hetzij mei (2020), juni (2019, 2021, 2022), of juli (2017, 2018) de best performer waren bij de productie. Voor de hier getoonde recentere periode zijn de waargenomen "zomer pieken" alle 3 in juni gevallen. Twee van de drie pieken zijn in de huidige update iets opgeplust, juni 2021 bleef op 923 GWh steken, in juni 2022 is de piek nu een volume van 1.241 GWh aan afgegeven GvO's in die maand (ruim 34% hoger dan in juni 2021).

De tot nog toe gecertificeerde productie in juni 2023 is ook weer verder opgeschroefd, naar een nieuw record niveau van 1.528 GWh, in de huidige revisie. Dat is al ruim 23% hoger dan in juni 2022. Anton Boonstra had voor heel Nederland, voor juni 2023, 11% meer instraling vastgesteld dan in juni 2022, de maand was dan ook "record zonnig" volgens het KNMI. Dit opmerkelijke resultaat voor juni is dus niet verbazingwekkend. Dat, in combinatie met de continu voortschrijdende nieuwbouw van PV projecten (al dan niet met SDE subsidie), maakt dat we eind juni dit jaar al een (gecertificeerd) productie record te pakken hebben. In de vorige rapportage lag het toen bekende resultaat voor juni nog op een niveau van 1.523 GWh, dus er zijn wederom de nodige productie certificaten voor die recordmaand bijgeschreven in de huidige update, en de verwachting is dat die piek nog wel wat hoger kan gaan worden in komende updates.

De piek volumes uit met name de laatste 2 jaar zullen later ook nog enigszins kunnen worden bijgeplust. Zeker van de kleinere projecten, die niet maandelijks door een meetbedrijf worden gemeten, komen productiecijfers namelijk heel erg laat pas beschikbaar, en worden ze dan pas aan de databestanden van VertiCer toegevoegd. En worden ze "zichtbaar" in de hier getoonde productie historie. De impact zal echter relatief bescheiden zijn.

Juli duidelijk minder productie dan juni

Het alweer bijgestelde resultaat voor juli 2023 laat een scherpe neerwaartse knik in de grafiek zien, en komt, nog zeer voorlopig, uit op een productie van 1.186 GWh in die maand. Wat bijna 2% lager is dan de 1.208 GWh in de zeer zonnige juli 2022. Ten eerste was juli 2023, i.t.t. juni, een historisch bezien "normale" maand wat het aantal zonne-uren betreft. Boonstra meldde dat er in die maand 11,3% minder instraling was dan in juli 2022, en productie is altijd direct gerelateerd aan de hoeveelheid instraling, dus een lagere output voor juli was sowieso al de verwachting.

Ten tweede. In juli 2023 steeg het aantal uren met negatieve prijzen op de stroommarkt behoorlijk, volgens de bekende grafiek van Martien Visser van Entrance op "X" (28 oktober 2023). Het kan beslist zo zijn geweest, dat hierdoor met name grotere projecten tijdelijk hun productie hebben gestaakt, om geen geld te moeten betalen i.p.v. te ontvangen. Geen productie = geen GvO's. De omvang daarvan is echter nog steeds een aardig mysterie, want die afschakelingen worden bij mijn weten niet nationaal bijgehouden cq. geopenbaard ...

Augustus 2023 zit momenteel op 1.053 GWh, wat bijna 10% lager is dan de 1.166 GWh, die tot nog toe voor ook zeer zonnig augustus 2022 door VertiCer zijn uitgegeven.

Voor september 2023 is tot nog toe voor 892 GWh aan GvO's afgegeven. Dat is al 16% meer, dan de al meer geconsolideerde uitkomst voor september 2022 (768 GWh). Dit is in lijn met het feit, dat Anton Boonstra uit de KNMI data 6,8% meer horizontale instraling in september 2023 heeft berekend dan in september 2022 (platform "X", 1 oktober 2023), in combinatie met de toegenomen capaciteit in het tussenliggende jaar.

Oktober 2023 heeft een voorlopig volume van 433 GWh, 11% onder het voorlopige resultaat voor oktober 2022. Het nu eerst gepubliceerde cijfer voor november 2023 geeft zelfs 12% minder opbrengst, dan in november van het voorgaande jaar. Maar sowieso zal hier uiteraard nog het nodige bij gaan komen. Standaard bij de GvO data van VertiCer is, dat de eerstpublicatie voor een willekeurige maand al het grootste volume GvO's voor die maand oplevert. Afgiftes die later worden gepubliceerd, zijn al veel geringer van omvang, en worden stapsgewijs kleiner qua volume. Het "doorsijpelen" van later afgegeven GvO's, die met terugwerkende kracht voor de betreffende maand worden bijgeschreven, kan echter heel lang doorgaan. Dat kan minstens langer dan een jaar duren in veel gevallen.

De tweede drijvende kracht achter deze curve is uiteraard de in het recente verleden zeer onstuimige groei van de projecten markt, met telkens flink meer, gemiddeld genomen steeds grotere PV projecten, wier nieuwe productie volumes in de loop van het kalenderjaar toegevoegd worden aan de output van het eerder al bestaande productie "park". Dat is dé drijvende kracht achter de steeds hoger wordende pieken (bovenop de verschillen in instraling van jaar tot jaar). De groei van capaciteit is echter in 2023 duidelijk afgezwakt, zoals eerdere grafieken in deze bijdrage laten zien. Maar alle nieuwe capaciteit zal bijdragen aan het verhogen van de pieken, zelfs al hebben ze in toenemende mate oost-west opstellingen.

Progressie in winter"dips"

In de productie curve is goed te zien dat de zogenaamde "winter-dips" ook op een steeds hoger niveau komen te liggen, a.g.v. de almaar toenemende productie capaciteit, die ook in de winter aan een toenemende hoeveelheid zonnestroom productie bijdragen. In deze laatste update blijkt december 2022 weer een marginaal hoger volume te zijn toegerekend, 135,5 GWh. Dat is wel al 12,2% hoger dan in december 2021 (120,8 GWh), en is zelfs al ruim een factor 4,5 maal het niveau van de "dip" in het winterseizoen van 2017/18 (jan. 2018 29,8 GWh, zie eerder gepubliceerde historische grafiek). De verwachting is dat met name de recentere maand productie cijfers later nog wat opgeplust zullen gaan worden.


7. Jaarproducties volgens Garanties van Oorsprong

Een herziene versie van de grafiek met de jaarlijkse uitgifte van Garanties van Oorsprong (GvO's) werd gegeven in de analyse van de februari cijfers (link). Er is nog steeds geen nieuwe revisie van de oudere cijfers, alleen van de data vanaf mei 2021. Omdat de oudere cijfers ondertussen flink gewijzigd kunnen zijn, kunnen er nog geen nieuwe totale volumes worden bepaald.

Als we alleen naar de geregistreerde volumes in de data van de huidige update van 1 januari 2024 kijken, zou 2021 in totaal 4.502 GWh gecertificeerde productie hebben, en 2022 al 8.538 GWh, exclusief alle andere volumes van niet bij VertiCer geregistreerde installaties (waar onder vrijwel de gehele residentiële markt). In de eerste 11 maanden van 2023 is tot nog toe al 8.741 GWh gecertificeerde zonnestroom productie geregistreerd, dus al ruim boven het kalenderjaar volume van 2022. De productie van december 2023 zal nog aan het geheel toegevoegd moeten gaan worden, én er zullen nog de nodige nakomende volumes van eerdere maanden worden bijgeplust. Het zal daarbij interessant zijn, te zien, wat de balans zal gaan worden tussen de méér productie van de toegevoegde nieuwe gecertificeerde capaciteit in 2023, in relatie tot het feit, dat de cumulatieve instraling in dat jaar, 7,2% lager lag, dan in het relatief zonnige jaar 2022, aldus de data-extracten en waarnemingen van Anton Boonstra.


8. Bronnen

Intern - rapportages CertiQ / VertiCer 2023, aflopend gesorteerd

VertiCer update november 2023 - eerste 11 maanden 1.223 MWp gecertificeerde PV capaciteit nieuw, (voorlopig) 31% minder t.o.v. nieuwe capaciteit in dezelfde periode 2022 (4 december 2023)

VertiCer update oktober 2023 - eerste 10 maanden 1.127 MWp gecertificeerde PV capaciteit nieuw, (voorlopig) 33% minder t.o.v. nieuwe capaciteit in dezelfde periode 2022 (2 november 2023)

VertiCer update september 2023 - eerste 3 kwartalen 867 MWp gecertificeerde PV capaciteit nieuw, (voorlopig) 46% minder t.o.v. nieuwe capaciteit in dezelfde periode 2022 (4 oktober 2023)

VertiCer update augustus 2023 - eerste 8 maanden 835 MWp gecertificeerde PV capaciteit nieuw, (voorlopig) 45% minder t.o.v. nieuwe capaciteit in dezelfde periode 2022 (7 september 2023)

VertiCer update juli 2023 - eerste zeven maanden 646 MWp, (voorlopig) 46% van nieuwe capaciteit t.o.v. zelfde periode 2022 (2 augustus 2023)

VertiCer (ex CertiQ) update juni 2023 - "negatieve maandgroei", stabilisatie capaciteit; eerste half jaar 546 MWp, (voorlopig) 49% van nieuwe capaciteit t.o.v. zelfde periode 2022 (19 juli 2023)

CertiQ / VertiCer update mei 2023 - "negatieve maandgroei" aantal installaties, stabilisatie capaciteit; eerste vijf maanden 356 MWp, 38% van nieuwe capaciteit t.o.v. zelfde periode 2022 (3 juni 2023)

CertiQ / VertiCer update april 2023 - wederom "negatieve maandgroei"; eerste vier maanden slechts 14% van nieuwe capaciteit t.o.v. zelfde periode 2022 (4 mei 2023)

CertiQ / VertiCer update maart 2023 - nieuwe en bijgestelde cijfers gecertificeerde zonnestroom, eerste kwartaal 41% van nieuw volume QI 2022 (4 april 2023)

CertiQ / VertiCer update februari 2023 - nieuwe en bijgestelde cijfers gecertificeerde zonnestroom, hoge toevoeging capaciteit januari, zeer lage hoeveelheden in februari (7 maart 2023)

Revisie van historische maand- en jaarcijfers CertiQ. Deel II. Grafieken, nieuwe jaarvolumes (hoger in 2018-2020, lager in 2021), volledige sequentie Garanties van Oorsprong. (14 februari 2023)

Januari 2023 flinke toename geregistreerde gecertificeerde zonnestroom capaciteit, 354 MWp, maar het verhaal is complexer bij CertiQ. Deel I. (8 februari 2023)

CertiQ herziet cijfer presentatie methodiek - een nieuw tijdperk ? (8 februari 2023)

Sinterklaas surprise november rapport CertiQ 2022 bleek een fopspeen: december rapport wederom "negatieve groei", 1e status update. (9 januari 2023, laatste analyse van "klassieke" maandrapportage, en links naar eerdere analyses in 2021 en 2022)

Meer licht in de duisternis (?) omtrent ontwikkeling gecertificeerde zonnestroom portfolio in (2019-) 2020 bij CertiQ. (4 november 2020; vroege signalering van sterk wijzigende historische CertiQ data door Polder PV)

Extern

Data overzichten website VertiCer (vooralsnog alleen rapportages over 2023 en 1 ouder overzicht met data tot juni 2021)

NB: de oude website van CertiQ is niet meer actief, de url verwijst door naar de site van rechtsopvolger VertiCer !


4 januari 2024: Enkele gebruiks-cijfers Polder PV in 2023 - Tiende jaar op rij netto surplus zonnestroom van dak huurwoning*. Zoals vanouds presenteert Polder PV enkele jaarlijkse verbruik- cq. opwek cijfers van de belangrijkste "energie" en gerelateerde modaliteiten. Achtereenvolgens elektra, stadswarmte, en drinkwater. Ondanks enkele ouderdoms-problemen met de PV installatie, is Polder PV voor het tiende achtereenvolgende jaar op elektra gebied "stroomneggie" gebleven. Vanwege het eerste volledige kalenderjaar met een net-meter die invoeding en afname "comptabel" meet, is de presentatie voor elektra voor 2023 direct op de schop genomen, met byzonder resultaat.

* Dak woningcorporatie, appartement Polder PV op begane grond heeft geen eigen dak ...

(1) Elektra

Voor de "elektriciteitsbalans" in het huishouden van Polder PV moest er jarenlang teruggegrepen worden op het resultaat van de volautomatisch salderende Ferrarismeter, waarmee het (naar verwachting lage) zelfconsumptie aandeel van de opgewekte zonnestroom niet getalsmatig hard gemaakt kon worden, omdat het totale interne verbruik van de aanwezige apparatuur niet separaat bemeten werd / kon worden. O.a. vanwege de aanwezigheid van een mechanisch ventilatie systeem wat niet gemonitord kón worden. De laatste evolutie grafiek van de resultaten van eigen metingen van de zonnestroom productie, en het "netto resultaat" op de enkeltarief meterstand van de Ferrarismeter, kunt u nazien in het eindejaars-bericht van 2022 (artikel 3 januari 2023).

De Ferrarismeter is op 6 oktober 2022, met de nodige weemoed bij de webmaster, door een subcontractor namens netbeheerder Liander vervangen door een (naar verkiezing) "domme" vierkwadranten digitale netmeter, waarvan slechts 2 telwerken worden gebruikt, omdat we al sinds we hier wonen een simpel enkeltarief contract hebben. Een voor netafname, en 1 voor netinvoeding (ook wel ongelukkigerwijs vaak "teruglevering" genoemd). Met wat kunst en vliegwerk heb ik nu uit de begin- en eindmeterstanden op die 2 telwerken, én natuurlijk de eigenhandig gemeten totale zonnestroom productie (via het oude OK485 interface voor de 13 in gebruik zijnde micro-inverters), de volgende 2 grafieken kunnen maken voor kalenderjaar 2023.

In deze eerste grafiek worden de verschillen tussen de einde-jaars-meterstanden (2022 - 2023) op beide telwerken van de nieuwe "domme" digitale netmeter getoond, en de resulterende "netto uitwisseling" op dit allocatiepunt. Op het afname telwerk resulteerde een laag verbruik van 607 kWh voor ons zuinige 2-persoons huishouden. Het invoedings-telkwerk vertoonde het grootste volume van onze zonnestroom opwek in dat jaar: slechts weinig zonnestroom werd - bij gebrek aan "geschikte" apparaten om midden op de dag veel stroom op te souperen - direct verbruikt. Het overgrote merendeel, 941 kWh van de totale opwek, ging volautomatisch het net op (zie ook tweede grafiek). Resulterend uit deze 2 telwerken, is er dus netto in dit jaar 334 kWh op het net "gezet", de allocatie was "negatief". We zijn en blijven al tien jaar lang netto "stroomneggie". Of, zo u wilt, sociaal producent van duurzame elektriciteit, die we aldus "delen met de buren", ook al hebben ze daar vaak geen weet van ...

Deze tweede grafiek toont wat er is gebeurd met de zonnestroom opwek in ons huishouden in 2023, en wordt ons totale verbruik berekend / getoond.

Gemeten is een totale zonnestroom productie van 1.131 kWh, van de 14 op het dak liggende oude zonnepanelen. Dit is wel exclusief terraspaneel, wat onregelmatig buiten wordt gezet, maar dus wel invloed heeft op de totale stroom balans in ons zuinige huishouden. Eerder zagen we al, dat van de gemeten zonnestroom opwek, maar liefst 941 kWh (83%) via het invoedings-telwerk van de netmeter ons pand / allocatiepunt "verliet" in dat jaar. Slechts 190 kWh, 17% van de opwek, is dus direct in eigen huis verbruikt. Dat is heel wat lager dan ik lang heb gedacht, en geeft eens te meer aan dat zuinige huishoudens, met een laag totaal stroomgebruik, en een kleine PV installatie die grofweg de jaarbehoefte kan dekken, zeer ongunstig zitten, bij de eigenverbruik factor. En dat, als het wetsvoorstel afbouw salderen door de Senaat aangenomen wordt, dit soort huishoudens dus geen gunstig afreken scenario te wachten staat.

In de laatste kolom vinden we ons bruto stroomgebruik terug, de optelling van het verbruik op het afname telwerk in grafiek 1 (607 kWh), plus de direct in-house verbruikte eigen opwek van zonnestroom (190 kWh). Resultante: een blijvend, zéér laag stroomverbruik van slechts 797 kWh op jaarbasis.

De verwachting van Polder PV is, dat er weinig in de reguliere verhoudingen tussen deze cijfers zal gaan komen, gezien het feit dat er geen auto is (en er niet zal komen), een warmtepomp de facto een waanzin investering met hoge financiële gevolgen zal zijn in ons (ook al extreem zuinige) stadswarmte huishouden in een huurwoning, en het elektra gebruik dus langdurig op een laag pitje zal blijven bij gebrek aan (frequent gebruikte) grote verbruikers. Nota bene: zélfs met een elektrisch fornuis, waarvan alleen de "pitten" frequent worden gebruikt, en de oven spaarzaam. Dat zet echter geen "zoden aan de dijk".

(2) Gas

Polder PV is al sedert april 2018 "van het kookgas af", en kookt sindsdien elektrisch. Zie de laatste grafiek met de jaarcijfers van ons historische verbruik. Uiteraard gebruikt de Uniper STEG warmtekracht centrale voor de stadswarmte voorziening in onze wijk gas, maar dat wordt hier niet als zodanig meegerekend. Dat valt onder het verbruik van stadswarmte, afgerekend in Gigajoule (zie verder).

(3) Stadswarmte

Ons stadswarmte gebruik is, zoals alles bij ons, low profile, en sinds een gestoorde idioot een krankzinnige oorlog in het oosten van Europa is begonnen, doen we het nóg rustiger aan met de verwarming. Zo rustig, zelfs, dat in 2023 een nieuw dieptepunt is bereikt bij het "verbruik" ervan, slechts 5,22 GJ, een halve GJ lager dan het al spaarzame voorgaande jaar. Stadswarmte wordt bij ons gebruikt voor ruimteverwarming (bijna uitsluitend in de koudste wintermaanden), en warm tapwater, wat via een geïntegreerde afleverset aan ons appartement wordt geleverd. Door het lage verbruik blijven de beïnvloedbare kosten binnen de perken, al is de gigajoule prijs in 2023 al torenhoog geworden (€ 76,45, echter gemaximeerd op een bedrag van € 47,38, bij het verbruik via het in dat jaar nog geldende prijsplafond, voor een idioot hoog verbruik van 37 GJ/jaar). Stadswarmte blijft voor ons echter de hoogste kostenpost, vanwege het krankzinnig hoge vastrecht, wat iedereen, ongeacht verbruikspatroon, of leefruimte, blijft betalen. Dat is inmiddels, voor 2024, gestegen naar bijna 619 Euro incl. btw per jaar, daar overheen komen ook nog de meetkosten van 32 Euro, en de huur voor de afleverset, nog eens ruim 145 Euro op jaarbasis. Een "socialer" systeem, om vastrechten naar rato van woonoppervlak te betalen, zoals in Denemarken, blijft in Nederland een complete illusie. Vooral kleinbehuisde gezinnen in huurwoningen, zijn hier al vele jaren de dupe van. Den Haag blijft hiervan wegkijken, en doet er niets aan.

De grafiek toont het vaak grillige verloop van het stadswarmte "verbruik", wat uiteraard te maken heeft met het feit dat we eigenlijk alleen in de wintermaanden "enig substantieel gebruik" hebben voor de ruimteverwarming, en dat dus zeer sterk is gecorreleerd aan hoe koud het is in die winters. De laatste jaren streven we naar minimaal gebruik, de knoppen van maximaal 3 radiatoren werden hier pas eind november 2023 voor het eerst gebruikt, en dan ook nog blijvend spaarzaam. Voor 2022 leidde dat al tot een historisch laag verbruik, in 2023 zijn we daar nog net een halve GJ onder kunnen blijven. Het langjarig gemiddelde is tussen 1997 en 2023 slechts 8,19 GJ/jaar (blauwe stippellijn), met een gele streepjeslijn is een rechtlijnige trendcurve weergegeven die bijna horizontaal loopt. 2010 was voor ons het hoogste jaarverbruik, maar zelfs dat was slechts een derde van het niveau voor het "prijsplafond" in 2023 (37 GJ/jaar).

(4) (Drink)water verbruik

Ook op het vlak van drinkwater zijn we al talloze jaren kritisch, we zitten vér onder het gemiddelde huishoudelijke verbruik. Het wordt sowieso steeds problematischer voor drinkwaterbedrijven om het waanzinnige consumptieniveau in ons land bij te houden, en zeker in de zomer gaat dit grote problemen geven (NOS artikel van 12 mei 2023). De grafiek toont 2 elementen, het comptabel gemeten drinkwater verbruik via de meter van het waterbedrijf (Dunea), en de hoeveelheid regenwater die we uit de regentonnen scheppen en voor de toiletspoeling gebruiken.

In deze grafiek twee, voor zuinige huishoudens, "pijnlijke" incidenten, 2 niet lang na elkaar optredende, stiekeme lekkages in onze kruipruimtes, die voor ons een "extreme" verbruikspiek opleverden in de betreffende jaren (2016 en 2019). Deze lekkages zijn na ontdekking verholpen in opdracht van de verhuurder, de verlies kosten zijn ook betaald, maar vervelend blijft het. Verder is ons drinkwaterverbruik extreem laag, en zelfs alweer naar een nieuw dieptepunt gedaald in 2023, 19,3 kubieke meter voor 2 personen. Dat had deels ook te maken met het feit dat we regelmatig in ons nieuwe vakantieverblijf verbleven in Overijssel, maar het is een mooi resultaat. Hier bovenop hebben we in 2023 ook nog 5,7 m³ regenwater gebruikt voor de toiletspoeling, totaal water verbruik dat jaar dus, in Leiden, 25 m³ (12,5 m³/persoon per jaar = 34,2 liter/pp.dag). Volgens de branche organisatie Vewin was het verbruik in 2022 gemiddeld bij huishoudens (zie statistiek portal) 124 liter per persoon per dag. Daar zaten wij in 2023 dus met een factor 3,6 onder ...

Voor overig commentaar op onze verbruik statistieken, zie het artikel van 3 januari 2023.


4 januari 2024: Aandelen maandproducties in jaaropbrengst: Vergelijking langjarige gemiddeldes met het laatste volledig bemeten jaar - 2023. Na de absolute opbrengsten aan zonnestroom in 2023 te hebben beschreven en geïllustreerd voor de PV-installatie van Polder PV, gaan we over naar de tweede belangrijke afgeleide "dataset". Net als vorig jaar is deze zeer belangrijke grafiek wederom van een update voorzien. Daarin worden de relatieve aandelen van de zonnestroom producties van elke maand op de totale jaarproductie van elk jaar bepaald in procent. Vervolgens worden over alle compleet bemeten jaren die percentages per maand gemiddeld, ditmaal dus inclusief 2023. Hieruit volgt een grafiek die een representatief beeld laat zien van de sterk seizoensmatig bepaalde productie van zonnestroom voor het onderhavige systeem. In dit geval, de grotendeels 23 jaar oude 1,02 kWp grote "kern" installatie van Polder PV, op het platte dak van de vierde verdieping van ons appartementen complex met huurwoningen in westelijk Leiden (ZH). Met de toevoeging van de 6 toen nieuwe 108 Wp modules aan de 4 reeds anderhalf jaar eerder geïnstalleerde (93 Wp) modules, en de netkoppeling op 12 oktober 2001 werd de "officiële productie" van die uit tien panelen bekende kern installatie gestart.

In onderstaande grafiek de relatieve aandelen van elke maand voor het afgesloten jaar 2023 (paars), afgezet tegen de langjarige gemiddelde percentages in de hele reeks volledig bemeten jaren, 2002-2009 en 2011 tm. 2023 (geel). Voor de originele maandelijkse productie data voor dit deel-systeem in kilowatturen, zie het vorige artikel.

2023 (paars)

De eerste jaarhelft van 2022 gaf opnieuw enkele forse afwijkingen per maand te zien, t.o.v. de langjarige gemiddelde waardes (geel). Het jaar startte iets bovengemiddeld, met in januari, 2,8% van totale jaaropbrengst, 0,3 procentpunten van het jaar aandeel hoger dan "normaal", 2,5%). Februari lag, met 5,0% van de jaaropbrengst, 0,2 procentpunt ook iets hoger dan langjarig gemiddeld. Maart presteerde duidelijk ondermaats (zeker in vergelijking met record maart in 2022), met 7,6%, 1,3% procentpunt minder dan langjarig gemiddeld 8,9%, iets lager dan eind vorig jaar). Ook april presteerde sub-optimaal (11,7% t.o.v. gemiddeld 12,1%). Vervolgens hebben we de 2 meest positieve uitschieters van het jaar te pakken, mei met 14,3% (t.o.v. 13,5% langjarig gemiddeld), en, vooral, zonnig juni, met 15,5% dominant dit jaar, maar liefst 2,3 procentpunt meer dan het langjarige gemiddelde.

In juli zakte het aandeel weer duidelijk onder het jaarlijkse gemiddelde, 12,4 t.o.v. 13,0%. Augustus en september zaten er iets boven, 11,9 om 11,8%, resp. 9,6 om 9,4%. In het laatste kwartaal zien we weer negatieve trends terugkeren, met 5,1 om 6,1% voor oktober, 2,9 om 3,0% in november, en een laag aandeel van 1,4% bij een langjarig gemiddelde van 1,7% voor de laatste maand, zwaar verregend december 2023.

Met name het hoge aandeel van juni op de jaaropbrengst, duidelijk hoger dan het aandeel voor normaliter de gemiddeld hoogst productieve maand mei, valt in 2023 op als grootste "positieve outlier" van alle maanden. Maart was de grootse tegenvaller.

Percentages in geselecteerde periodes

Als we naar de verdeling van de jaarhelft aandelen kijken, komen we voor 2017 op 54,7 / 45,3 % voor jaarhelften I en II. In zowel 2018 als in 2019 is die verhouding echter weer iets bijgetrokken: 54,6% productie in de eerste, en 45,4% in de tweede jaarhelft, t.o.v. de output in het hele kalenderjaar. In 2021 nam dat verschil weer toe, met een ratio 55,0 / 45,0%, maar werd het weer iets kleiner in 2022, met een ratio 54,9% / 45,1% tussen de beide half-jaren. In 2023 zitten we weer op het niveau van 2021.

Bij vergelijkingen van eigen productie resultaten met deze specifiek voor Polder PV systeem gemaakte grafiek dient altijd een waarschuwing in acht te worden genomen. Sterke afwijkingen van de hellingshoek, oriëntatie t.o.v. het zuiden, en microklimaat aberraties (hoge stofbelasting, of bijv. mogelijk extra instraling en/of verkoelende effecten indien systeem vlak bij een groot wateroppervlak staat), kunnen nogal wat impact hebben op de procentuele verdeling tussen de maanden bij andere PV installaties. Globaal zal het beeld wel vergelijkbaar zijn, maar op detail niveau kunnen beslist afwijkingen worden vastgesteld voor de eigen installatie.

Voor de al frequent toegepaste "oost-west" installaties (met name op platte daken, waarvan de penetratie op grote daken al byzonder hoog is, en zelfs ook al "ingeburgerd" bij vrije-veld projecten) verwijs ik gaarne naar een prachtige, klassieke zomer (dag-)curve van zo'n systeem, die zo in een studieboek voor installateurs kan worden opgenomen (tweet Polder PV van 22 januari 2016). Uiteraard gaat het in dergelijke, al vrijwel usance geworden installatie configuraties, om een nogal afwijkende verdeling van de productie per dag (per oriëntatie), en zal dit ook de nodige impact kunnen hebben op de productie verdeling over het jaar. Al helemaal, als dergelijke systemen niet "pal oost-west" staan, maar bijvoorbeeld, zoals ik al talloze malen heb gezien, bijvoorbeeld OZO/WNW of WZW/ONO. Om maar niet te spreken over een toenemend aantal installaties die zelfs (bijna pal) "zuid-noord" zijn opgesteld.

U vindt een iets uitgebreidere toelichting van de ververste maand aandelen grafiek op de specifieke pagina op Polder PV:

Maandelijks aandeel van zonnestroom productie in de jaaropbrengst

Bron:
Maandelijkse uitlezingen van alle 13 OK4E-100 micro-inverters bij Polder PV, en daarvan afgeleide percentages


3 januari 2024: Na een zeer goed voorgaand jaar werd 2023 een ondermaats productiejaar voor Polder PV - het kan vriezen, het kan dooien. Het zat er natuurlijk al een tijdje aan te komen, met de gemiddeld genomen duidelijk ondermaatse productie cijfers in voorgaande maanden. Een beduidend slecht presterende, verzopen december maand in 2023 sloot het jaar af, wat, na 2010, het op een na slechtste productie jaar werd voor Polder PV.

Hieronder worden de primaire productie gegevens voor december weergegeven. Data verkregen uit maandelijkse meterstand opnames van de 13 micro-inverters van onze, voor het kern-systeem inmiddels minimaal 22 jaar oude PV installatie (netkoppeling 1e vier zonnepanelen: 13 maart 2000; 2e set van 6 op 12 oktober 2001, gevolgd door kleinere toevoegingen in 2007 en 2010). De meterstanden voor eind december 2023 zijn het resultaat van interpolaties van meterstanden opgenomen op 28 december, resp. 2 januari in het nieuwe jaar, in combinatie met instralingsdata in de korte vakantieperiode van KNMI meetstation Voorschoten. Gezien de relatief lage productie in deze periode, zijn die interpolaties behoorlijk betrouwbaar.

De tabel met de producties van de verschillende "sets" zonnepanelen van Polder PV. Links is de productie in december weergegeven; rechts de cumulatieve productie van het hele kalenderjaar (januari tm. december 2023). Naast het opgestelde vermogen in Wp wordt de productie per groep in Wattuur (Wh) vermeld, ernaast de belangrijke afgeleide specifieke opbrengst (in kWh/kWp, hetzelfde als Wh/Wp), waarmee de uit verschillende vermogens bestaande deelgroepjes goed vergeleken kunnen worden.

De beste specifieke opbrengsten in december 2023 werden door de lang goed presterende Kyocera paneeltjes behaald, 13,9 kWh/kWp. Verrassend is, dat de lange tijd matig producerende set panelen op ZZO, in de voorste rij (rode band), hier op de 2e plek kwam, met 13,0 kWh/kWp. Vermoedelijk, omdat deze in de winter geen schaduw vangt i.t.t. de in de achterste rij staande panelen, en dat, ondanks een problematische verbinding, bij de lage productie volumes dit kennelijk veel minder een rol speelt dan in zonnige maanden. Het kern-systeem van 10 panelen / 1,02 kWp (lichtgroene band) had een opbrengst van ruim 16 kWh, wat neerkomt op een specifieke opbrengst van 12,1 kWh/kWp.

Vergelijken we de specifieke producties in december 2023 met die in het zonnige jaar 2022 (1-na-laatste kolom rechts), valt direct op dat afgelopen december een stuk minder zon mocht genieten. De productie verschillen met december 2022 zijn zelfs tussen de 34 en 40% lager. Het KNMI kwalificeerde december 2023 dan ook als "zeer zacht, zeer nat en somber". Er werden slechts 35 zonuren gemeten, t.o.v. 58 over het langjarige gemiddelde (referentie periode 1991 - 2020). Meetstation Den Hoorn op Terschelling had nog het meest geluk, met 50 zonuren, in Twente, waar Polder PV tijdens de jaarwisseling verbleef, was het die maand zéér somber, met slechts 20 zonuren.

Kalenderjaar 2023

Bij de cumulatieve specifieke productie heeft Polder PV voor zijn oude installatie voor het gehele kalenderjaar 2023 de volgende metingen vastgesteld. De oudste set (93 Wp, lichtblauwe band) panelen deed het met een hoogste volume van 919 kWh/kWp veruit het best van alle deelgroepjes. De al langere tijd problematische, in de voorste rij staande, op ZZO gerichte 2 108 Wp modules (rode band) deden het, met 685 kWh/kWp, zoals verwacht kon worden, het minst goed (rood omlijnd vakje). Het oude kernsysteem van 10 panelen (1,02 kWp), als zodanig al actief sedert oktober 2001, en dus in zijn geheel 22 tot ruim 23 jaar oud, blijft, ondanks de nodige problemen, toch nog redelijk presteren, met 851 kWh/kWp over het gehele jaar.

De verschillen met "bijna record jaar" 2022, waarvan de specifieke producties in de laatste kolom zijn afgebeeld, zijn echter behoorlijk groot, tussen de 12 en 19% voor de meeste deel-systemen. Met als sterk negatieve uitzondering het al genoemde duo in de voorste rij staande ZZO 108 Wp panelen, die het maar liefst 31% slechter deden dan in (zonnig) 2022.

In het voorlopige jaaroverzicht over 2023, stelt het KNMI dat het jaar byzonder was, vanwege de opgetreden combinatie "zeer nat" (zelf het natste jaar ooit gemeten!), en "zeer zonnig". Dit komt bijna nooit voor, maar dus wel in 2023. Er werden 1.913 uren zon gemeten, het landelijk gemiddelde (referentie 1991 - 2020) was 1.774 zonuren, dus in 2023 was het bijna 8% meer. Een deel van de "meer" prestatie, was voor het grootste deel te wijten aan de record-zonnige juni maand. Kuststation Vlissingen verzilverde haar langjarige historie door het hoogst aantal gemeten zonne-uren van alle meetstations in 2023, met 2.067 zonuren (historisch gemiddelde: 1.889 zonuren aldaar). Deelen in de centrale Veluwe moest het met slechts 1.775 zonuren doen, al was ook dat nog steeds 8% hoger dan het langjarige gemiddelde voor dat buurtschap in het Gelderse Ede.

In deze grafiek alle maandproducties van het kern-systeem van 10 panelen (1,02 kWp) bijeen, met elk kalenderjaar een eigen kleur. Tot oktober 2001 waren er nog maar 4 panelen in het eerste systeem, en de producties daarvan zijn dan ook niet vergelijkbaar met de rest van de datapunten. Oktober 2010 was het hele systeem grotendeels afgekoppeld van het net, vandaar de zeer lage waarde voor die maand. Die wordt dan ook niet meegenomen in de berekening van het langjarige gemiddelde per maand, de dikke zwarte lijn in de grafiek.

Het inmiddels afgesloten jaar 2023 laat door de bank genomen (zwaar) teleurstellende resultaten zien, vanwege (vermoedelijk) problematische verbindingen op het dak. 9 van de 12 maanden vertoonden een (fors) sub-gemiddelde maandopbrengst, alleen januari en juni kwamen bovengemiddeld uit met de gemeten productie. Daarmee stond 2023 voor Polder PV in schril contrast met 2022, waarin een lange reeks zeer hoge maandproducties werd behaald. Juni was volgens het KNMI "de zonnigste junimaand sinds het begin van de waarnemingen", en stak ook bij Polder PV boven de rest uit, op 2003 na. Zie het maandbericht voor die maand elders op de Polder PV website.

In deze vergelijkbare grafiek zijn alleen de maandproducties van de laatste vier jaar getoond. Zelfs in zo'n relatief korte periode zijn de verschillen soms groot in de lange zomerse periode. Zoals in de maanden mei, juli en augustus. In juni lagen de producties relatief dicht bij elkaar, met, bij hoge uitzondering, de hoogste output in record-zonnig juni 2023. Bijna alle andere maanden presteerde onze oude installatie echter duidelijk sub-optimaal t.o.v. het langjarige gemiddelde (zwarte lijn). Het relatieve verschil in maart was het hoogst, omdat die maand in 2022 zéér hoog scoorde (zelfs hoger dan de opvolgende maand april).

In deze grafiek geef ik de cumulatieve opbrengsten per kalenderjaar voor alle 12 maanden per kalenderjaar, inclusief december. De eerste twee jaren gelden niet voor het gemiddelde of de mediaan, omdat er toen grotendeels nog maar 4 panelen aanwezig waren en de producties dus veel lager dan met tien panelen. Het gemiddelde voor 12 kalendermaanden is in de laatste oranje kolom weergegeven en bedraagt (periode 2002-2023) inmiddels 928 kWh voor dit deel-systeem. Iets lager dan de 931 kWh in de periode 2002-2022. Hierin is 2010 niet meegenomen vanwege de bijna een maand durende dakrenovatie in het najaar, waarbij het volledige systeem van het net was gekoppeld.

We zien dat er 4 jaren zijn die in die periode hier duidelijk (en 4 gering) bovenuit steken. 2003 is daarbij nog steeds record houder gebleven, met 1.070 kWh (15,3% hoger dan langjarig gemiddeld). 19 jaar later heeft 2022, vanwege record opbrengsten in maart en augustus en in totaal 11 maanden bovengemiddeld presterend, haar al eerder verworven respectabele 2e plaats gehandhaafd, met een mooie opbrengst van 1.037 kWh, Na deze 2 voorlopers, valt er duidelijk een "gat", waarbij de nummers 3 en 4, 2018 en 2009, producties van 963 resp. 948 kWh in het gehele kalenderjaar laten zien. Daarna zijn de verschillen tussen de jaren onderling beduidend minder. 2010 kwam niet verder dan 860 kWh. De reden: een groot deel van oktober, en een klein deel in september was onze installatie beschaduwd dan wel van het net gekoppeld vanwege een forse dakrenovatie (zie bericht van 31 oktober 2010). Dat was voor dat jaar dus een - al lang in de vergetelheid geraakte - tijdelijke domper, met gelukkig niet al te hoge impact. Het was immers al flink najaar destijds, met kortere dagen en de nodige bewolking.

Als we 2010 als "niet representatief" beschouwen vanwege genoemde dakrenovatie, is tot nog toe 2023 het slechtst uit de bus gekomen. Wat niet vreemd is, gezien de al vastgestelde problemen met de installatie. In dat jaar produceerde ons kern-systeem 6,5% minder zonnestroom dan het langjarige gemiddelde, en zelfs 16,3% minder dan in het zeer zonnige voorgaande jaar 2022.

In de grafiek is wederom de mediaan waarde voor de jaren 2002 tm. 2023 weergegeven, in de vorm van de horizontale, magenta streepjeslijn. Deze waarde ligt wat lager dan het gemiddelde, op een niveau van 918 kWh. De productie in 2023 ligt 5,4% onder deze mediaan waarde.

In deze grafiek zijn de voortschrijdende cumulaties van de energie (stroom) productie van het 1,02 kWp basis-systeem te zien, met elk jaar een eigen kleur. We zien voor het jaar 2023 na aanvankelijk een gemiddelde start in januari-februari, dat, vanwege problemen met de installatie, de curve duidelijk onder het langjarige gemiddelde (zwarte streepjeslijn) duikt, in juni een korte opleving laat zien, om vervolgens weer weg te zakken, naar een voorlaatste positie, eind van het jaar. Rekenen we 2010 als niet representatief jaar, is 2023 tot nog toe dus het slechtste productiejaar in de lange historie van Polder PV geworden, met een jaaropbrengst van slechts 868 kWh voor deze deel-installatie. Dat is 2% lager dan het tot nog toe laagste productie tonende "normale" jaar, 2012 (885 kWh).

Data Anton Boonstra, Siderea.nl, Klimaatakkoord

Boonstra publiceerde in ieder geval al (vóór oudjaar!) een eerste kaartje met de jaarproductie in 2023, per provincie bepaald van opgaves in het PVOutput.org portal, van ruim 1.200 grotendeels residentiële installaties (links onderaan).

De gemiddelde specifieke productie opbrengst lag voor heel Nederland op 884,7 kWh/kWp in 2023, wat bijna 11% lager lag dan in het zeer zonnige 2022 (992,9 kWh/kWp). De extremen lagen in Fryslân (835 kWh/kWp), resp. 940 kWh/kWp in welbekend zonnig Zeeland. Een verschil van bijna 13% t.o.v. Fryslân. In relatieve zin was het verschil met 2022 het kleinst in Groningen (-8,9%), het grootst in Flevoland (-12,5%). Boonstra voegde ook nog een vergelijking met het "normalere" jaar 2021 toe in een extra Tweet.

Op mijn verzoek plaatste hij ook de horizontale instraling gemiddeld per provincie. Met als disclaimer van Anton "incomplete data van het KNMI in 2022 van station Twenthe, Wilhelminadorp en Arcen door mijzelf aangevuld". Extremen lagen voor kalenderjaar 2023 tussen de 1.084 kWh/m² (Drenthe) en 1.160 kWh/m² (Zeeland). De relatieve verschillen met zeer zonnig 2022 lagen tussen de -4,7% (Drenthe), en -8,2% (Utrecht).

Siderea.nl publiceerde op 2 januari een kort bericht met "De stroomproductie uit zonnepanelen was in 2023 een kleine 3% hoger dan het langjarig gemiddelde (2001-2020)". Bij het KNMI is de officiële referentie de langere periode, 1991-2020, waarbij dus gemiddeld genomen "zonniger jaren" extra zijn meegenomen, vanwege de toename aan zonneschijn.

Siderea verwijst voor hun opbrengst prognoses naar de nieuwe, interactieve Landelijke Opbrengst Berekening, met meer datapunten dan vroeger werden vermeld. En komt daarbij tot hoge haalbare specifieke opbrengsten van 9 (midden Overijssel & Drenthe) tot 15 kWh/kWp.jr (Zeeland) voor goed werkende installaties met "gemiddelde oriëntaties", ZW of ZO, in december 2023. Tot waarden van 10 (midden Overijssel) tm. 17 kWh/kWp (Zld, Limburg), voor installaties met optimale oriëntaties, op pal Z.

Op jaarbasis komt Siderea.nl tot 940 (Deelen, centr. Gelderland) resp. 1.029 kWh/kWp (Zeeland) voor gemiddelde oriëntaties, en tussen de 997 (Z. Drenthe) en 1.096 kWh/kWp (Zeeland), voor optimale oriëntaties, voor heel 2023. Zoals eerder al gememoreerd, zijn dit ideale gevallen, veel recenter geplaatste installaties halen deze prognoses niet, omdat ze onder suboptimale omstandigheden zijn gerealiseerd. Bovendien komen tijdelijke afschakelingen, gewild (negatieve stroomprijzen bij dynamisch stroom contract), dan wel ongewild (spanningsproblemen op het laagspanningsnet, a.g.v. hoge penetratiegraad van PV op relatief "dun" uitgelegde netten) vaker voor, wat de haalbare jaarproducties onder druk zet.

De Klimaatakkoord website is er al een tijdje mee gestopt, en er verschijnen daar geen actuele maandoverzichten meer over de status quo bij de productie van energie uit hernieuwbare bronnen. Nieuwe activiteiten, rapportages, etc., zijn naar het zoveelste nieuwe portal verschoven, het "Nationaal Klimaat Platform". Op 28 december 2023 werd al een zeer voorlopig overzicht gegeven voor afgelopen jaar.

Het aandeel van energie uit hernieuwbare bronnen nam toe naar bijna 17%, wat hoger is dan het "tussendoel" 16% in 2023. Bij alleen elektra werd 50% aandeel uit hernieuwbare bronnen bereikt (2022: 41%; 2021: 33%, afschatting van het PBL: 85% mogelijk in 2030), waarbij de grootste contribuanten in 2023 achtereenvolgens zonnestroom (17,6% van totale productie), wind op land (15,1%), wind op zee (9,9%), en biomassa (7,3%) waren. Er zijn grootse plannen voor uitbreiding van wind off-shore, er komt een nieuwe tender voor 4 GW (huidige capaciteit is 4,5 GW). Die de gestelde doelen versneld dichterbij zullen brengen, als er geen kinken in de spreekwoordelijke kabels komen.

Het portal geeft ook nog enkele records weer. Wind off-shore produceerde op 24 december 210 GWh, maar op 12 februari was dat slechts 1,5 GWh. Zonnestroom piekte op 140 GWh, op 13 juni (eq. van 40% van de Nederlandse stroomvraag), maar op 19 december was dat slechts 3,5 GWh. December had de hoogste productie uit hernieuwbare bronnen (ruim 30 PJ), met name vanwege een hoog aandeel van windenergie. December had tevens het hoogste maandelijkse groeipercentage in 2023, t.o.v. december 2022.

Bij overschotten die boven de nationale stroomvraag uitstijgen, resulteren vanwege de "marktordening" negatieve elektriciteitsprijzen op de stroombeurs. Het aantal uren dat deze negatief waren, steeg van 85 in 2022, naar al minstens 308 uren in 2023.

Er zou ook 5% minder elektra zijn verbruikt in 2023, wat, bij toenemende groei van wind- en zonnestroom, de noodzaak van opslag (accu's, waterstof productie en buffering) doet toenemen.

Energieopwek.nl

De brondata voor het Klimaatakkoord worden als vanouds berekend door de computers van En-Tran-Ce van Martien Visser (energieopwek.nl website). In december 2023 werd het hoogste gemiddelde vermogen al op 2 december bereikt, 927 MW, daarna kabbelde het op een lager niveau verder naar het eind van het jaar. Het hoogste niveau in december 2022 lag hoger, op 1,29 GW (14 dec. 2022, aangepast cijfer). Het "record" van 2 december 2023 komt neer op een berekende zonnestroom productie van 0,927 (GW) x 24 (uren) = ruim 22 GWh. Het hoogste niveau in december 2022 was 31 GWh, in december 2021 lag het op bijna 22 GWh (op 21 december dat jaar). Het geeft eens te meer het "treurige" karakter weer van afgelopen, verzopen december, zonder hoge productiepieken, bij een flink toegenomen productie park.

Voor de maand december 2023 werd de hoogste momentane output piek voor zonnestroom door energieopwek.nl midden op de dag ook berekend op de 2e, 5,1 GW. Deze berekende december piek is beduidend lager dan de hoogste piek in november. Die werd in die maand op de 7e behaald, met 6,7 GW.

Het absolute record tot nog toe zou op 13 juni 2023 zijn behaald, met een momentane (berekende) output van maar liefst 15,87 GW. De verwachting is, dat, gezien de flink gegroeide PV capaciteit in Nederland, dat record weer aan diggelen gaat vanaf de instralings-rijke voorjaars- tot zomermaanden, in 2024.

Bronnen:

Meetdata Polder PV sedert maart 2000

December 2023. December was zeer zacht, zeer nat en somber (maandbericht, 2 januari 2024, voorlopig overzicht)

2023: natste en warmste jaar sinds het begin van de metingen (voorlopig jaaroverzicht KNMI, 29 december 2023)

Jaar 2023. Recordwarm, recordnat en zeer zonnig (voorlopig jaaroverzicht KNMI, uitgebreider, 2 januari 2024)

Anton Boonstra

3 januari 2023 Horizontale instraling per provincie in 2023 in vergelijking met het niveau in 2022

31 december 2023 Gemiddelde productie in kalenderjaar 2023 t.o.v. ditto 2022 bij ruim 1.200 zonnestroom installaties op het PVOutput.org platform

31 december 2023 Gemiddelde productie in kalenderjaar 2023 t.o.v. ditto "normaler jaar" 2021, ter vergelijking

En verder:

2023: Hernieuwbaar verder gegroeid. Meerdere doelen gehaald (bericht Nationaal Klimaatplatform portal, al wat prematuur op 28 dec. 2023 geplaatst)

Siderea.nl (bericht 2 januari 2024 en verwijzing naar interactieve LOB berekening pagina)

Martien Visser / En-Tran-Ce, meestal met hoogst interessante weetjes in de "grafiek van de dag":

Berekende opbrengst 2023 5% lager dan in 2022 (1 jan. 2024; een stuk gunstiger dan de fysieke meetresultaten weergegeven in Boonstra's PVOutput.org portal analyse)

Groei jaarlijkse stroomproductie uit zonlicht (30 dec. 2023; berekende productie, naar 20,4 TWh in 2023)

Gemiddelde dagopbrengsten berekend voor zonnestroom in 1 grafiek (28 dec. 2023; 2014 tm. 2023)

Nederlandse z onnestroom productie per dag in 2023 (27 dec. 2023, berekend)

Relatie day-ahead stroomprijs versus percentage zon en wind in de stroommix (26 dec. 2023; surprising graph for many)

Stroomvraag in Nederland 2023 vs. gemiddelde 2017-2021 (25 dec. 2023; stroomvraag blijft al vele jaren lang "irritant stabiel", en daalt zelfs)

 
 
 
© 2024 Peter J. Segaar / Polder PV, Leiden (NL)
^
TOP