CBS solar NL -
cijfers tm. 2023 HI
links
PV-systeem
basics
grafieken
graphs
huurwoningen
nieuws
index
 

SOLARENERGYERGY

CBS & zonnestroom NL - nieuwe statistieken

Evolutie PV installaties per provincie en per gemeente tm. 2023 HI*,**

Basisgegevens © CBS, status update grootste data verzameling 17 november 2023

Alle grafieken © 2022-2024 Peter J. Segaar/www.polderpv.nl

Cijfers gebaseerd op nieuwe onderzoeks-methodiek CBS

*De huidige update vervangt het voorgaande exemplaar tm. eind 2021, met de nieuwste data, gepubliceerd op 17 november 2023.
In de voorlaatste update werden data tm. 2021 gepubliceerd, in de huidige versie zijn alle tussentijdse toevoegingen en wijzigingen opgenomen,
en zijn de eerst bekende cijfers voor het eerste half-jaar van 2023 toegevoegd.
Data tm. 2021 zijn definitief, de cijfers voor 2022 nog steeds "nader voorlopig" volgens het CBS (deze kunnen dus in theorie nog steeds worden bijgesteld).
Cijfers voor het eerste half-jaar van 2023 zijn nog zeer voorlopig. Deze zullen uiteraard nog wijzigen, maar, gezien de publicatie historie bij het CBS,
in gewijzigde vorm waarschijnlijk niet meer worden geopenbaard (ze zullen worden vervangen door voorlopige eindejaars cijfers voor het kalenderjaar).
**
Zie ook sommige vergelijkbare, en andersoortige, deels verouderde grafieken op basis van Klimaatmonitor portal van Rijkswaterstaat (april 2018)

Voor uitgebreide introductie en samenvatting van de analyses op deze volledig ververste webpagina, zie bijdrage van 9 januari 2024

Zie verder inhoudsopgave voor (sub-)links

https://opendata.cbs.nl


Introductie

Op 20 oktober 2022 heb ik een voorlaatste detail overzicht van een verzameling cijfers over zonnestroom van het CBS gepubliceerd, die eind mei, medio augustus, en medio oktober dat jaar werden geopenbaard. Deze is, zoals gebruikelijk gebaseerd op de compleet nieuwe onderzoeks-systematiek van het CBS (alhier besproken door Polder PV), en gaf de stand van zaken weer tot en met 2021. Hierna zijn meerdere malen nieuwe en gereviseerde cijfers door het CBS gepubliceerd, voor zowel 2021 als 2022, en in verkorte vorm door Polder PV grafisch verwerkt en geduid. Alle artikelen daarover vindt u hier onder in de sectie nationale trends gelinkt (paragraaf 0).

Kort na een forse revisie van de eindejaars (EOY) cijfers voor kalenderjaar 2022, op 14 november 2023, verschenen ook eerste cijfers voor het eerste half-jaar van 2023 (17 november 2023). Het is de derde maal dat er over een tussentijdse status midden in het jaar werd gerapporteerd. De eerste verscheen over de status medio 2021 eind dat jaar (10 december), en is separaat uitgebreid geanalyseerd door Polder PV. De situatie voor medio 2022 werd door Polder PV op 15 december 2022 besproken. De status van deze eerst-gepubliceerde "half-jaar cijfers" is zeer voorlopig, en ze worden later vervangen door de kalenderjaar data, zonder updates van de stand midden in het jaar. Ze geven echter beslist een aardige richtlijn van de aard en de omvang van de wijzigingen in de nationale solar statistieken.

De voorlopige resultaten voor het eerste half-jaar van 2023 zijn in de huidige totaal update opgenomen. De data tot en met 2021 zijn inmiddels definitief, de recent weer flink gewijzigde data voor 2022 zijn nog steeds nader voorlopig (extra wijzigingen nog te verwachten, maar vermoedelijk niet meer substantieel).

De huidige detail analyse doet op diverse lagere statistiek niveaus, op het gebied van provincies, en gemeentes, met een nieuwe set grafieken verslag van de evoluties op die niveaus. De gemiddelde systeemgrootte liet met name de laatste 2 jaar onmiskenbaar een zeer forse schaalvergroting van de projecten zien, maar gezien de afkoeling van de projectenmarkt, en minder grote installaties, is die trend weer wat afgenomen, en heeft de residentiële markt weer meer impact gekregen. Ratings van gemeentes worden vooral bij de capaciteit nog steeds zeer sterk beïnvloed door netkoppeling van slechts 1 of een paar (zeer) grote projecten zoals zonneparken. Ook bij de terugrekening van capaciteit per inwoner, heeft deze schaalvergroting een dominant effect op de ratings.

Verder wordt in een deel-analyse ingegaan op separaat door CBS verstrekte cijfers over de RES sub-regio, 40 (deels volstrekt kunstmatige) gebieden die voor de Regionale Energie Strategieën in het leven zijn geroepen om daar de energietransitie verder vlot te trekken. Een van de meest opvallende "kampioenen" daar blijft het Zuid-Hollandse eiland Goeree-Overflakkee, wat op het gebied van opgestelde PV-capaciteit per inwoner nog steeds, medio 2023, vér boven alle andere regio uitsteekt. Wel zijn inmiddels, zeker bij diverse relatieve parameters, nieuwe kampioenen opgedoken.


Noord-Brabant blijft, na eerder al de "1 GWp grens" in 2019 als eerste te zijn gepasseerd, gevolgd door de 2e GWp in 2021, en, als enige de derde in 2022, met stip kampioen, met medio 2023, al 3,8 GWp geaccumuleerde PV capaciteit. Nederland had in de tweede jaarhelft van 2020 een totale capaciteit van 10 GWp bereikt, is aan het begin van 2022 de 15 GWp gepasseerd, en is met de voorlopige cijfers voor medio 2023 de 20 GWp alweer ver voorbij. De voorlopige stand, medio 2023, is alweer een geaccumuleerd volume van 22,4 GWp. Dit kan mogelijk nog hoger gaan worden in latere updates. Bijna een vijfde deel (bijna 20%) van de totale markt capaciteit wordt door het CBS medio 2023 al toebedeeld aan het marktsegment "energievoorziening", waarvan een substantieel deel wordt beheerd door dak- en land leasende partijen.

Byzonder is, dat door de blijvend zeer hoge groei van de zonnestroom projecten in ons land, er medio 2023 al een capaciteit van 1.254 per inwoner zou zijn bereikt. Voormalig wereldkampioen Duitsland moest eerder, in 2021, al in het stof bijten, maar met de nog lang niet gesettelde huidige cijfers, is zelfs Australië op internationaal vlak, naar de 2e plaats verwezen (voorlopige ratio medio 2023: 1.214 W / capita). Bij lagere regio indelingen zijn zeer grote variaties op dat gemiddelde nationale volume mogelijk, waarbij, medio 2023, de 3,0 kWp gemiddeld per inwoner in provincie Drenthe een sprekend voorbeeld is. Drenthe heeft daarmee noorder-buurman Groningen, in 2021 nog op kop, al sinds 2022 ruimschoots ingehaald. De bouw van grote zonneparken in relatief dunbevolkt gebied is hierbij de bepalende factor. Het ziet er niet naar uit dat in deze status quo in de top opvallende wijzigingen zullen gaan optreden. Flevoland en Zeeland strijden al langer om de derde plaats, dus hier kan nog wel wat veranderen.

Verder is er een nieuw productie record bekend, 17,1 TWh aan zonnestroom productie berekend voor 2022, 51% meer dan in voormalig record jaar 2021. De hoogste maandproductie werd tot nog toe in juni 2023 berekend door het CBS, met, voorlopig, 3.629 GWh in de boeken voor alle PV systemen in Nederland.

PV op woningen: ongekende groei

De penetratie van het aantal woningen met zonnepanelen is medio 2023 verder opgelopen, van ruim 26% EOY 2022, naar alweer ongeveer 30%. 2020 is het eerste jaar dat er in Nederland al meer dan 1 GWp aan nieuwe capaciteit op woningen is gerealiseerd (1.252 MWp). In 2021 werd dat licht verbeterd, met 1.354 MWp, maar in het door energie crisis en prijsstijgingen geconfronteerd jaar 2022 gingen de volumes bijna letterlijk "door het dak", en werd er alweer 2.185 MWp alleen al op woning daken aangelegd, een spectaculaire toename van de jaargroei van ruim 61%. De eerste jaarhelft van 2023 liet alweer een zeer sterke groei zien van 1.488 MWp, maar vanwege de onzekerheden rond het wetsvoorstel afbouw salderen, lijkt er in de tweede jaarhelft een soort van kopers-staking te zijn ontstaan. En is het te verwachten kalenderjaar volume dus nog met de nodige onzekerheden omgeven.

Hier staat tegenover, dat in 2020 ook voor het eerst in de geschiedenis meer dan 2,5 GWp aan nieuwe installaties in de rest van de markt ("economische activiteiten", 2.630 MWp) werd gerealiseerd. In 2021 viel dat volume wel wat terug, naar 2.360 MWp, maar in 2022 veerde het weer wat op, naar een voorlopige 2.592 MWp, bijna weer op het niveau van 2020. De eerste jaarhelft van 2022 liet voorlopig 1.325 MWp groei te zien in dit grootste marktsegment, met een puur theoretisch potentieel van, wederom, ruim 2,6 GWp. Aangezien de SDE gedreven cijfers van certificerende instantie VertiCer echter een duidelijke afkoeling laten zien, door de vele problemen op de projecten markt (met name netcongestie), moeten we nog zien of dat niveau (weer) gehaald zal gaan worden.

De Compound Annual Growth Rate van de PV capaciteit was tussen 2012 en 2022 gemiddeld (!) bijna 40% per jaar, voor de woning sector 40,5%/jaar. Voor de bedrijfs-sector kon dit nog niet worden vastgesteld, omdat het CBS bezig is met een andere soort toewijzing, en recente cijfers nog niet van een update zijn voorzien. Van 2020-2021 was de CAGR voor de sector economische activiteiten gemiddeld 34,3%/jaar.

Medio 2023 heeft alleen provincie Zeeland nog minder dan 1 GWp op haar grondgebied staan (866 MWp), alle andere provincies zitten daar (ver) boven. Eind 2021 waren het nog 7 provincies, in 2022 kwamen er 3 bij, medio 2023 heeft Flevoland ook die eerste piketpaal behaald. Noord-Brabant is, als enige, medio 2022 hard op weg richting de 4 GWp geaccumuleerd vermogen (voorlopig nu: 3.814 MWp). Gelderland, Zuid-Holland en Noord-Holland hebben medio 2023 al meer dan 2 GWp.

De gemiddelde systeemgrootte van alle PV projecten is, in tegenstelling tot de continue groei in voorgaande jaren, waarmee de forse schaalvergroting van met name de projecten markt goed zichtbaar werd, in 2022 en de eerste jaarhelft van 2023 weer afgevlakt. Eind 2012 was het systeemgemiddelde vermogen nog 3,56 kWp. Eind 2021 werd een niveau van 8,57 kWp/installatie bereikt, eind 2022 ligt dat fractioneel lager, op 8,54 kWp, en medio 2023 is dat verder verlaagd, naar 8,48 kWp (voorlopige data !). De gemiddelde omvang van alle nieuwe projecten (residentieel + de bedrijfsmatige "niet-woning" installaties) nam, na een spectaculaire groei van 4,33 kWp in 2013, naar 12,07 kWp in 2020, weer beduidend af, naar 8,47 kWp in 2022, en zelfs nog maar 8,09 kWp medio 2023. Dit is een duidelijk signaal, dat de residentiële sector weer een veel hogere impact heeft gekregen, dan in voorgaande jaren, toen de fors groeiende projectenmarkt het systeemgemiddelde vermogen flink omhoog joeg, bij zowel de EOY, als bij de jaargroei cijfers.

In de eerste helft van 2023 werden, met de huidige bekende data, gemiddeld genomen 1.771 nieuwe PV installaties per dag op woningen aangelegd, een ongekend hoog volume (status 2022 voorlopig: gemiddeld 1.419 per dag over het hele kalenderjaar).

Gemeente ratings

Op gemeente niveau laten de cijfers van het CBS zien, dat halverwege 2023 er al 67 waren met 100 MWp of meer PV capaciteit op hun grondgebied (waarvan 14 meer dan 200 MWp, en 3 zelfs meer dan 300 MWp). Eind 2022 waren dat er nog 54, en eind 2021 nog maar 31. 14 gemeentes (4% van totaal) hadden minder dan 10 MWp geaccumuleerd, medio 2023, met het Gelderse Rozendaal als hekkensluiter (2,3 MWp). In 2021 waren er nog 34 gemeentes met minder dan 10 MWp.

Ratings van afzonderlijke gemeentes worden vooral bij de capaciteit zeer sterk beïnvloed door netkoppeling van slechts 1 of een paar (zeer) grote projecten, wat ook weer goed in de (bijgestelde) cijfers voor 2020 tm. de eerste helft van 2023 is terug te zien. Ook bij de terugrekening van capaciteit per inwoner, heeft deze schaalvergroting een dominant effect op de onderlinge verhoudingen.

Op gemeentelijk niveau zijn de tijdelijke kampioenen Harlingen (2020) resp. Schiermonnikoog (2021) inmiddels alweer voorbij gestreefd door diverse andere gemeentes, bij het gemiddelde aantal installaties per 10.000 inwoners. Medio 2023 waren dat, achtereenvolgens, het Zeeuwse Noord-Beveland (3.341 installaties per 10.000 inwoners), Veere (Zld), Schouwen-Duiveland (ZH), en Vlieland (Fr). De helft van de top tien is bij dit relatieve criterium inmiddels bezet door Friese gemeentes.

Wederom niet verrassend, gezien het daar opgeleverde, toen nog grootste project van Nederland, werd het dunbevolkte Borger-Odoorn al in 2021 kampioen bij de belangrijke relatieve maatvoering Wp per inwoner. Deze Drentse gemeente bereikte toen al een zeer hoog niveau van 7,54 kWp/inwoner, en liet daarbij Westerwolde (Gr.), eind 2020 de eerste gemeente op dit punt, ver achter zich. De belangrijkste contribuant voor Borger-Odoorn was natuurlijk het toen grootste opgeleverde zonnepark binnen haar gemeentegrenzen, Vloeivelden Hollandia. Maar daarbij bleef het niet. Want binnen de gemeentegrenzen werd vervolgens ook het eerste grote "poule" project van Groenleven, Oude Landen te Exloo opgeleverd in februari 2022. In april dat jaar ging het Daalkampen project van Jan Reinier de Jong on-line, en er volgden nóg eens vier zonneparken binnen de gemeentegrenzen, dat jaar. Wat, de voorsprong van Borger-Odoorn natuurlijk flink verder deed toenemen, naar, inmiddels, maar liefst 12,87 kWp gemiddeld per inwoner (!), medio 2023. Ver verwijderd van de 7,61 kWp/inwoner in Westerwolde, de nummer 2.

Kijken we binnen de groep van 25 meest impact makende gemeentes bij het geaccumuleerde vermogen, met inmiddels Borger-Odoorn (Dr.) als nieuw kampioen (in absolute zin al ruim 327 MWp medio 2023), en rekenen we in die groep de vermogens terug naar de beschikbare land-oppervlakte in die gemeentes, komt, voor velen mogelijk verrassend, Eindhoven (NB) op nummer 1, met halverwege 2023 een accumulatie van 2.220 kWp/km². Venlo (L) en Utrecht (Ut) komen bij deze sub-rating binnen de 25 hoogste vermogens hebbende gemeentes inmiddels op de 2e en 3e plaats.

RES (sub-)regio

Wederom wordt in een deel-analyse ingegaan op separaat door CBS verstrekte cijfers over de RES regio, 30 (deels volstrekt kunstmatige) gebieden, met nadruk de in de analyse getoonde 40 sub-regio, die voor de Regionale Energie Strategieën in het leven zijn geroepen om daar de energietransitie verder vlot te trekken. Waar bij de totale PV capaciteit Groningen medio 2023 nog steeds op kop gaat (1.567 MWp accumulatie), al wordt ze tegenwoordig op de voet gevolgd door zuiderbuur provincie Drenthe (1.520 MWp). Het hoogste PV vermogen per inwoner bij een vergelijking op provinciaal niveau is van Groningen echter al sedert 2022 overgegaan naar nieuw kampioen Drenthe (3,02 vs. 2,63 kWp/capita). Daarnaast blijft een van de meest opvallende "kampioenen" in het (sub-) RES gebeuren, het Zuid-Hollandse eiland Goeree-Overflakkee, wat op het gebied van opgestelde PV-capaciteit per inwoner vér boven alle andere regio uitsteekt (3,46 kWp/inwoner, medio 2023), op afstand gevolgd door sub-regio Drenthe en Groningen.

Landbouw / energiesector

Verder is ook al langer duidelijk, dat de langjarig grootste sector waarin zonnepanelen al jaren met veel ambitie worden toegepast, de landbouw, al sedert 2020 ruimschoots is gepasseerd door de zeer hard gegroeide categorie "energie voorziening", en het verschil alweer fors groter is geworden in 2021 tm. de eerste helft van 2023. Hiertoe worden ook de grondgebonden (en floating solar) projecten gerekend, waarbij zoveel nieuw volume is toegevoegd, dat dit het grootste marktsegment is geworden van allemaal. Met eind 2022 een voorlopig volume van 3,9 GWp, en medio 2023 alweer 4,4 GWp (landbouw: 2,0 resp. 2,2 GWp). Er zijn hier ook wat verschuivingen in cijfers geconstateerd, bovendien is CBS nog met een nieuwe toewijzings-systematiek bezig, waardoor ook deze cijfers nog kunnen wijzigen. Wat capaciteit betreft, claimde de energiesector (volgens indeling van het CBS), medio 2023 19,5% van het totale nationale volume, wat een lichte daling is t.o.v. de 19,9% EOY 2022. Het aandeel toegewezen aan de sector landbouw daalde van 2022 naar 2023 HI, van 10,4 naar 10,0%.

Bedrijfsmatig vs residentieel PV volume

Het bedrijfsmatige segment heeft, tot slot, ook al enige tijd "afscheid" genomen van de langjarige steunbeer van de Nederlandse markt evolutie, de residentiële markt. In 2020 werd meer dan het dubbele volume bijgebouwd op bedrijfsdaken, utiliteit, op de grond, en op het water, dan op woningen (2,6 t.o.v. 1,3 GWp). In 2021 vielen de volumes iets terug, maar bleef het bedrijfs-segment / de projectenmarkt nog wel dominant (2,4 t.o.v. 1,4 GWp). Maar vervolgens groeiden de nieuwe jaarvolumes dichter naar elkaar toe omdat met name op de projectenmarkt er talloze problemen speelden, zoals netcongestie voor grootverbruik, duurdere materialen, personeelsgebrek, e.d. Waardoor de verhouding economische activiteiten / residentieel terugliep naar 2,6 GWp, resp. 2,2 MWp. In de eerste jaarhelft van 2023 is, met, als waarschuwing dat het nog om zéér voorlopige cijfers gaat, het bedrijfs-segment toch weer ingehaald bij het nieuwe volume: Er werd nog maar 1,3 MWp toegevoegd, terwijl de nieuwe capaciteit op woningen alweer was opgelopen naar 1,5 GWp in dat eerste halve jaar. Dit wil beslist nog niet zeggen, dat residentieel weer de nieuwe winnaar zal zijn, omdat er een kopersstaking "over de tong" gaat in de tweede jaarhelft. We zullen moeten afwachten wat die voor gevolgen heeft gehad op de totale jaarvolumes voor 2023, ook in het licht van een relatief bescheiden groei van de projectenmarkt in de eerste jaarhelft, in combinatie met tot nog toe tegenvallende Verticer data voor de meeste maanden in de 2e jaarhelft.

Deze onzekerheden laten onverlet, dat door de gecombineerde groeicijfers in beide grote markt segmenten, medio 2023 in het economische activiteiten segment al 12,9 GWp is geaccumuleerd, terwijl de residentiële sector op 9,5 GWp is blijven steken, een verhouding van 1,4 : 1. Het totale, nog zeer voorlopig afgeschatte marktvolume, medio 2023, is alweer gestegen naar 22,4 GWp.


Inhoudsopgave

Introductie

Nationale trends

Ontwikkelingen op het gebied van hoofd-regio, en van provincies (tm. 2023 H1*)

Evolutie van PV installatie aantallen en capaciteiten in bedrijfs-sectoren (SBI index) - 3 eerder gepubliceerde grafieken (geen recentere details beschikbaar)

Afgeleide grafieken

Ontwikkelingen op het niveau van gemeentes (tm. 2023 H1*)

Grafieken en kaartjes RES sub-regio (2018 tm. 2023 H1*)

Ontwikkelingen op het gebied van nieuwe deel-segmentaties, per provincies (2019 - 2023 H1*)

Intermezzo's

En verder

Conclusies

Bronnen

Disclaimer


(0) Nationale trends

Ik heb in een lange reeks artikelen al stilgestaan bij de allereerste, en later aanzienlijk gewijzigde cijfers voor de jaren 2020 tm. 2022 bij het CBS. Gelieve u daar te vervoegen voor de details. De cijfers voor het eerste half jaar van 2023 zijn nieuw, en zullen in een later stadium door het CBS vervangen worden door een eerste afschatting, en vervolgens revisies, van de kalenderjaar cijfers.

  • 24 februari 2021. Eerste CBS capaciteits-cijfers over 2020
  • 31 mei 2021. Lichte bijstelling eerste cijfers over 2020
  • 31 mei 2021. Deel II CBS cijfers 2020 - productie resultaten incl. zonnestroom
  • 8 juni 2021. Elektriciteitsproductie hernieuwbare bronnen in eerste kwartaal 2021 in historisch perspectief
  • 30 juni 2021. Definitieve totaal cijfers zonnestroom tm. 2019, incl. primaire segmentatie en prognoses 2020-2021
  • 13 juli 2021. Fors aangepaste, maar nog steeds voorlopige totale capaciteits-cijfers voor 2020. Voorlopige jaargroei: 3.491 MWp
  • 22 juli 2021. "De ultimate CBS update" status 9 juli 2021; gedetailleerde analyse alhier (2019 definitief, 2020 voorlopig)
  • 30 september 2021. Samenvatting jaar rapport "Hernieuwbare Energie 2020" van het CBS, incl. stroom productie per jaar en per maand
  • 12 december 2021. Wederom behoorlijk aangepaste cijfers voor 2020, status "nader voorlopig". Jaargroei opgehoogd naar 3.724 MWp
  • 7 maart 2022. Eerst gepubliceerde CBS capaciteit cijfers voor zonnestroom voor het hele kalenderjaar 2021
  • 8 maart 2022. Idem, maandelijkse zonnestroom producties en vergelijking met datareeks Energieopwek.nl
  • 7 juni 2022. Eerste geringe bijstellingen CBS data over 2021. Segmentatie grafieken
  • 7 september 2022. Berekende maandelijkse productie zonnestroom tm. medio 2021. CBS versus Energieopwek.nl
  • 8 september 2022. Vervolg van status "zonnepanelen tellen m.b.v. satellietfoto's", CBS / Kadaster project
  • 20 oktober 2022. "De ultimate CBS update" status 31 mei 2022; gedetailleerde analyse alhier (2020 nader voorlopig; 2021 voorlopig)
  • 15 december 2022. Revisie globale CBS data voor de jaren 2020 (nu definitief), 2021 (nog "nader voorlopig"), en 1e cijfers eerste jaarhelft 2022
  • 8 maart 2023. Record zonnestroom productie vastgesteld voor 2022 door het CBS (vergelijking met Energieopwek.nl data)
  • 9 maart 2023. Eerst gepubliceerde CBS capaciteit cijfers voor zonnestroom voor het hele kalenderjaar 2022
  • 2 juni 2023. Eerste bijstelling capaciteit cijfer 2022 en eerst-publicatie aantallen PV installaties
  • 16 juni 2023. Enkele eerste grafieken met regionale PV segmentaties tm. 2022
  • 13 oktober 2023. Prognoses versus realiteit. Grafiek met afgezet de verwachting van marktontwikkeling PV door St. Zon in 2016, en de harde CBS cijfers
  • 16 november 2023. Forse opwaartse aanpassing capaciteit PV vermogen in 2022, en licht negatieve bijstelling capaciteit 2021. 1e van serie van 5 artikelen
  • 23 november 2023. Eerst gepubliceerde, nog zeer voorlopige afschatting voor capaciteit en aantallen PV-installaties medio 2023

In eerste instantie, geef ik hieronder de meest relevante grafieken weer met de laatste versie van de nationale zonnestroom statistiek cijfers, 17 november 2023 voorzien van de laatste updates. Hierin ook de herziene totaal cijfers voor 2021 (nu: "definitief"), de zeer fors gewijzigde data voor 2022 (nog steeds "nader voorlopig"), alsmede een aller-eerste set data voor het eerste half-jaar van 2023 (2023 HI, "zeer voorlopig"). De cijfers voor 2023 HI zijn achteraan in de grafieken toegevoegd. Voor inhoudelijke bespreking van deze gewijzigde en nieuwe cijfers voor 2022 tm. 2023 HI, zie de analyse van 16 november 2023, en een deel van de vervolg artikelen. In dat 1e artikel ook de al jaren door Polder PV gepresenteerde tabel met de aller-eerste afschattingen van het CBS voor de nationale PV-capaciteit per kalenderjaar, en de "definitieve" (of inmiddels al gewijzigde [nader] "voorlopige") stand van zaken.

Aantallen installaties

(a) Einde-jaars accumulatie (EOY) aantal zonnestroom installaties in Nederland volgens CBS (status 17 november 2023) in blauwe kolommen. Cijfers tm. 2021 definitief, "nader voorlopig" voor 2022, en nog zeer voorlopig voor 2023 HI (gearceerde kolommen). Het voorlopige resultaat voor medio 2023 is volgens het CBS 2.641.803 installaties, ruim 2,6 miljoen. Maar dat zal zeker nog later worden bijgesteld. Uit het Open Data overzicht van netbeheerder Enexis blijkt, dat in het eerste half jaar van 2023, de kleinverbruikers markt daar alweer met 47% is gegroeid wat de aantallen nieuwe installaties betreft (zo'n 135 duizend nieuwe installaties), t.o.v. het eerste half jaar van 2022. Bij de capaciteit ging het zelfs al om 63% meer. Als de residentiële markt in de tweede jaarhelft niet in elkaar is gestort, maar op een (flink) minder laag niveau is uitgebouwd, zou de 3 miljoen installaties voor het eind van het jaar in heel Nederland best gehaald kunnen zijn, al moeten we de precieze stand van zaken daarvoor helaas nog afwachten.

(b) Uit EOY data zijn de afgeleide jaargroei cijfers (YOY, resp aanwas 1e half-jaar voor 2023) bepaald en weergegeven in oranje kolommen. De jaargroei cijfers zijn zeer fors toegenomen, van 274.430 exemplaren in 2019, via 321.623 stuks in 2020 (toename 17,2%), tot 346.397 projecten in 2021 (groei van de jaarlijkse toename van 7,7%). In 2022 nam de groei zelfs explosief toe, met voorlopig 563.869 exemplaren een absoluut record volume (vooralsnog weer bijna 63% méér groei dan in het vorige record jaar 2021!). In ieder geval al veel meer, dan de destijds afgeschatte "mogelijk bijna vierhonderd-duizend nieuwe installaties", gebaseerd op de toenmalig bekendgemaakte eerste half-jaar volumes in 2022. Of de geschiedenis zich, met de eerst-publicatie van het 1e half-jaar volume van 2023, wederom een record van 347.649 nieuwe installaties, gaat herhalen, blijft nog even afwachten, in het licht van de over de tong gaande "kopers-staking" bij woningeigenaren in de tweede jaarhelft van 2023. Het is nog niet goed te duiden, wat deze mix van effecten (onstuimige groei eerste jaarhelft, mogelijk "breakdown" in 2e helft) uiteindelijk voor het totale jaarvolume zal gaan betekenen. Voor zowel EOY als YOY volumes s.v.p. de rechter Y-as ter referentie raadplegen.

(c) Uit de jaargroei cijfers is ook het verschil percentage met de jaargroei in het voorgaande jaar berekend, en weergegeven in de grijze curve (referentie: linker Y-as). De jaargroei in 2017 en in 2018 was 45% t.o.v. de toename van het PV volume in 2016 resp. 2017. In 2019 nam de jaarlijkse aanwas ruim 33% toe t.o.v. het nieuwe jaarvolume in 2018. De groei in 2020 lag 17% hoger dan de aanwas in het jaar 2019, volgens de huidige CBS data. De groei in 2021 is relatief bescheiden, bijna 8% hoger dan de aanwas in 2020. Dit werd meer dan goedgemaakt in 2022, met een record toename van 63%. Het vooruitzicht voor 2023 is goed, mits de residentiële markt in de tweede jaarhelft nog een redelijke hoeveelheid nieuwe installaties heeft opgeleverd. Wat in 2024 en later zal gaan geschieden, zal vooral afhangen van het al dan niet accepteren van het wetsvoorstel afbouw salderen door de Eerste Kamer (mogelijk pas weer bespreking vanaf medio januari dit jaar, de afbouw zou formeel vanaf begin 2025 moeten gaan beginnen). De markt reactie op zowel een "ja", als een "nee" door de Senaat, is en blijft moeilijk peilbaar. PV-systemen blijven prima betaalbaar voor heel veel huishoudens, dus een voortgezette groei, eventueel op een lager niveau dan in de afgelopen jaren, is goed denkbaar. Maar het is ook goed mogelijk, dat mensen "met de onderbuik reageren" op een politiek besluit (doorgang wetsvoorstel, per 1 jan. 2025 start afbouw salderen). En dat ze dan "denken" dat zonnestroom niet rendabel meer zou zijn te genereren. Wat natuurlijk klinkklare nonsens is, zeker met de huidige hoge stroomprijzen.


^^^
Voor details voor eerdere jaren, die tot stand zijn gekomen middels de "verouderde", eerdere onderzoeks-systematiek door het CBS,
en die vanwege de compleet andere methodiek beslist niet 1 op 1 vergeleken kunnen en mogen worden met de huidige,
recentere cijfers, zie de grafiek in de eindejaars-update van 2019 !

Zonnestroom capaciteit

(d) Einde-jaars accumulatie (EOY) PV capaciteit in Nederland volgens CBS (status 17 november 2023) in blauwe kolommen. Het eindejaars-volume in 2020, 11.108 MWp, lag in de uiteindelijke versie een spectaculaire 895 MWp (8,8%) hoger dan de eerste afschatting van het CBS voor dat jaar. Het definitieve eindresultaat voor 2021 is volgens de laatste (definitieve) bijstelling van het CBS 14.823 MWp, 4,0% boven het eerst door het CBS gepubliceerde cijfer. En komt daarmee ook alweer 3,3 procent uit boven de afschatting die in het begin 2022 verschenen Nationaal Solar Trendrapport (NSTR) voor dat jaar werd gedaan door DNER. Het voorlopige EOY cijfer voor 2022 is een recent door het CBS zeer fors opgeplust volume van 19.600 MWp. Ook al kan dit volume later nog steeds wijzigen, het ligt nu al bijna 4,3% hoger dan de afschatting in het Nationaal Solar Trendrapport 2023, van hetzelfde DNER. Medio 2023 is, alweer met een onstuimige groei, een volume bereikt van 22.412 MWp, volgens de nog zeer voorlopige cijfers van het CBS. Sowieso zal dat volume nog substantieel gaan wijzigen, maar in de CBS cijfer historie zijn die bijstellingen voor de status halverwege het jaar nooit publiek gemaakt (wel de status voor het einde van het jaar).

(e) Uit de EOY data zijn de afgeleide jaargroei cijfers (YOY) bepaald en weergegeven in oranje kolommen. De jaargroei in 2019 is uitgekomen op 2.617 MWp. Dat was bij de allereerste afschatting van het CBS nog maar 2.402 MWp. De definitieve jaargroei in 2020 is 3.883 MWp, 18,1% hoger dan het verschil tussen de eerst gepubliceerde EOY volumes 2019-2020 (3.289 MWp). Ten opzichte van de jaarlijkse aanwas in 2019 was dat al een forse groei van 1.266 MWp ! Daarmee stond "corona jaar" 2020 een tijdje te boek als record jaar wat de aanwas aan PV capaciteit betreft.

De aanwas in 2021 is iets lager uitgekomen dan in 2020, en wel op 3.714 MWp, 4,4% onder de aanwas in 2020. 2022 zit voorlopig op een nieuwe record aanwas, 4.777 MWp, 28,6% hoger dan de jaargroei in 2021. En het is ruim 22% hoger dan de afschatting in NSTR 2023 (3,9 GWp), die dus duidelijk veel te laag zaten. Wel is het zo, dat de CBS data voor 2022 nog kunnen worden bijgesteld. Voor 2021 was de laatste bijstelling licht negatief, dus het verschil zou in theorie wat minder kunnen gaan worden.

De nog zeer voorlopige aanwas in het eerste halve jaar van 2023 is alweer 2.812 MWp. Zouden we dat volume verdubbelen, zou puur in theorie een nieuw record jaarvolume volgen. Maar we hebben te maken met een duidelijk afkoelende projectenmarkt, én de residentiële sector is flink (onbekend hoeveel) terug gevallen. Dit zal tot gevolg hebben dat er sowieso een flinke onbalans in de nieuwe volumes in de 2 jaarhelften zal ontstaan, waarvan de uiteindelijke uitkomsten en gevolgen voor het hele jaarvolume nog zeer onzeker zijn.

Voor zowel EOY als YOY volumes s.v.p. de rechter Y-as ter referentie raadplegen.

(f) Uit de jaargroei cijfers is ook het verschil percentage met de jaargroei in het voorgaande jaar berekend, en weergegeven in de grijze curve (referentie: linker Y-as). De jaargroei in 2018 was 119% t.o.v. de toename van het PV volume in 2017. De aanwas in 2019 was 54% hoger dan de groei in 2018, en de groei in 2020 ligt alweer 48% hoger dan het al hoge nieuwe jaarvolume in 2019, volgens de officiële nationale statistieken. Zoals hierboven geschetst, is de aanwas licht negatief in 2021 t.o.v. de groei in 2020, ruim 4% in de min (stippellijn verdwijnt onder de X-as). In 2022 is, met de voorlopige resultaten voor dat jaar, de aanwas alweer 29% hoger dan de (definitieve) jaargroei in 2021. Voor 2023 is het effect voor het hele jaar nog te onzeker om daar een onderbouwde uitspraak aan te wagen.

Voor eerder inhoudelijk commentaar op een vroegere versie van deze 2e grafiek, zie ook het artikel "Fors aangepaste jaarcijfers CBS over kalenderjaar 2020 - eerste update", van 13 juli 2021.


(g) Zonnestroom productie - per kalenderjaar en per maand

Voor de door het CBS berekende zonnestroom productie, die in voorgaande jaren pas enige tijd volgde na vaststelling van opgestelde capaciteiten, is op 14 november 2023 ook een status update verschenen, die de situatie tm. 2022 weergeeft (nader voorlopige cijfers). Deze zijn in onderstaande grafiek weergegeven. Voor de maandelijkse producties, ook deels voor 2023, zie verderop.

De berekende jaarproductie nam toe van 5.399 GWh in 2019 (definitief) tot alweer 17.079 GWh in 2022 (nader voorlopig), een toename met een factor 2,2 (!). Ten opzichte van het binnenlandse stroomverbruik, steeg het aandeel van de zonnestroom productie van 4,42% (2019), naar 14,53% (2022**). Zouden we als referentie de netto stroom productie nemen, dus minus het eigen verbruik van elektriciteits-centrales, zou het aandeel in 2021 zelfs al op 15,02% zijn gekomen.


Maandelijkse zonnestroom productie (berekend) - update

In een separate CBS tabel, "Elektriciteitsbalans; aanbod en verbruik", houdt het CBS de producties per energie modaliteit bij, in dit geval voor elektriciteit genererende technieken zoals ook zonnestroom. In de updates van 14 november en 29 december 2023 zijn de door het CBS berekende maandelijkse nationale zonnestroom producties weer ververst en had ik in een separaat artikel al eerder de zaken grafisch uitgelicht. Diverse oudere maandcijfers zijn in de meest recente updates inmiddels alweer gewijzigd. Dit is een normale gang van zaken bij deze CBS statistieken. In onderstaande update heb ik nu ook de laatste bekende, berekende maand productie, van oktober 2023 toegevoegd.

Uiteraard treden bij de berekende productie data verschillen op tussen maanden onderling, zo steken zeer zonrijke maanden duidelijk boven de andere uit in hetzelfde kalenderjaar. In het diagram zijn pieken te zien bij, achtereenvolgens, mei 2015 en 2016, augustus 2017, juli 2018, juni 2019, de "uitzonderlijk mooie" mei maand in Corona jaar 2020, gevolgd door juni 2021 (bijgesteld, 1.801 GWh). Juni 2022 laat alweer een nieuw, historisch record zien voor dat jaar, 2.531 GWh (bijgesteld), wat vervolgens in juni 2023 alweer werd verpletterd, met een voorlopig maandrecord volume, van 3.642 GWh. Wat al een factor 30,4 maal zo veel is dan in juni 2015. Ruim 3,6 TWh in een maand tijd, een zeer grote hoeveelheid zonnestroom.

December is (meestal) de minst productieve maand, maar toch ging het berekende volume van 26 (2015) naar 250 GWh (2022). Een factor 9,6 maal zo veel. Hiermee wordt wederom duidelijk, dat door de capaciteits-uitbouw, de productie volumes in de zomer ruim twee maal sneller toenemen, dan in de licht-arme winter. Een uitdaging voor de netten, en voor de sector, om zo slim mogelijk gebruik te (gaan) maken van die grote volumes productie verkregen uit gratis zonlicht.

In het huidige diagram heb ik het recent gepubliceerde volume voor oktober 2023 ook geïncorporeerd. Met een voorlopig berekende productie van 959 GWh ligt dat iets onder het niveau van oktober 2022 (977 GWh). Oktober 2022 was "zeer zonnig" volgens het KNMI, oktober 2023 echter "vrij somber". In latere updates kan het berekende productie niveau voor met name oktober 2023 nog wel opwaarts worden bijgesteld.

Uiteraard zullen de maandproducties in 2024 weer fors over die van 2023 heen gaan, en heeft zonnestroom al een serieuze impact op het elektriciteit systeem in ons land. Voor velen waarschijnlijk veel vroeger dan ze ooit hadden gedacht.

In 2023 wederom nieuw productie record

Op basis van de gepresenteerde maand resultaten in de laatste update van het CBS, is er in januari tot en met oktober 2023 alweer 18% meer zonnestroom geproduceerd dan in dezelfde periode in 2022, met nog te verwachten opwaartse bijstellingen in het verschiet. Er is reeds een nieuw record volume van 19,30 TWh in die periode ingeboekt door het CBS. Dat is al het equivalent van 5,1 maal de gemiddelde volledige jaarproductie van kernsplijter Borsele in 2020-2022 (3.805 GWh).

Evolutie eindejaars-accumulaties

De direct hier onder volgende grafiek updates volgen de nieuwste ontwikkelingen met betrekking tot de voortschrijdende accumulaties. In paragrafen k, l, en m, heb ik daarvan wederom afgeleide grafieken getoond, die de progressie van de (nieuwe) jaarvolumes weergeven. Voor de segmentatie met de provinciale bijdrages, zie vanaf sectie 5 voor de eindejaars-accumulaties, resp., voor de jaargroei volumes vanaf sectie 11.

(h) Evolutie van geaccumuleerde aantallen PV installaties (Y-as, x 1.000) volgens markt-segmentatie "woningen", "bedrijven", en "totaal" volumes volgend uit de nieuwe onderzoek-systematiek van het CBS. Weergegeven zijn de meest recent gepubliceerde data van 17 november 2023, met de jaar volumes tm. 2022, en het volume voor de eerste jaarhelft in 2023 helemaal rechts. Medio 2020 zouden er volgens oudere cijfers van het CBS in totaal 116.237 installaties op panden met, formeel "alle economische activiteiten" (niet zijnde "woningen", hier simpelweg gesteld als "bedrijven") zijn geweest. Ongeveer 14 duizend meer dan EOY 2019 (ruim 102 duizend installaties op "bedrijven").

Recentere cijfers heeft het CBS nog niet verstrekt. Dit heeft te maken met het volgende, aldus de uitgebreide (nieuwe) toelichting bij de betreffende tabel van het data instituut (vetdruk van Polder PV):

"De methode om te bepalen in welke sector een installatie valt is gewijzigd ten opzichte van de methode die in eerdere jaren werd gebruikt. Hierdoor kan het voorkomen dat er een trendbreuk zichtbaar is in de cijfers over woningen, bedrijven en de bedrijvensectoren A-U tussen de jaren 2020 en 2021.

Dit betekent dat de indeling van woningen, bedrijven en de bedrijvensectoren A-U voor de cijfers vanaf 2021 op een andere methode zijn gebaseerd dan die van 2020 en eerder. Hierdoor kan het voorkomen dat er een trendbreuk zichtbaar is in de cijfers over deze categorieën tussen de jaren 2020 en 2021. Deze trendbreuk is de reden dat de aantallen installaties voor alle economische activiteit, sector A en sector D weggepunt zijn. Omdat de trendbreuk vooral zit bij installaties met een relatief klein opgesteld vermogen is het effect op de aantallen groter dan op het vermogen. Dit is de reden dat het opgestelde vermogen niet is weggepunt.

Deze nieuwe methode is nog in ontwikkeling. Wanneer deze volledig af is zullen relevante actualisaties worden uitgevoerd."

Dit betekent dus, dat voor de aantallen installaties in ieder geval er nu vanaf 2021 nog géén nieuwe informatie beschikbaar is, en dat we moeten wachten totdat het CBS deze belangrijke lacune (weer) heeft opgevuld, met name voor de vast te stellen aantallen niet residentiële projecten ...

Wel is de info voor "woningen" gelukkig beschikbaar, waarschijnlijk omdat die informatie uit de opvolger van het PIR register, CERES, is gehaald, wat o.a. gevoed wordt vanuit de (verplichte) aanmelding via de energieleveren.nl website. Medio 2023 zou er alweer een ronduit spectaculair volume van maar liefst 2.450.172 woningen met PV systemen zijn geaccumuleerd. Alweer bijna 321 duizend meer dan eind 2022. De eerste miljoen exemplaren waren al ongeveer in het eerste kwartaal van 2020 present, het 2e miljoen werd bereikt in het 3e kwartaal van 2022. Met de voorlopige cijfers, werd in 2022 een voorlopige record groei van bijna 518 duizend nieuwe installaties op woningen gerealiseerd. Een ongelofelijke hoeveelheid van meer dan een half miljoen nieuwe residentiële projecten in een jaar tijd ...

Augustus 2021 rond de anderhalf miljoen woningen met zonnepanelen "achteraf toch correct"?

Met het in de grafiek getoonde volume van 1,61 miljoen woningen met zonnepanelen, eind 2021, lijkt de claim op de website van het Klimaatakkoord, dat al op 30 augustus 2021, op een woning van huur corporatie, Woningstichting Eigen Haard in Aalsmeer, "het 1,5 miljoenste huis in Nederland van [zonne]panelen werd voorzien", met de meest recente CBS cijfers, achteraf bezien (!) redelijk to the point. Al kon ook Klimaatakkoord toen beslist niet bevroeden wat de uiteindelijke werkelijke (CBS) cijfers zouden zijn rond die tijd, want ook zij hadden die informatie toen helemaal niet. Als we uitgaan van de nu bekende jaargroei in 2021, ongeveer 344 duizend nieuwe woningen met PV, zou dat namelijk neerkomen op een gemiddelde groei van 28,7 duizend per maand in dat jaar. In de eerste 8 maanden zouden er dan ongeveer 229 duizend installaties bijgekomen kunnen zijn. Wat, gestapeld op het EOY cijfer voor 2020, 1.268 duizend, eind augustus 2021 op zo'n 1.497 duizend projecten op woningen kan hebben gebracht. Uitgaande van die cijfers, zou "de 1,5 miljoenste" dan pas in september van dat jaar zijn opgeleverd.

Wanneer "het" moment is geweest, zullen we natuurlijk nooit te weten gaan komen, omdat er géén centrale registratie van alle PV installaties bestaat in Nederland, er nog veel installaties niet officieel staan geregistreerd, en we continu moeten afschatten en interpoleren, met alle risico's van dien. Alle claims van een "exacte dag" of "deze woning" mag u dan ook met een flinke pot Noordzee zout tot u nemen. Ze slaan feitelijk nergens op, ook al genereert het natuurlijk een leuk, veelvuldig gekopieerd persbericht ...

Markt penetratie woningen met PV

In een separaat intermezzo werd in de update voor het jaar 2021 destijds ingegaan op de markt penetratie van zonnestroom generatoren op woningen. In onderstaand aangepast intermezzo geef ik een uitgebreidere update tot en met het jaar 2022, en medio 2023.

Intermezzo 1 - Percentage woningen met PV-installaties

Tijdens het uitwerken van de grote hoeveelheid data voor de huidige CBS cijfer analyse, verscheen van het statistiek instituut eind 2022 een interessante nieuwe tabel met peildatum 14 oktober 2022, met de stand van zaken tm. 2021. Hierin vonden we onder anderen een overzichtje met "het percentage woningen waarbij tussen 1-1 en 31-12 van het rapportage jaar een of meerdere zonnestroominstallaties op het adres staat geregistreerd". In het overzicht is tevens een uitsplitsing gemaakt naar het aantal personen wat op het betreffende adres in de zogenaamde Basisregistratie Personen staat geregistreerd.

Van deze nieuwe, uitgesplitste data, heeft Polder PV destijds een grafiek gemaakt met de beschikbare data voor de jaren 2019 tm. 2021. Ondertussen is op 12 december 2023 een update verschenen met de stand van zaken tm. 2022. Tot en met 2021 zijn de data kennelijk nog "nader voorlopig", voor 2022 "voorlopig", bij deze dataset. De ververste grafiek met de laatste data vindt u hier onder. Er zijn ook 2 kleine wijzigingen doorgevoerd t.o.v. de vorige update (2019 2 personen: van 16 naar 15%; 2021 5 personen: van 27 naar 28%).

Kristalhelder blijkt uit deze grafiek de zeer voortvarende uitbouw van zonnestroom in de residentiële sector in Nederland. De totale volumes (zwarte kolommen) namen toe van 12% in 2019, via 16% in 2020, en 20% in 2021, naar alweer 26% in 2022. Als we kijken naar de segmentaties met het aantal geregistreerde personen per inwoner, zijn de verschillen al behoorlijk groot. Slechts 6, 8, 10, resp. 13% voor woningen met 1 (geregistreerde) persoon zou zonnepanelen hebben. Woningen met 2 tot 3 personenen gaan grofweg gelijk met elkaar op (15% in 2019, 20% in 2020, 24/25% in 2021, en 31/33% in 2022). Dé "succes categorie", woningen met 4 personen, groeide van 18%, via 24%, en 30%, naar alweer 41% (!) in 2022. Bij 5 personen of meer is dat weer wat minder, maar zijn dat nog steeds respectabele percentages, van 17%, 22%, 28%, tot alweer 37% van de betreffende woningen in 2022.

Er is ook nog een categorie woningen waar géén personen staan geregistreerd (oranje kolom links in elke cluster), waarschijnlijk tijdelijk dan wel permanent leeg staande huizen. Daarvan nam het percentage, opvallend, ook toe, van 5%, via 7%, en 8%, naar alweer 10% van het totaal in die categorie, in 2022.

Nieuwe grafiek - marktpenetratie woningen met zonnestroom installatie(s)

Voor de algehele markt penetratie* van het aantal woningen met PV-installaties heb ik terug gegrepen op 2 separate CBS datasets, tabellen "Voorraad woningen en niet-woningen" (status 30 nov. 2023), en "Zonnestroom; vermogen en vermogensklasse, bedrijven en woningen, regio" (status 17 nov. 2023), als aanvulling op eerder gepubliceerde separate data per kalenderjaar. De combinatie van deze gegevens leidt tot de evolutie van het marktpenetratie percentage van de aantallen woningen met PV-installaties in Nederland:

In de grafiek zijn achtereenvolgens weergegeven, voor de jaren 2012 tm. 2022, en helemaal rechts voor de status halverwege 2023:

(1) Totaal aantal woningen, blauwe curve, evoluerend van 7,45 miljoen exemplaren in 2012, via 8,13 miljoen eind 2022, tot 8,16 miljoen stuks, medio 2023 (referentie rechter Y-as, opgaves x 1.000).

(2) Totaal aantal woningen met PV-installatie(s), oranje curve, wat zich ontwikkelde van 71,2 duizend, eind 2012, via 1,61 miljoen eind 2022, tot alweer 2,45 miljoen stuks, medio 2023 (referentie tevens rechter Y-as).

(3) Uit vorige 2 parameters berekende penetratiegraad woningen met PV-installaties t.o.v. het totale woningbestand, in procent, groene curve (referentie linker Y-as). Dit ontwikkelde zich van 1,0% in 2012, via 20,0% in 2021, en 26,2% in 2022, tot een al hoog percentage van 30,0%, medio 2023.

Dit reeds hoge percentage woningen met PV-installaties is voor een ieder te zien, die door de straten van een willekeurige gemeente loopt in Nederland. Het is verbazingwekkend wat er allemaal al aan zonnepanelen op de daken ligt. Vroeger zou ik dit "Duitse taferelen" hebben genoemd. Nederland heeft dit fenomeen inmiddels ook tot "normaal straatbeeld" verklaard.

* Zie ook opmerking n.a.v. opgave Sungevity, in eerdere CBS cijfer analyse tm. 2019

Totaal aantal installaties 2023 H1

De totale aantallen, PV-installaties op woningen en op "niet-woningen", weergegeven in de boven het intermezzo gepresenteerde grafiek, zijn toegenomen van 1,73 miljoen stuks, eind 2021, via 2,29 miljoen exemplaren, eind 2022, tot inmiddels alweer een volume van 2.641.803 projecten, medio 2023 (zwarte curve in de grafiek). Tot nog toe was de meest spectaculaire toename in 2022 te zien, bijna 564 duizend nieuwe installaties. In 2020 en 2021 waren die volumes nog een stuk bescheidener, 322 resp. 346 duizend exemplaren. De toename van al 348 duizend stuks in het eerste half-jaar van 2023 zou in theorie weer een nieuw record opleveren, ware het niet dat de residentiële markt in de tweede jaarhelft een flinke domper heeft opgeleverd, onder anderen vanwege de toegenomen onzekerheden rond het nog steeds niet definitief behandelde wetsvoorstel afbouw salderen bij de Senaat. Waarvan de cijfermatige gevolgen nog niet goed bekend zijn. Dus dat blijft voor het hele jaar 2023 nog afwachten geblazen op de officiële cijfers voor het hele jaar.

Door de nieuwe, nog niet uitgekristalliseerde systematiek voor het bepalen van "niet-woning" installaties, ontbreken de cijfers daarvoor vanaf 2021. We moeten op het CBS wachten voor helderheid omtrent die belangrijke ontwikkeling. Onder de categorie "bedrijven" vallen bijvoorbeeld ook alle maatschappelijke instellingen met KvK nummer, gemeentelijke daken, scholen, en de (in 2022) bijna 1,2 miljoen zelfstandige ondernemers met bedrijf aan huis (zzp-ers, zie CBS), etc. Het is dus een zeer ruim begrip, en dient dan ook als zodanig te worden opgevat bij de beschouwing van deze CBS statistieken. Met name de ZZP-ers zullen bij de aantallen in dit segment een zeer grote impact hebben, al is nog steeds niet bekend wat hun aandeel op het geheel is. Wellicht is dit specifieke punt ook onderdeel van het huidige onderzoek van het CBS.

Wat de Compound Annual Growth Rates (CAGR) betreft, komen de resultaten in de voor het 1e intermezzo weergegeven grafiek neer op een gemiddelde jaargroei van bijna 40,5% voor de sector woningen, en op 40% voor de totale volumes in de periode van 2012-2022. Omdat recentere data voor de sector economische activiteiten nog ontbreken, is alleen voor de periode 2012-2021 een CAGR te bepalen. Voor die sector was dat gemiddeld 34,3% per jaar, voor woningen was het in die periode 41,4% per jaar. Het percentage voor met name de bedrijfssector kan mogelijk nog wijzigen, afhankelijk van de uitkomsten van de nog in uitvoering zijnde herijking van de bepaling van de "aantallen" installaties door het CBS.

PV en de huursector - nieuwe grafiek

In de update van eind 2020 werden hierover al enkele opmerkingen gemaakt. In de afwijkende meetperiode van de Shaere rapportages van branche organisatie Aedes werd gewag gemaakt van een groei van 67 duizend huurwoningen die in de periode medio 2020 tm. medio 2021 van zonnepanelen zijn voorzien. Dat zouden er zo'n vijfduizend minder zijn dan in de daar aan voorgaande rapportage (medio 2019 - medio 2020). Getallen over vermogens blijven kennelijk het geheim van de smid daar, die worden niet gepubliceerd.

Er zouden medio 2021 reeds in totaal 317 duizend huurwoningen zonnepanelen hebben. Ten opzichte van de eerder door het CBS gepubliceerde eerste half-jaar cijfers, met 1,408 miljoen woningen die eind juni 2021 reeds zonnepanelen zouden hebben, zou het aandeel van huurwoningen toen dus al ongeveer zijn opgelopen tot 22,5% van het totale bestand "zonnehuizen".

Later zijn meldingen over "aantallen" verdwenen in de rapportages. De enige melding in het laatste rapport van Aedes ("10 jaar Aedes-Benchmark. Blijvend leren en presteren", n.a.v. persbericht van 28 november 2023), op pagina 31, is, dat "het aandeel [huur]woningen met zonnepanelen het afgelopen jaar verder is toegenomen van 16,2 tot 19,9 procent".

Wat resteert zijn de percentages huurwoningen t.o.v. het totale bestand huurwoningen in de lastig te doorgronden SHAERE rapportages van de branche organisatie. Deze zijn per provincie beschikbaar in het datacentrum van Aedes, en die heb ik in onderstaande, nieuwe grafiek weergegeven. Voor 2016 zijn geen data voorhanden, voor de resterende jaren (medio) 2015 tm. 2023 wel.

Uit bovenstaande blijken duidelijk de forse verschillen tussen de corporaties per provincie, van "zeer matig" in Zuid-Holland (medio 2023 12,5% van de huurwoningen met zonnepanelen, is dan ook vaak gestapelde bouw), tot een drietal duidelijke koplopers. De provincies Friesland (33,5%), Zeeland (42,0%), en langjarig kampioen Drenthe. Waar de representatieve corporaties er al in zijn geslaagd om (gemiddeld) 45,4% van de huurwoningen van zonnepanelen te voorzien, waar het heel vaak om grondgebonden eengezinswoningen ("rijtjeshuizen") gaat. Landelijk bezien, is het relatieve aandeel ge-evolueerd, van 2,0% in 2015, tot 16,2% medio 2022, en alweer 19,9%, halverwege 2023. In het totale Shaere bestand zouden inmiddels zo'n 2.108.700 huurwoningen met toegekend energielabel zitten (waarvan 40% label A of beter, en bijna 9% label E, F, of G). Dat zou dan betekenen, dat er medio 2023 minimaal zo'n 420 duizend huurwoningen met zonnepanelen zouden kunnen zijn geaccumuleerd. Medio 2023 zouden er volgens het CBS in totaal 8.161.404 woningen zijn geweest. Op dat moment zou het aandeel huurwoningen met PV op het totale woningen bestand 5,1% zijn geweest. En ten opzichte van het totale aantal woningen met PV installatie (2.450.172, zie aparte grafiek), zou het aandeel 17,1% zijn geweest. Vooral de enorme recente groei van PV op reguliere woningen maakt, dat het aandeel huurwoningen op dat subtotaal dus weer is afgenomen.

De 272 aan de Aedes benchmark deelnemende corporaties vertegenwoordigen 98 procent van alle verhuureenheden (vhe) van woningcorporaties, wat dus een zeer representatief beeld geeft van de corporatieve huursector. Hier valt uiteraard de niet-corporatieve huursector buiten, die veel slechtere prestaties op het gebied van verduurzaming (incl. zonnepanelen) zal kennen. Cijfers daarover zijn zeer slecht bekend. De branche organisatie Vastgoed Belang geeft geen openbaar toegankelijke cijfers op hun website.

Bedrijven in relatie tot CertiQ volumes

In de vorige analyse ben ik ingegaan op de verhouding van de cijfers van het CBS en die van CertiQ, voor de projecten markt / "economische activiteiten". Aangezien het CBS haar methodologie op dit punt aan het herzien is, is er nog geen zinnige vergelijking mogelijk met de huidige data van rechtsopvolger VertiCer. Pas als het CBS met aangepaste cijfers komt, kunnen we hier verder naar kijken.



(i) Evolutie van geaccumuleerde PV-capaciteit (in MWp), volgens markt-segmentatie "woningen", "bedrijven", en "totaal" volumes volgend uit nieuwe onderzoek-systematiek van het CBS. Ook al heeft het CBS aangegeven dat hun nieuwe wijze van "tellen" van installaties per categorie vooral impact op de aantallen installaties zal hebben, het zal ongetwijfeld ook - geringe - effecten gaan krijgen op de verzamelde capaciteiten. Deze zijn voor alle jaren sowieso door het CBS vermeld (i.t.t. de aantallen installaties), maar mogelijk wijzigen de capaciteit volumes vanaf 2021 later nog, als het CBS met hun nieuwe bevindingen gaat komen. Vandaar, dat 2021 ook voor deze grafiek "nog niet definitief" kan worden geacht.

Naar analogie van de grafiek voor de aantallen installaties onder (h) het volgende.

Eind 2022 zou er volgens de laatst bekende, wederom fors bijgestelde CBS data in totaal 11.572 MWp aan PV capaciteit op "bedrijven" zijn geaccumuleerd, en nog steeds aanzienlijk minder, 8.028 MWp op woningen. Tezamen resulterend in een volume van 19.600 MWp. De verschillen zijn wel iets afgenomen, vanwege de hoge groei in de residentiële markt. De eindejaars-capaciteit voor 2021 is tegelijkertijd iets verlaagd, en (vooralsnog) definitief vastgezet op 8.980 MWp voor het bedrijfsmatige segment, en 5.843 MWp voor woningen. Het totale volume is uiteindelijk door het CBS vastgesteld op 14.823 MWp.

Medio 2023 is het verschil tussen de residentiële en "niet-woning" markt segmenten wat afgenomen, omdat eerstgenoemde voor het eerst in langere tijd iets harder groeit. Met - voorlopig - 9.516 MWp op de daken van woningen, en 12.896 MWp in het in afgelopen jaren enorm gegroeide bedrijfs-segment (incl. zonneparken en dergelijke projecten), is het verschil kleiner geworden, van 3.544 MWp EOY 2022, naar 3.380 MWp, medio 2023. De omvang van het bedrijfs-segment nam daarmee licht af t.o.v. de residentiële markt, van factor 1,44 (EOY 2022), tot 1,36 maal dat in de residentiële sector, halverwege 2023. Gezamenlijk was er, met deze eerste totaal cijfers voor medio 2023 al een capaciteit bekend van 22.412 MWp, volgens het CBS.

De "niet-residentiële" markt had begin 2019 het stokje van de woning sector overgenomen, en zal haar stevige positie nog enkele jaren aanhouden bij de accumulaties, gezien de monumentale hoeveelheden SDE beschikkingen die er voor grote projecten zijn afgegeven. Tot en met status update RVO van 1 oktober 2023: 10,4 GWp aan realisaties onder SDE beschikte projecten bij ruim 28 GWp aan totaal - overgebleven - beschikt PV volume tm. SDE 2022. Hier gaat echter ook weer, vanwege wijdverbreide netcongestie, en diverse andere fundamentele problemen, beslist weer het nodige - uitgevallen - volume van af, maar desondanks er zal een forse hoeveelheid projecten daadwerkelijk gerealiseerd gaan worden, van de resterende, nog openstaande portfolio van 8,0 GWp.

Uit de meest recente statistiek data van het CBS volgt wederom, dat de jaargroei voor deze segmenten in 2019 tm. 2022 (afgerond) 908 MWp, 1.252 MWp, 1.354, resp. 2.185 MWp bij woningen, en 1.709 MWp, 2.630 MWp, 2.360, resp. 2.592 MWp bij de categorie "bedrijven" zou zijn geweest (zie ook grafiek onder paragraaf l).

Capaciteits-cijfers in de huursector zijn, al jaren tot groot verdriet van Polder PV, helaas niet bekend, dus we kunnen niet zoveel zinnigs zeggen over de impact op dat vlak. Wel is het zo, dat gemiddeld genomen in de huursector substantieel minder zonnepanelen per dak worden geplaatst, dan bij een gemiddelde (eigen) woning. Onder anderen, vanwege vermindering van risico's (voor de huurder), mocht de klassieke salderings-regeling er (uiteindelijk) "aan gaan". Vaak zien we slechts 4-8 zonnepanelen op huurwoningen, al komt het af en toe ook voor dat er meer worden geplaatst (vaker 10, en enkele malen reeds 12 modules per dak bij sommige projecten met huurwoningen gezien). De impact op het totaal volume in de hele woning sector zal in ieder geval een stuk bescheidener zijn dan bij de aantallen installaties (= woningen met PV).

Wat de Compound Annual Growth Rates betreft, komen de resultaten in de grafiek voor de groei van het opgestelde PV-vermogen neer op een gemiddelde jaargroei van 46% voor de sector woningen, maar liefst 60% voor de sector "bedrijven", en op 52,5% voor de totale volumes in de periode van 2012-2022. In de periode 2012-2020 waren deze gemiddelde jaarlijkse groei percentages nog 49%, 68%, resp. 58%. Het blijven echter zeer hoge jaarlijkse groei cijfers, die weinig landen (ooit) hebben gezien, gemeten over zo'n lange periode.

Nog zeer voorlopige volumes voor 2023 H1

Met de eerste cijfers voor het eerste half-jaar van 2023, zijn de geaccumuleerde volumes verder toegenomen naar 12.896 MWp voor "bedrijven", 9.516 MWp voor woningen, en een totaal volume van 22.412 MWp. Het voorlopige halfjaar groei volume, 2.812 MWp kan echter niet representatief voor beide jaarhelften worden gezien. De volgende zaken dienen daarbij in overweging te worden genomen:

  • Er vinden altijd nadere bijstellingen plaats van alle cijfers, zowel voor de residentiële volumes, als, vanwege zeer lang "na-ijlen", van finaal geadministreerde opleveringen van SDE gesubsidieerde projecten. Ook voor het eerste half-jaar cijfer zal dit gelden, en later natuurlijk ook voor het tweede half-jaar. De bijstellingen kunnen beslist in asynchrone mate hun doorwerking hebben.
  • De residentiële markt is geconfronteerd met een flinke afkoeling in de tweede jaarhelft. Volumes in het eerste half jaar zullen beslist niet worden gehaald in de tweede jaarhelft.
  • De SDE gedreven projectenmarkt zit al langere tijd in zwaar weer, met name vanwege de overal om zich heen grijpende netcongestie. De bij VertiCer bekende volumes (laatste rapportage alhier) laten een duidelijke afkoeling zien. De problemen zullen, gezien de combinatie "strakke SDE tijdvensters" en langere tijd optredende netcongestie, vermoedelijk alleen maar erger worden, waardoor er nóg grotere uitval van afgegeven SDE beschikkingen zal kunnen komen, waardoor de vigerende portfolio (momenteel 8 GWp nog open staand) sterk zal eroderen. Ook op korte termijn zal flinke uitval van bestaande beschikkingen ("niet-realisatie") actueel blijven. Dit zet het realisatie volume vanuit de SDE regelingen flink onder druk.
  • Op de iets langere termijn speelt ook het aangekondigde "impliciete verbod op grondgebonden zonneparken" ("nee, tenzij" change of policy), en de al desastreuze vervolg acties of aanlopen in diverse provincies (Overijssel, Fryslân, Flevoland, Groningen). Aangezien zonneparken een substantieel aandeel in de totale PV capaciteit hebben (ongeveer een vijfde deel, zie laatste analyse Polder PV), is dit een flinke slag in de nek voor een voortvarende groei van het PV vermogen in Nederland.

Aan de andere kant, is het waarschijnlijk dat nog de nodige volumes, met name van grotere projecten gesubsidieerd vanuit de SDE regelingen, toegevoegd moeten gaan worden aan de cijfers voor 2023 (H1). Voor de jaren 2020-2022 zijn eerder al zeer substantiële hoeveelheden capaciteit later toegevoegd aan de eerste prognoses: 895, 574, resp. 751 MWp (meest recente CBS cijfer tabellen alhier). De verwachting is, dat dit wederom zal gaan gebeuren voor het jaar 2023, al is het vermoedelijk niet in zo'n hoge mate als in de voorgaande jaren. Een extra onzekerheid is nog een eventuele extra bijstelling voor het eindejaars-volume voor 2022. Ook dat zal invloed gaan hebben op de te verwachten definitieve jaargroei volumes. Zowel voor 2022, als voor 2023.

VertiCer (ex CertiQ) - capaciteit in relatie tot CBS

Op basis van de VertiCer cijfers voor geaccumuleerd en toegevoegde capaciteit in 2022 (zie laatste update / revisie), enkele opmerkingen over capaciteit bij bedrijven. Bij de opgestelde, gecertificeerde capaciteit komen we, met de meest actuele cijfers van VertiCer, voor medio 2023 voorlopig op een totaal van 10.694 MWp in de nieuw gedefinieerde categorieën vanaf 10 kWp (eerder was er een 15 kWp grens volgens rechtsvoorganger CertiQ). Eind 2022 was dat 9.772 MWp, en eind 2021 7.810 MWp, vanaf genoemd project vermogen. De groei is dus wederom fenomenaal geweest.

Dit alles dient te worden beschouwd op een totaal gecertificeerd volume van 10.731 MWp, medio 2023. Eind 2022 was dat nog 9.808 MWp, en eind 2021 7.846 MWp. Medio 2023 was er dus alweer een factor 1,4 maal zoveel capaciteit dan eind 2021. Er daarbij uitgaand dat die volumes uitsluitend "bedrijven" (sensu lato) betreffen. Dat lijkt een veilige aanname, want genoemde 10.694 MWp was al 99,7% van het totale volume. De kleinere gecertificeerde installaties hebben inmiddels nog maar een marginale invloed op het totaal volume bij de capaciteit. Doorslaggevend daarbij, zijn de duizenden rooftop projecten bij bedrijven en instellingen, waarvan vele tientallen meerdere MWp-en groot zijn, en, vooral, de honderden, deels zeer grote grondgebonden zonneparken die zijn opgeleverd, en die al een hoge impact op de totaal volumes maken.

Ten opzichte van het geaccumuleerde niveau van alle niet residentiële installaties bij het CBS, medio 2023, 12.896 MWp, is het VertiCer volume van installaties > 10 kWp inmiddels al 83%. Dat percentage zal vermoedelijk nog kunnen toenemen, als "na-ijlende" rapportages over opgeleverde grotere projecten bekend gaan worden bij het CBS. Het overblijvende verschil zit hem in de niet bij CertiQ geregistreerde projecten, die geen SDE subsidie hebben, en/of installaties waar nooit Garanties van Oorsprong voor worden gevraagd of verhandeld. Dat soort projecten kunnen deels weer andere subsidies hebben ontvangen (SCE, EIA, Vamil, etc.), maar er zijn ook al de nodige projecten, deels bij nieuwbouw locaties, die zonder subsidies zijn opgeleverd.



(j) Evolutie van systeem-gemiddelde PV-capaciteit (in kWp), afgeleid uit de voorgaande twee grafieken, volgens markt-segmentatie "woningen", "bedrijven", en "totaal" volumes volgend uit nieuwe onderzoek-systematiek van het CBS.

Het systeemgemiddelde bij woningen ging tussen 2017 en 2022 "beperkt" omhoog, van 3,18 kWp, naar 3,77 kWp in 2022. Het is medio 2023 weer iets verder gegroeid, naar gemiddeld 3,88 kWp per woning. Bij bedrijven ("niet-woningen") is een zeer onstuimige groei te zien, van 23,2 kWp (2017), 33,9 kWp (2018), 39,1 kWp (2019), en 57,0 kWp in 2020. De groei zal hebben doorgezet, maar omdat de aantallen installaties die toegewezen worden aan dit segment onbekend zijn (in herziening bij CBS), zijn de nieuwe systeemgemiddelde vermogens vanaf 2021 nog niet bekend.

Ook al wordt het totale systeemgemiddelde van alle installaties door de vele honderdduizenden installaties op woningen dominant beïnvloed, die dat gemiddelde fors onder druk blijven zetten, vanwege de enorme opwaartse druk bij de gemiddelde systeem omvang in de projecten markt, is ook de totaal curve (zwart) weer een stuk verder omhoog gedrukt. Deze nam al in 2017-2018 met 18% toe van 5,0 tot 5,9 kWp gemiddeld. In 2019 ging er weer een flinke schep van ruim 15% bovenop, en werd een totaal systeem gemiddelde van 6,8 kWp bereikt. Eind 2020 zwol dat verder aan naar 8,0 kWp (18% toename). De progressie bleef aanhouden in 2021, al was het op een wat bescheidener niveau. 8% meer dan het niveau eind 2020, voorlopig culminerend in een totaal systeemgemiddelde capaciteit van 8,6 kWp voor alle installaties (incl. residentieel). Voor betrouwbare recentere cijfers moet gewacht worden op afronding van de nieuwe toewijzings-systematiek bij het CBS.

CAGR systeemgemiddelde capaciteit 2012-2021/ 2022

Kijken we naar de Compound Annual Growth Rate (CAGR) voor de systeemgemiddelde capaciteiten, komen we ook tot respectabele gemiddelde jaargroei cijfers over de periode 2012 tm. 2021:

  • Woningen gemiddeld 4,0%/jaar (in de periode 2012-2022 vrijwel zelfde gemiddelde)
  • "Niet-woningen" gemiddeld 20,0%/jaar
  • Alle PV projecten (totaal volume) gemiddeld 10,3%/jaar.

De verwachting is dat bij woningen er relatief weinig in het gemiddelde zal gaan veranderen. Er kunnen immers niet veel meer modules op een gemiddeld dak, en alleen een - geringe - stijging van de capaciteit per paneel kan opwaartse druk uitoefenen. Die stijging is weliswaar nog steeds gaande, moderne panelen gaan al zo'n beetje richting de 480 Wp per stuk, en eerste commerciële modules van ver over de 500 (tot zelfs over de 600) Wp per stuk zijn al een tijdje te koop (en worden soms al ingezet, zelfs in zonneparken). Met om de haverklap spectaculaire aankondigingen van nog veel hogere vermogens in aantocht, die helaas nogal onhandelbaar zijn op woningen, omdat het veel grotere panelen betreft. Het aantal producenten wat dergelijke "high-power" panelen in de wereldmarkt aanbieden neemt ook rap toe. Maar de blijvende boodschap is, dat t.o.v. de totale geaccumuleerde populatie een eventuele verdere verhoging van het paneel vermogen slechts zeer bescheiden impact zal hebben. De crux is, en blijft, de verandering (lees: schaalvergroting) in de niet-residentiële markt.

Het beeld is totaal anders bij de categorie bedrijven. Daar zal de continue schaalvergroting, zwaar gestimuleerd door de duizenden (zeer) grote SDE beschikkingen voor PV projecten, de komende jaren nog een forse opwaartse beweging gaan geven aan de blauwe lijn. Dat, terwijl de rode curve (alleen woningen) bijna horizontaal zal komen te liggen, en de zwarte lijn (alle installaties) slechts - in relatief bescheiden mate - opwaarts zal worden gedrukt vanwege het te verwachten sterk opwaartse effect bij de bedrijfs-installaties. Hoe dit uit zal pakken met de nieuwe toewijzings-systematiek door het CBS blijft helaas nog even afwachten.


Jaarlijkse nieuwbouw volumes

(k) Jaarlijkse groei van totaal aantal PV installaties, segmenten en totalen

In deze grafiek, een variant op de accumulatie curve getoond in paragraaf 0-h, en met de Y-as in duizend-tallen, de afgeleide jaargroei cijfers van het aantal nieuwe PV-installaties, in de segmenten "bedrijven" (blauw), "woningen" (donker-rood), resp. de totalen (zwarte kolommen). Weergegeven inclusief de nader voorlopige resultaten voor 2022, en de nog zeer voorlopige cijfers voor de eerste jaarhelft van 2023, helemaal rechts, gearceerd weergegeven.

"Bedrijven"

Het bedrijfs-segment blijft natuurlijk klein t.o.v. het dominante aantal residentiële installaties, en bleef redelijk stabiel tot en met 2017 (tussen de 7 en 10 duizend nieuwe projecten per jaar). Vanaf 2018 groeide dat volume, van zo'n 14 duizend, tot een voorlopig record aanwas van 34.704 nieuwe installaties in 2019. Dat aantal is in 2020 weer substantieel minder hoog geworden, vermoedelijk omdat er in 2019 een hausse aan kleinere SDE gesubsidieerde rooftop projecten is opgeleverd. En 2020 mogelijk Covid maatregelen roet in het eten hebben gegooid bij de progressie.

Daar kwam ook nog eens in een voorgaande update een zeer forse negatieve aanpassing van het CBS overheen, die de aanvankelijk door het data instituut gemelde 25.115 nieuwe projecten deed verschrompelen naar, inmiddels nog maar 14.220 nieuw dat jaar (een bizarre negatieve bijstelling van maar liefst 43%!). CBS heeft geen publieke uitspraak geventileerd over deze zeer forse ingreep in de aantallen projecten voor dat jaar. In de in november 2021 "afgesloten" tabel met de regio indeling van 2019 werd, voor de update van 9 juli 2021, nog gewag gemaakt van de volgende toelichtende frases: "In de tabel waren een aantal cellen onterecht onderdrukt, deze worden nu alsnog vrijgegeven. Ook is een aantal dubbele registraties van installaties ontdekt en hersteld". Echter, in de huidige tabellen, incl. dit exemplaar met status update 17 november 2023, is van dergelijke opmerkingen over de status van kalenderjaar 2020 niets terug te vinden. Naar de werkelijke oorza(a)k(en) van deze zeer forse neerwaartse bijstellingen voor 2020 kunnen we dus alleen maar gissen. Vermoedelijk heeft het deels te maken met overstap op andere bronnen voor de data (van PIR naar CERES register, in samenhang met registraties bij CertiQ, en later VertiCer).

Ondanks de zeer duidelijke teruggang in het aantal projecten in 2020, is dit beslist niet het geval bij de daarmee gepaard gaande capaciteiten, die flink door zijn blijven groeien (zie volgende grafiek).

Zoals eerder al gememoreerd, is het CBS wederom bezig met herziening van de "toewijzing" van installaties tot bepaalde klasses. Vanaf 2021 is daarover dus nog niets bekend voor met name de categorie economische activiteiten, zoals weergegeven in de grafiek.

Woningen

Ook bij de woningen is er een tijdje enigszins sprake geweest van stagnatie bij de nieuwe aantallen per jaar, tussen de 70 en 91 duizend nieuwe woningen per jaar tm. 2016. Vanaf 2017 gaat het echter continu hard omhoog, van 132 duizend nieuw in dat jaar, via 192 duizend in 2018, tot elk jaar weer nog hogere record volumes. 240 duizend nieuwe installaties in 2019, 307 duizend nieuwe PV systemen op woning daken in 2020, en 344 duizend in 2021 (beiden bijgesteld t.o.v. eerdere updates). 2022 ging figuurlijk "off the charts", met maar liefst 517.927 kersverse residentiële installaties in dat jaar (nader voorlopige data). Laatstgenoemd volume is een factor 2,8 hoger dan de eerste half-jaar cijfers die medio december 2022 werden gepresenteerd, de groei is in de 2e jaarhelft mogelijk veel hoger geweest dan in het eerste halve jaar, nog exclusief nakomende (forse) bijstellingen voor beide jaarhelften.

Dit betekent ook, als we terugrekenen naar dag gemiddeldes, dat in record jaar 2022, met 365 dagen, er gemiddeld genomen 1.545 woningen per dag met een nieuwe PV installatie werden uitgerust. En als we naar het maximaal aantal "werkdagen" rekenen (260 in 2022 volgens deze site), er zelfs een spectaculair aantal van gemiddeld 2.169 (!) nieuwe residentiële PV installaties "per werkdag" zijn geïnstalleerd in dat jaar.

In de eerste jaarhelft van 2023 waren de volumes nóg hoger. In absolute zin, voorlopig, 320.556 nieuwe installaties op woningen, wat in de eerste jaarhelft (181 dagen) neerkwam op het ongelofelijke volume van 1.771 residentiële installaties per dag. De tweede jaarhelft van 2023 zal daarbij, zo vernemen we uit de geruchten, in het niet vallen ...

Totale jaargroei

De totale volumes worden uiteraard sterk gedomineerd door genoemde residentiële installaties, culmineren rond zo'n 100 duizend installaties in 2015-2016, maar nemen snel toe. Om in 2022 een nieuw record volume, inclusief bedrijfsmatige systemen, te bereiken, van 563.869 nieuwe installaties. Dat is een factor 6,7 maal zoveel nieuw jaar volume, dan in 2013. Tot en met 2020 was die verhouding nog een factor 3,8.

(l) Jaarlijkse groei van PV-capaciteit bij de 2 segmenten, en totalen

Een compleet ander beeld dan bij de aantallen nieuwe installaties per kalenderjaar, krijgen we te zien als we in een vergelijkbare grafiek de daarmee gepaard gaande capaciteiten uitzetten (Y-as in MWp capaciteit).

Waren die nieuwe capaciteiten in de eerste twee getoonde jaren inderdaad nogal bescheiden (114-117 MWp nieuw) bij de bedrijfsmatige systemen, groeide dit door naar 218 MWp in 2015, 320 MWp in 2016, en al 355 MWp in 2017. Vanaf 2018 is het pas echt "bal" met de bedrijfs-matige systemen: het nieuwe residentiële volume werd meteen verpletterd, met 1.051 MWp nieuwbouw op bedrijfsdaken in 2018, alweer 1.709 MWp nieuw in 2019 (801 MWp meer dan op woningen, flink bijgesteld in eerdere updates), en meer dan het dubbele (nieuwe) volume, met de weer fors opwaarts bijgestelde data voor 2020: een nieuw record van 2.630 MWp, t.o.v. de (ook al record) nieuwbouw van 1.252 MWp op residentiële daken. Dat bedrijfs-volume in 2020 ligt 54% hoger dan het nieuwe jaarvolume in dat segment, in het voorgaande jaar.

In 2021 is er voor het eerst weer een terugval te zien in het bedrijfs-segment, naar 2.360 MWp nieuw volume. Daarna volgde weer een korte opleving, de voorlopige cijfers voor 2022 geven een nieuw jaarvolume van 2.592 MWp weer (10% meer dan in 2021). Maar gezien de historie van het verloop van de nog steeds niet definitieve cijfers voor 2022, zou daar nog wel wat aan bijgeplust kunnen gaan worden. De uitkomst daarvan is nog ongewis.

Het eerst gepubliceerde nieuwe volume voor de eerste jaarhelft van 2023 lijkt bemoedigend, met 1.326 MWp op iets meer dan de helft van het nieuwe jaarvolume van 2022. Maar de VertiCer cijfers geven tot nog toe een minder florissant beeld van de projectenmarkt in 2023 (vooral in de 2e jaarhelft). Er kan dus beslist een afkoeling zijn opgetreden t.o.v. het voorgaande jaar. We zullen later pas vernemen hoe de uiteindelijke verhoudingen zijn komen te liggen. Ook, omdat de 1e half-jaar cijfers sowieso nog fors aangepast zullen gaan worden.

Residentieel explodeert

De residentiële volumes begonnen op een aanmerkelijk hoger niveau dan in het bedrijfsmatige segment. Dat was 249 MWp in 2013, vanwege de toen hoge impact makende beruchte Lenteakkoord subsidies voor residentiële systemen. Deze deelmarkt groeide licht verder tot 301 MWp in 2015, en viel zelfs tijdelijk iets terug naar 289 MWp, iets onder het bedrijfs-matige segment, in 2016. In 2017 deed residentieel het weer beduidend beter (420 versus 355 nieuw bedrijfs-matig volume). Maar in 2018 gaf het woningmarkt segment vermoedelijk voor zeer lange tijd de Pijp aan Maarten: met 647 MWp in 2018, 908 MWp in 2019, 1.252 MWp in 2020, tot 1.354 MWp in 2021. Tot dat jaar bleven de nieuwbouw cijfers in het residentiële segment vooralsnog ver achter bij de toenames in de bedrijfs-matige deelmarkt.

In 2022 veranderde dat substantieel, het bedrijfsmatige segment begon fors te lijden van de om zich heen grijpende netcongestie op met name de middenspannings-netten. En al bereikte het in dat jaar weer een volume wat bijna het niveau van record jaar 2022 evenaarde, de residentiële markt explodeerde, waarbij het verschil met de nieuwbouw in het bedrijfsmatige segment een stuk kleiner is geworden. Op woningen werd een spectaculair nieuw volume van 2.185 MWp aangebracht. Ook dit cijfer kan later nog worden bijgesteld.

De nog zeer voorlopige resultaten voor het eerste half-jaar van 2023 laten wederom een explosieve ontwikkeling zien. Er werd 1.488 MWp op woningen aangebracht, wat al 68% van het jáárvolume van 2022 is. Maar de tweede jaarhelft zal (fors) lagere volumes laten zien, waarbij nog niet goed is te voorspellen, hoe dit gaat uitpakken voor het nieuwe jaarvolume in dat segment.

De verhouding in de nieuwe jaar volumes bij bedrijven en bij woningen is in de weergegeven periode van tien jaar tijd gewijzigd in een factor 1 : 2,18 (2013) naar een compleet omgedraaide ratio van 2,10 : 1 ten bate van het bedrijfsmatige segment (2020). Voor 2021 is deze ratio voorlopig weer wat ingezakt, naar een factor 1,74 : 1, en daalde verder naar een factor 1,19 : 1 in 2022. In de eerste jaarhelft van 2023 zijn de rollen wederom omgedraaid, met meer residentieel dan bedrijfsmatig bijgeplaatst volume, in een nog zeer voorlopige verhouding van 1,12 : 1.

De totale nieuwe capaciteiten per kalenderjaar evolueerden van 363 MWp in 2013, via 609 MWp in 2016, tot een meerdere malen opwaarts bijgesteld record volume van 3.883 MWp in 2020 (dat was in een eerdere update nog slechts 3.491 MWp). Ergo, een factor 10,7 maal zo veel nieuw jaarvolume in 2020, dan in 2013. 2,8 maal zo veel toename, dan bij de nieuwe aantallen installaties per jaar (factor 3,8 toegenomen in dezelfde periode, vorige grafiek).

Het totale jaarvolume in 2021 is iets terug gezakt naar 3.714 MWp, het voorlopige nieuwe volume voor het laatst bekende afgeronde kalenderjaar, 2022, heeft weer een nieuw totaal record opgeleverd, door een combinatie van hoge residentiële, én niet residentiële capaciteit: 4.777 MWp. Een factor 13,2 maal het nieuwe volume in 2013, 9 jaar eerder. Ook hieruit blijkt weer kristalhelder de voortgaande schaalvergroting van de hoge impact hebbende gerealiseerde bedrijfsmatige projecten in Nederland.

Tot nog toe lijkt het er voor 2023 ook nog steeds "goed" uit te zien, met in het eerste half jaar alweer een record totaal volume van 2.812 MWp. Maar: reken uzelf niet rijk, de tweede jaarhelft zal er heel anders uit hebben gezien, en ruim 5 GWp lijkt me sowieso meer dan een utopie, voor het hele kalenderjaar. Holland Solar ging in hun prognose voor heel 2023 uit van een groei onder de 4 GWp, in de recent verschenen EU Market Outlook For Solar Power 2023 - 2027, van de Europese branche-organisatie SPE. Geduldig afwachten, dus, wanneer CBS met onderbouwde, en enigszins gesettelde cijfers voor het hele jaar gaat komen ...

Jaargroei CBS versus CertiQ

Kijken we naar de jaargroei bij de grootste project categorieën vanaf 10 kWp bij VertiCer in 2022, was dat met de continu bijgestelde cijfers, in de laatste update voor dat jaar ongeveer 1.961 MWp. CBS komt tot nog toe met een groei van 2.592 MWp in het door hen beschouwde bedrijfs-segment in dat jaar. Hetgeen zou betekenen, dat het relatieve VertiCer aandeel op dat jaar volume zo'n 76% zou zijn. Dit lijkt een erg laag percentage.

Voor de eerste jaarhelft van 2023 zijn de cijfers als volgt: totaal nieuw volume in de grootteklassen van meer dan 10 kWp bij VertiCer tot nog toe 922 MWp. CBS heeft al 1.325 MWp staan, wat betekent dat het aandeel van VertiCer nog maar 70% zou zijn t.o.v. het opgegeven CBS volume ...

Het is nog niet goed duidelijk waar dat aan kan liggen. Heeft het met de gewijzigde aanwijzing systematiek van het CBS te maken? Is er een "reusachtige" hoeveelheid capaciteit bij de kleinste installatie klassen, die door het CBS aan "bedrijfsmatige" activiteit wordt toegewezen (ZZP-ers ??)? Wordt er al heel veel vermogen zonder SDE subsidie gebouwd, en/of is er een substantiële capaciteit van "bedrijfsmatig" PV-vermogen waar geen Garanties van Oorsprong (meer) voor worden verhandeld (voorwaarde voor registratie bij VertiCer)? Rekent het CBS wellicht deels met alweer verouderde VertiCer data? Wie het weet mag het zeggen ...

(m) Evolutie van de systeemgemiddelde capaciteit van nieuwe PV projecten per jaar, segmenten en totalen

In deze laatste grafiek van dit belangrijke drieluik geef ik de systeemgemiddelde capaciteit van de jaarlijkse toevoegingen voor de 2 marktsegmenten, en voor de totalen weer, zoals berekend uit de data voor de voorgaande twee grafieken, ontleend aan officiële CBS cijfers. Ook deze grafiek heeft weer een geheel ander karakter, dan de vorig twee. De Y-as geeft de gemiddelde systeemcapaciteit per nieuwe installatie weer in de betreffende kalenderjaren, in kWp opgesteld DC generator vermogen. Om de volumes onderling goed te kunnen vergelijken heb ik ditmaal een logarithmische schaal gekozen.

Economische activiteiten

Bedrijfsmatige installaties (blauwe kolommen) zijn dominant aanwezig in deze grafiek, wat natuurlijk logisch is, omdat het om veel grotere projecten gaat dan op woningen (of op de grond, of drijvend op water). De groei van het systeemgemiddelde vermogen per nieuw contingent per kalenderjaar is daarbij rap gestegen, van 13,2 kWp in 2013, naar 37,3 kWp in 2016. Dit zakte in 2017 iets in, naar 34,1 kWp bij de nieuwe installaties. En nam zéér sterk toe naar 73,7 kWp in 2018, vooral veroorzaakt door de nodige grote zonneparken die toen on-line kwamen, en sowieso een zeer sterke groei van het aantal grotere bedrijfsdaken met zonnepanelen. In 2019 is het niveau nog steeds hoog, maar beduidend afgenomen t.o.v. het gemiddelde voor 2018: in 2019 had een gemiddelde "niet-op-woning" installatie volgens de afgeleide CBS cijfers een gemiddelde omvang van 49,2 kWp.

Zoals al in een eerdere update was voorspeld, vermoedde Polder PV dat dit gemiddelde in 2020 beslist weer zou kunnen stijgen, omdat er nogal wat grote zonnepark plannen tot uitvoer zouden worden gebracht. Dit is volledig uitgekomen, het systeemgemiddelde vermogen van de nieuwe installaties heeft in dat jaar een nieuw record niveau bereikt van 185,0 kWp. Dat is ruim bijna het vier-voudige niveau van de gemiddelde toevoegingen in het voorgaande jaar, en een factor 2,5 maal zo hoog dan het voorgaande record bereikt in 2018. Het is zelfs t.o.v. de update in juli 2021 zeer fors verder gestegen, het was toen nl. nog 95,5 kWp (!). Het systeemgemiddelde is in 2020 momenteel een factor 14 maal zo groot dan het gemiddelde in 2013.

Vanwege de indelings-systematiek inmiddels in revisie bij het CBS, is er nog geen uitspraak te doen over de cijfers vanaf 2021. De verwachting hierbij blijft, dat in recentere jaren de gemiddelde capaciteit van de nieuwste projecten op nog hogere niveaus zijn komen te liggen (zoals ook al uit recente VertiCer cijfers voor de projecten markt blijkt). De definitieve waarden voor 2021 en 2022 zullen we nog even moeten afwachten.

Woningen

Compleet anders is het beeld bij de residentiële installaties (rode kolommen), die, ook al groeien ze gemiddeld genomen iets wat omvang betreft, gewoon relatief klein zullen blijven. Het systeemgemiddelde van de nieuwe populaties per kalenderjaar nam toe van 3,31 kWp in 2013 tot 3,41 kWp in 2014, daalde vervolgens naar 3,19 kWp in 2017. En nam vervolgens weer toe, van 3,38 kWp in 2018, via 3,79 kWp in 2019, tot 4,07 kWp bij de nieuwe woning installaties in 2020. Dat is 23% hoger dan in 2013, 7 jaar eerder. Een relatief bescheiden verhoging, dus in vergelijking met de niet-residentiële projecten hierboven uitgelicht.

Met de huidige resultaten voor 2021 is het gemiddelde inmiddels weer een stuk lager geworden bij de nieuwbouw volumes, 3,94 kWp per installatie. Het voorlopige resultaat voor 2022 ligt daar weer een stuk boven, op een nieuw jaar record niveau van 4,22 kWp. Dit kan zeker nog enigszins wijzigen bij latere bijstellingen van de brondata door het CBS, en bij de later te publiceren kalender jaar volumes. Mogelijk zijn hier ook nog effecten van de door CBS aangekondigde herberekening van de toewijzingen te verwachten, vanaf 2021.

Het voorlopige resultaat voor het gemiddelde residentiële project in het eerste half-jaar van 2023 laat alweer een toename zien, naar een nieuw record niveau van 4,64 kWp gemiddeld. Het gemiddelde over het hele jaar kan hier nog wel wat wijzigen, al zal het verschil vermoedelijk niet zeer groot zijn.

Totaal volume

Zwaar gedomineerd door het effect van de paar honderdduizend nieuwe residentiële projecten, wordt de gemiddelde systeem capaciteit van alle installaties bij elkaar (residentieel en bedrijfs-matig) natuurlijk sterk beïnvloed door de lage capaciteit van de enorme hoeveelheid woning installaties. Vandaar dat de zwarte curve ook lage systeemgemiddeldes heeft, evoluerend van 4,3 kWp voor de nieuwe systemen in 2013, groeiend tot 6,2 kWp in 2016, even licht afnemend in 2017 (5,5 kWp), om door te groeien naar 8,3 kWp (2018), via 9,5 kWp in 2019, tot een - voorlopig record - gemiddelde niveau van 12,1 kWp in 2020. Dat is een factor 2,8 maal het nieuwe systeemgemiddelde in 2013.

Ook voor de totale gemiddeldes geldt, dat de inmiddels al gesettelde cijfers voor heel 2021 duiden op een lager gemiddeld vermogen van alle installaties, 10,7 kWp. Maar dat is zoals, gezegd, beslist geen gelopen race. Het kan nog wijzigen. Voor de eerste jaarhelft van 2023 is, met de bekende data, een verdere terugval tot 8,1 kWp gemiddeld te zien, maar dat cijfer zal waarschijnlijk nog behoorlijk kunnen wijzigen, afhankelijk van het verloop van zowel de nieuwbouw van residentieel als bedrijfsmatig vermogen in de nog onbekende tweede jaarhelft.


In het bericht met de algemene wijzigingen van de totale volumes tot en met 2019 in de voorlopige CBS cijfers voor dat jaar heb ik destijds voor het eerst twee extra grafieken opgenomen. Zie daarvoor de bijdrage van 30 juni 2021 op Polder PV. Die grafieken zijn inmiddels bijgewerkt tot en met de nog zeer voorlopige cijfers voor de eerste jaarhelft van 2023. Ze geven achtereenvolgens de evolutie weer van de systeemgemiddelde capaciteit van alle installaties (sectie n), en een vergelijkbare grafiek voor de situatie bij uitsluitend woningen (sectie o).

(n) Volgens de meest recente cijfers van het CBS, met de laatst bekende cijfers voor 2022**, en de eerste voor 2023 H1* toegevoegd, de huidige stand van zaken m.b.t. de systeemgemiddelde capaciteit evoluties, voor alle projecten.

Bij de eindejaars-accumulaties (EOY, blauwe kolommen) is de systeemgemiddelde capaciteit van alle projecten gestaag gestegen, van 3,56 kWp eind 2012, via 6,80 kWp eind 2019, tot 8,57 kWp eind 2021. In 2022 is er (voorlopige cijfers) voor het eerst een marginale daling te zien, naar 8,54 kWp, ongetwijfeld het gevolg van de zeer hard gegroeide residentiële sector, met honderdduizenden nieuwe kleine installaties. Goed is te zien, dat bij de jaarlijkse toevoegingen (oranje kolommen), het proces sneller is gegaan tm. 2020, wat een zoveelste vingerwijzing is voor de voortdurende schaalvergroting van projecten in de solar sector in die periode. Dat gemiddelde nam, van 2013 tm. 2016, toe van 4,33 naar 6,21 kWp, zakte weer iets in in 2017 naar 5,46 kWp, en ging vervolgens rap in de versnelling, van 8,25 kWp in 2018, via 9,53 kWp in 2019, naar gemiddeld 12,07 kWp in 2020. Dat zijn installaties gemiddeld 2,8 maal zo groot dan de toegevoegde exemplaren in 2013.

In 2021 en 2022 werd een duidelijke trendbreuk bij de nieuwe installaties zichtbaar. Ondanks de verdere schaalvergroting in de projectenmarkt, was de groei in het residentiële segment toen al zo omvangrijk, dat de talloze kleine installaties het nieuwe systeemgemiddelde weer flink onder druk gingen zetten. Resulterend in 10,72 kWp gemiddeld in 2021, en, nog voorlopig cijfer, 8,47 kWp bij de nieuwe projecten in 2022. Daarmee werd ongeveer weer het niveau van 2018 bereikt, met het systeemgemiddelde van alle projecten.

In de twee gearceerde kolommen achteraan zien we de nog zeer voorlopige resultaten voor de eerste jaarhelft van 2023 terug. Voor het geaccumuleerde volume is er wederom een lichte afname te zien van de gemiddelde capaciteit, naar inmiddels 8,48 kWp, een factor 2,4 t.o.v. de situatie, eind 2012. Voor de jaarlijkse toevoeging de eerste helft van 2023, is de gemiddelde capaciteit substantiëler afgenomen, naar een niveau van 8,09 kWp (ook weer ongeveer het niveau van de toevoegingen in 2018). Omdat het echter om de eerste resultaten gaat, kunnen deze beide cijfers nog substantieel wijzigen. En zullen de jaarcijfers sowieso daarvan gaan afwijken.

(o) Jaarlijkse evolutie van de systeemgemiddelde capaciteit en ditto voor de eindejaars- accumulaties van PV installaties in Nederland voor uitsluitend woningen, in de periode 2012-2022**, en, in het laatste kolommen paar, voor 2023 H1* (gearceerd), volgens de meest recente cijfers van het CBS.

Bij uitsluitend woningen blijft er ook progressie zichtbaar in de evolutie van de systeemgemiddelde capaciteiten, maar deze is - uiteraard - veel minder uitgesproken dan de ontwikkeling in de complete markt waar schaalvergroting al jaren aan de gang is, en grote projecten de totale capaciteit evolutie zijn gaan domineren.

Bij de eindejaars-capaciteiten (blauwe kolommen) ontwikkelde het gemiddelde residentiële systeem zich volgens de meest recente CBS cijfers van een installatie van 2,56 kWp eind 2012, tot een project van gemiddeld 3,23 kWp, eind 2018. Dan volgt een opmerkelijke serie sprongen voorwaarts naar, gemiddeldes van, achtereenvolgens, 3,37 kWp (2019), 3,54 kWp (2020), 3,63 kWp (2021), en, alweer 3,77 kWp in 2022 (nader voorlopig cijfer). Wat ruim 47% hoger ligt dan het niveau eind 2012. In de eerste jaarhelft van 2023 ging er weer een schepje bovenop, en is het gemiddelde verder opgekrikt naar 3,88 kWp. Dat laatste is vergelijkbaar met een gemiddelde residentiële installatie van 11 zonnepanelen van elk ongeveer 350 Wp in dat jaar.

Ook bij de nieuwe jaarvolumes (oranje kolommen) zijn de toevoegingen gemiddeld al wat groter dan bij de eindejaars-accumulaties. Was dat in 2013 nog een gemiddelde van 3,31 kWp voor de nieuwe residentiële projecten (t.o.v. EOY accumulatie gemiddeld 2,95 kWp), zakte het verschil naar bijna nihil in, tm. 2017 (YOY gemiddeld 3,19 kWp bij EOY gemiddelde accumulatie van 3,18 kWp). Daarna namen de gemiddelde nieuwe capaciteiten per jaar echter rap toe, een marktontwikkeling die vooral het gevolg is van het beschikbaar komen van véél krachtiger (ook nog op woning daken hanteerbare) modules vanaf 2018. In dat jaar was het gemiddelde bij de nieuwe installaties al toegenomen naar 3,38 kWp, in 2019-2020 steeg dat fors verder, naar 3,79, resp. 4,07 kWp. Nadat dit in 2021 even pas op de plaats maakte, met een iets teruggevallen gemiddelde van 3,94 kWp, nam dit in 2022 weer flink toe naar gemiddeld 4,22 kWp (nader voorlopig cijfer). Wat alweer ruim 27% hoger ligt dan het gemiddelde van de aanwas in 2013. In 2022 waren dat dus nieuwe installaties van ongeveer gemiddeld 10 tot 11 panelen à 400 Wp.

Met de nog zeer voorlopige cijfers voor de 1e helft van 2023 kwam er een fikse sprong omhoog, en bereikte het systeemgemiddelde vermogen bij de residentiële projecten een zeer hoog niveau van 4,64 kWp gemiddeld. Latere revisies kunnen dat cijfer nog flink veranderen, en ook het uiteindelijke jaarcijfer kan hier behoorlijk van verschillen.

Op provinciaal niveau, hier verder niet getoond, is goed zichtbaar, dat Noord Brabant, met haar talloze grote huizen (met veel zonnepanelen), een flinke opwaartse druk uitoefent bij het gemiddelde voor het eindejaars-volume. Dat was in de eerste jaarhelft van 2023 al 3,90 kWp per woning. In buurprovincie Zeeland en in Noord-Holland is het het laagst, 4,32 kWp per woning. Ook belangrijk bij de impact vanwege de hoge aantallen woningen zijn de provincies Overijssel en Limburg (4,25 resp. 4,24 kWp/woning), en Gelderland en Drenthe, waar het gemiddelde tevens hoog ligt (4,06 kWp/woning).

Bij de jaargroei cijfers zijn Overijssel en Noord-Brabant in 2022 de provincies met de hoogste gemiddelde systeemcapaciteiten bij de woningen, 4,95 kWp, resp. 4,83 kWp gemiddeld. Gevolgd door Drenthe en Limburg (4,76 resp. 4,75 kWp). Noord-Holland staat bij het gemiddelde op de laagste trede, met 3,64 kWp bij de nieuwe installaties op woningen in 2022.


Direct naar inhoudsopgave


Ontwikkelingen op het gebied van hoofd-regio, en van provincies

(1) - (4) Niet gereviseerd. Zie grafieken in eerste publicatie met deze grafieken (status 18 juli 2018). Het belang van deze kunstmatige indeling wordt niet hoog geacht, en wordt dus niet verder vervolgd.


(5) Evolutie van PV installaties per provincie

Zie ook exemplaar cijfers tm. 2021 (31 mei 2022)
Categorie "onbekend" bovenaan = "niet in te delen". CBS omschrijft dit als: "door een gebrek aan
informatie of door onjuiste informatie is een toedeling aan een bepaalde provincie niet altijd mogelijk".
Het gaat om een zeer kleine "rest" categorie, met marginale volumes.

In deze eerste van een serie vergelijkbare stapel-grafieken is altijd de sorteervolgorde gebaseerd op het meest recent getoonde (deel van een) kalenderjaar, helemaal rechts (in deze serie zijn dat de eerste resultaten voor de eerste jaarhelft van 2023). Waarbij de meest impact makende provincie altijd onderaan staat, en de minst contribuerende bovenaan. Daar bovenop komt nog het segment "onbekend", en helemaal bovenaan wordt het totale jaarvolume getoond. Voor het laatst getoonde kalenderjaar (segment) zijn ook de waarden voor de afzonderlijke provincies zichtbaar gemaakt. De kolommen van de eerdere jaren worden "mee gesorteerd" (de kleur / provincie volgorde is overal hetzelfde), en kunnen dus een andere rating volgorde laten zien dan in het laatste jaar, omdat er regelmatig verschuivingen in de ratings optreden, van jaar tot jaar. De mate van verschuivingen hangt ook van de getoonde parameter af, sommige geven een stabiel beeld, andere wijzigen frequenter en/of forser van jaar tot jaar.

In deze grafiek wordt de verdeling van de aantallen installaties over de provincies getoond, zoals CBS die heeft berekend via hun nieuwe cijfer systematiek. De totalen per jaar zijn vetgedrukt boven de kolommen weergegeven. Detail- en totaal cijfers voor 2021 zijn definitief, die voor 2022 zijn "nader voorlopig". De data voor de eerste jaarhelft van 2023 zijn helemaal rechts toegevoegd en nog zeer voorlopig. Er zijn aan het eind van juni 2023 al ruim 2,6 miljoen PV installaties bekend, bij het CBS. Bij dit criterium is de rating volgorde bij de provincies niet gewijzigd t.o.v. de voorgaande update van 31 mei 2022, behalve voor het koppel Utrecht en Overijssel, waarvan de volgorde is gewisseld.

Van onder naar boven bezien, zijn vier provincies degenen met de grootste aantallen PV projecten. Noord-Brabant (kampioen, bijna 423 duizend medio 2023, 16,0% van totaal volume), Zuid-Holland (bijna 414 duizend, 15,7%), Gelderland (bijna 350 duizend, 13,2%), resp. Noord-Holland (bijna 327 duizend, 12,4%). Deze eerste vier grote provincies, allen met forse stedelijke agglomeraties, claimen gezamenlijk ruim 1,51 miljoen installaties, ruim 57% van het totaal. De rest van de provincies heeft aandelen van 8,0% (Limburg) tot slechts 2,6% (Flevoland). De verhouding van Noord-Brabant t.o.v. Flevoland is een factor 6,1 bij de aantallen PV installaties (dit was in 2021 ook nog een factor 6,1, in 2020 5,7, in 2019 5,3, in 2018 4,7, in 2017 nog 4,4). Het verschil tussen de 2 extremen wordt dus gaandeweg groter, al is het even gestabiliseerd.

We zullen verderop zien, dat de verhoudingen bij de capaciteiten nogal anders liggen (sectie 6).

De Compound Annual Growth Rate (CAGR) voor de aantallen installaties is in de periode 2012 tm. 2022 inmiddels neergekomen op gemiddeld 39,8% per jaar voor heel Nederland. In de periode 2012 tm. 2020 was dat nog 40,4% per jaar. Hierbij treden er verschillen op tussen de provincies, van gemiddeld 36,8% (Limburg) tot 43,8% per jaar (Zeeland).

445 PV installaties konden medio 2023 door het CBS om onduidelijke redenen nog niet worden toegekend aan 1 van de 12 provincies (klein oranje segmentje bovenaan).

Ratings in voorgaande jaren kunnen anders zijn geweest. De kleurcodes in deze grafieken zijn gekoppeld aan de provincies, de rating van het laatst getoonde jaar (in dit geval medio 2023) wordt hier als uitgangspunt gebruikt voor de sortering van groot (onder) naar klein (boven).


Direct naar inhoudsopgave


(6) Evolutie van PV capaciteit per provincie

Zie ook exemplaar cijfers tm. 2021 (31 mei 2022; data 2022-2023 H1 in huidige exemplaar geïnsereerd)

De voorlopige resultaten voor het volle kalenderjaar 2022 zijn rechts toegevoegd (en vervangen de voorgaande data voor het 1e half-jaar), evenals, helemaal rechts, de eerste waarden voor medio 2023. Waarbij de absolute aandelen per provincie zichtbaar zijn gemaakt. Volgorde wijzigingen bij de provincies sedert de update van 31 mei 2022: Utrecht en Fryslân zijn van plaats gewisseld. De cijfers voor EOY 2021 zijn definitief, de data voor 2022 nog nader voorlopig. Cijfers voor medio 2023 zijn nieuw, en nog zeer voorlopig.

De groei in 2020 tm. 2022 is spectaculair geweest. Het einde-jaars volume in 2020 was 54% hoger dan EOY 2019. In 2021 is hier nog eens 3.715 MWp bijgekomen (ruim 33% toename sinds EOY 2020). De groei in 2022 was, met nog nader voorlopige cijfers, een record van 4.777 MWp (nog eens 32% groei t.o.v. EOY 2021), met, naar verwachting, later nog wat wijzigingen te verwachten. In het eerste half-jaar is alweer 2.812 MWp toegevoegd, maar de verwachting is dat de 2e jaarhelft een compleet ander beeld zal laten zien, waardoor een "potentieel recordjaar" beslist niet als gegeven mag gelden.

De vier provincies met de grootste impact in volgorde van "groot naar klein(er)" zijn, medio 2023: Noord-Brabant (3.814 MWp, 17,0% van totaal volume, en de eerste Nederlandse provincie die achtereenvolgens 1 GWp (2019), 2 GWp (2021), resp. 3 GWp (2022) aan PV capaciteit had geaccumuleerd, en inmiddels hard op weg is richting de 4 GWp*). Vervolgens de drie volgers met medio 2023 ook al (ver) over de 2 GWp op hun grondgebied. Gelderland (medio 2023 2.866 MWp, 12,8%), Zuid-Holland (2.640 MWp, 11,8%), resp. Noord-Holland (2.112 MWp, 9,4%). Gezamenlijk claimen deze vier provincies 11.432 MWp, 51,0% van het totale volume van 22.412 MWp (medio 2021 was dat nog 49,9%). Dus minder sterk dan bij de aantallen installaties (figuur paragraaf 5: ruim 57%). Dit komt, omdat de capaciteit van hoge impact makende grotere projecten over meerdere "andere" provincies is verdeeld, met grote agrarische oppervlaktes waar bijvoorbeeld grote zonneparken op kunnen worden gebouwd. Daarmee is het gezamenlijke aandeel van alleen deze "grote 4" iets beperkter bij deze parameter. Maar wel al over de helft van het totaal.

Blijvend opvallend is de positie van Groningen. Bij de aantallen PV installaties nog op de 9e positie. Bij de gerealiseerde capaciteit echter op de 7e plek, met 1.567 MWp (7,0% van totaal). Diverse grote zonneparken zijn inmiddels in Groningen opgeleverd, en 7 van de 25 grootste netgekoppeld opgeleverde zonneparken momenteel bekend bij Polder PV, bevinden zich in Groningen. Drenthe en Flevoland hebben er elk 4 in de top-25.

Vier provincies sluiten de achterhoede met grofweg vergelijkbare volumes, in afnemende omvang: Utrecht, Fryslân, Flevoland en rode lantaarndrager Zeeland hebben volumes tussen de 1.199 en 866 MWp (5,3% - 3,9% van totaal volume, medio 2023).

Duidelijk is ook, dat, op Zeeland na, 11 van de 12 provincies al (veel) meer dan 1 GWp aan PV capaciteit binnen hun grenzen hadden staan. In 2020 waren het er nog vier, in 2019 had alleen Noord-Brabant meer dan 1 GWp geaccumuleerd. Noord-Brabant is inmiddels als enige provincie de 3 GWp ver voorbij, Gelderland en Zuid- en Noord-Holland hebben al (ver) over de 2 GWp.

De Compound Annual Growth Rate (CAGR) voor de PV capaciteit is in de periode 2012 tm. 2022 inmiddels neergekomen op gemiddeld 52,5% per jaar voor heel Nederland (tm. 2020 was dat nog 57,6%/jr). Waarbij er verschillen tussen de provincies zijn opgetreden tussen de 47,7%/jaar (Limburg) en 60,9% per jaar (Groningen !). De gemiddelde groei bij de capaciteit is dus veel hoger geweest dan bij de aantallen installaties (39,8%/jr nationaal, extremen bij provincies tussen de 36,8 en 43,8%), en is een duidelijke indicator voor de enorme schaalvergroting van projecten in de Nederlandse solar sector.

Er is ook nog een klein contingent wat nog niet aan een provincie toegewezen kon worden, het gaat daarbij om ongeveer 28,8 MWp capaciteit (flinterdun oranje segment bovenaan de kolom voor medio 2023).

De verhouding van de volumes in Noord-Brabant t.o.v. Zeeland is een factor 4,4 (vorige updates, factor 4,6, 4,8, 3,7, 4,2, resp. 4,4). Bij de aantallen PV installaties was de verhouding tussen de "grootste" en de "kleinste" impact makende provincie een factor van 6,1. Er is dus "iets minder ongelijkheid" tussen de provincies als het om de opgestelde capaciteit gaat. Maar het verschil blijft desondanks groot, wat zeker in tijden van forse groei met zeer grote rooftop, en, vooral, bij grondgebonden installaties, alles heeft te maken met beschikbaarheid van dak-potentieel (in Noord-Brabant met o.a. grootschalige realisaties in Tilburg, Son en Breugel, Moerdijk, Oosterhout, Etten-Leur, én op de vele honderden grote boerderijen zeer grote dak oppervlaktes beschikbaar), af te schrijven landbouw- en andere beschikbare gronden, én natuurlijk ook met progressief provinciaal en gemeentelijk beleid.

De in een eerdere update nog te berde gebrachte optimistische uitspraak, dat Brabant nog nagenoeg geen netcapaciteit problemen had, is snel door de harde realiteit ingehaald. Enexis heeft al in vrij korte tijd in een groot deel van de regio in Brabant en Limburg problemen met de infrastructuur gekregen, vanwege de talloze plannen voor met name zonneparken, en kennelijk al contractueel vastgelegde reserveringen voor grote hoeveelheden net capaciteit. Medio juni 2021 waren al vijf regio in deze 2 provincies volledig op slot gegaan. Momenteel is op de netcapaciteit kaart "invoeding" van Netbeheer Nederland vrijwel geheel zuid-oost Nederland rood-gekleurd, met enkele oranje gekleurde "congestie onderzoek" enclaves. De situatie op de nationale stroommarkt kan dus snel, en ingrijpend wijzigen.

* In een eerdere analyse van de gegevens van Liander tot en met het tweede kwartaal van 2020, werd door mij opgemerkt, dat in dat netgebied provincie Gelderland als eerste "officeel gemelde" provincie door de 1 GWp grens was heen gebroken. Maar dat ik al had voorzien dat Noord-Brabant al veel hoger zou moeten zitten. Dat wordt in de huidige analyse duidelijk her-bevestigd: Noord-Brabant zat eind 2021 op een veel hoger niveau (2,58 GWp), dan Gelderland (1,89 GWp), een factor 1,4 verschil. Dat is medio 2023 marginaal terug gelopen naar een factor 1,3.


Direct naar inhoudsopgave


(7) Evolutie van aantallen PV installaties in provincies - segmentatie woningen / niet-woningen

Zie ook exemplaar cijfers tm. 2021 (31 mei 2022; data 2022-2023 H1 in huidige exemplaar geïnsereerd)

Als we voor de provincies de zaken uit elkaar gaan trekken voor woningen (grote grafiek), en "niet woningen" (installaties schuil gaand achter het hoofdje "economische activiteiten", inset linksboven), zien we weer opvallende divergenties ontstaan in de patronen van de verdelingen. Divergenties tussen "woningen" en "niet-woningen".

De volgorde en relatieve verhoudingen voor aantallen installaties bij alleen woningen is, globaal genomen, vergelijkbaar als bij de totalen, grafiek paragraaf 5, wat aangeeft dat bij deze parameter woningen een dominante stempel (zijn gaan) drukken op de totale volumes. Ook t.o.v. de update van 31 mei 2022, is de volgorde bij woningen niet gewijzigd.

De vier provincies met de hoogste impact (NB, ZH, Gld en NH) hebben hier een aandeel van 1.407.060 installaties, ruim 57% van het totaal voor alleen woningen (2.450.172). Vergelijkbaar met de impact bij alle installaties. Noord-Brabant heeft medio 2023 reeds 6,0 maal zoveel installaties als Flevoland op woningen, wederom vergelijkbaar met de verhouding bij alle installaties bij elkaar (residentieel + bedrijven). Er zijn 349 residentiële projecten die nog niet konden worden toegewezen aan een provincie (flinterdunne oranje streepje bovenaan de totaal kolom voor medio 2023).

Kijken we naar de "niet-woningen" / installaties schuilgaand achter "economische activiteiten", in de inset, is vooral de volgorde van de provincies anders in de lagere regionen. Helaas kunnen we, vanwege het vigerende onderzoek naar een nieuw soort toewijzing van installaties door het CBS, alleen tm. 2020 de resultaten zien, dus gaan we hier uit van 2020 voor een vergelijking. Noord-Brabant heeft eind 2020 de meeste bedrijfsmatige installaties, 20.684 exemplaren op een totaal van 116.237 (17,8%). Overijssel (11.138) en Limburg (8.529) volgen het grote eerste viertal op afstand. Utrecht (7.352) is al in een oudere update een plaats in de rating gestegen ten koste van Fryslân (6.183). De volgorde bij de laagst presterende provincies is iets verschillend van de situatie bij de installaties op woningen, de volgorde van provincies Groningen en Drenthe is omgekeerd. In Flevoland is het aandeel van de 3.214 bedrijfsmatige projecten slechts 2,8% van het totaal voor die categorie in heel NL. Ook waren er eind 2020 9 PV installaties die nog niet aan een provincie konden worden toegewezen.

Bizarre neerwaartse bijstellingen 2020

Wie deze grafiek vergelijkt met het exemplaar van 9 juli 2021, ziet een forse neerwaartse bijstelling van alle aantallen installaties in het bedrijfs-segment, voor het jaar 2020. In totaal is de teruggang 8,6% geweest (van 127.132 exemplaren in de update van 9 juli 2021 naar nog maar 116.237, 10.895 installaties minder in het huidige exemplaar van 17 november 2023!). Het CBS laat zich niet uit over deze ronduit opmerkelijke neerwaartse bijstellingen. Ik vermoed dat er flinke correcties zijn geweest in het aantal installaties aanvankelijk toegewezen aan ZZP-ers, sowieso een categorie waar moeilijk de vinger achter is te krijgen. Maar dat is vooralsnog speculatie. Feit blijft, dat het aantal installaties in het segment economische activiteiten fors naar beneden is bijgesteld voor dat jaar.

Ook opmerkelijk aan deze neerwaartse bijstelling in het segment economische activiteiten is, dat bij de capaciteit de totaal volumes voor 2020 juist zijn opgehoogd, bij een minder hoog aantal installaties (zie verderop). En bij de residentiële projecten (grote grafiek) zijn de aantallen, én de totale capaciteit, in de huidige update voor het jaar 2020 ook allen toegenomen t.o.v. de update van 9 juli 2021.

De 4 provincies met de hoogste impact (NB, Gld, ZH, en NH), claimen bij de "niet-woningen" eind 2020 63.860 installaties, bijna 55% van totaal, vergelijkbaar aan het aandeel bij alleen woningen (56% in 2020). De verhouding tussen de "beste" (NB) en "slechtst presterende" provincie (Flevoland), was eind 2020 een factor 6,4. Deze ratio was eerder nog 5,8 in de update tm. 2019, 5,3 in de update tm. 2018, en nog maar 4,8 in de update tm. 2017. Het verschil bij de "niet-woningen" is groter, dan met deze verhouding bij alleen woningen (factor 5,6, eind 2020). Weer een andere indicator, dat door de enorme groei in de bedrijfs-sector, niet alleen de absolute volumes daar sterk toenemen, maar dat daardoor ook regionale verschillen worden uitvergroot (tussen regio met veel en die met veel minder activiteit op bedrijfsmatige daken en op de grond).


Direct naar inhoudsopgave


(8) Evolutie van PV capaciteiten provincies - segmentatie woningen / niet-woningen

Zie ook exemplaar cijfers tm. 2021 (31 mei 2022; data 2022-2023 H1 in huidige exemplaar geïnsereerd)

Grafiek, vergelijkbaar aan degene getoond in de vorige paragraaf, maar ditmaal met de PV-capaciteit (MWp) i.p.v. met de aantallen zonnestroom genererende installaties. Ook in deze grafiek weer significante verschillen, zowel t.o.v. de vergelijkbare grafieken voor de aantallen installaties, als bij een vergelijking tussen de categorieën "woningen" (grote grafiek) resp. "niet-woningen" (inset linksboven). CBS heeft ditmaal wél de capaciteits-ontwikkeling voor de jaren 2021 tm. 2023 H1 getoond. Met dien verstande, dat er mogelijk nog enige effecten zichtbaar zullen worden, als hun gewijzigde "toewijzings-operatie", die vooral veel effect zou hebben bij de aantallen installaties, doorgevoerd zal zijn (lees: pending).

Bij woningen is, het blijft saai, het zwaar agrarische Noord-Brabant wederom kampioen. Die provincie heeft naast zeer veel landbouwgrond, ook een behoorlijke serie flinke steden, waar grote activiteit is (geweest), met zonnepanelen bij particulieren. Dit heeft tot deze eerste positie geleid, al sedert eind 2017. Met medio 2023 inmiddels 1.682 MWp (in de vorige update voor eind 2021 nog 985 MWp), wat 17,7% is van het totale volume bij woningen (9.516 MWp). Dat aandeel is zelfs alweer verder gestegen, in 2020 was het nog bijna 17%, in 2019 16%, in 2018 was het bijna 15%. Noord-Brabant was ook de eerste provincie die bij uitsluitend het residentiële marktsegment al meer dan 1 GWp had ge-accumuleerd, begin 2021. Gelderland is haar eerder bereikte positie op de 2e plek kwijtgeraakt aan Zuid-Holland (wederom: veel steden), met, medio 2023, 1.375 MWp (14,4% van totaal). Pas dan volgen Gelderland (1.322 MWp / 13,9%) en Noord-Holland (1.043 MWp / 11,0%).

Gezamenlijk claimen deze vier provincies halverwege 2023 inmiddels 5.422 MWp, alweer 57% van het totale volume voor woningen, wederom een lichte vergroting van het aandeel t.o.v. 2020 (55%), 2019 (bijna 54%), resp. 2018 (bijna 52%). De volgorde van de provincies is gewijzigd t.o.v. de update van mei 2022 (status tm. EOY 2021): Zuid-Holland en Gelderland zijn van plaats gewisseld. In vergelijking met de totale volumes van alle installaties (paragraaf 6), is de volgorde omgekeerd (daar Gelderland meer capaciteit dan ZH). Ook de posities van de koppels Limburg en Overijssel, Groningen en Drenthe, resp. Flevoland en Zeeland, is bij de totale volumes capaciteit andersom. Bovendien staat Utrecht twee posities lager bij de totale volumes. De impact van een zeer hoog volume aan residentiële installaties in die provincie doet zich gelden bij de vergelijking met alleen woningen.

De verhouding van de "best" presterende provincie, Noord-Brabant t.o.v. de "slechtst presterende", Flevoland (slechts 253 MWp) is een sterk toegenomen factor 6,7 bij woningen (dat was in 2021 nog een factor 6,4, in 2020 factor 6,0, in 2019 factor 5,5, in 2018 zelfs nog factor 5,1). Waarschijnlijk komt dit door relatief grotere - en erg veel - particuliere daken in Noord-Brabant, in combinatie met de "frenzy" aan plaatsingen bij particulieren door het hele land, in de laatste jaren.

De Compound Annual Growth Rate voor de sector woningen was in de periode 2012-2022 gemiddeld 46,0% per jaar. Een fenomenale prestatie. Bij de provincies stak Gelderland hier nog bovenuit, met maar liefst gemiddeld 48,8% groei per jaar in die periode. Fryslân deed het het "slechtst", met maar 42,0% gemiddelde groei per jaar.

Er is bij de PV installaties op woningen ook nog een zeer klein volume wat nog niet aan "een" provincie toegewezen kon worden (oranje "splinter" bovenaan kolom, 819 kWp medio 2023).

Intermezzo 2 - "Hoeveel PV op woningen ? - extrapolatie 2023"

In de update van 10 december 2020 ben ik eerder al ingegaan op de claim "1 miljoen woningen met zonnepanelen" in Nederland. Zie die analyse voor onderbouwd commentaar op die stellingname. In opvolgende intermezzo's in de detail analyses ben ik verder ingegaan op deze materie (9 juli 2021, 31 mei 2022).

In dit nieuwe intermezzo laat ik wederom een nieuwe, bijgewerkte prognose grafiek zien voor de mogelijke evoluties in uitsluitend de residentiële sector, met extrapolaties naar eind 2023 en 2024. De huidige exemplaren zijn gebaseerd op de meest recente CBS cijfers tot en met 2022. Vanwege alle onzekerheden rond het effect van een "kopers-staking" in de tweede jaarhelft van 2023, zijn extrapolaties gewaagd, en zeer onzeker. Aangezien het vaststellen van de aantallen installaties voor het segment economische activiteiten momenteel bij het CBS onder revisie is sedert (minimaal) 2021, heeft het weinig zin om daar een nogal gewaagde voorspelling op te doen, wat de aantallen betreft. Die zijn dan ook ditmaal weggelaten in onderstaand diagram.

De "best-fit" trendlijnen door de curves (stippellijnen in dezelfde kleurstelling) zijn 2e resp. 5e graads polynomen berekend door Excel, die de "mogelijke groeipaden tm. 2023 (en 2024)" laten zien. Aan de licht-groene cirkels is te zien, dat er al totaal 1 miljoen installaties bekend waren bij het CBS in ongeveer het vierde kwartaal van 2019 (zwarte curve). De logische extrapolatie voor alleen de sector "woningen" (rode curve) komt uit op het behalen van diezelfde belangrijke piketpaal vroeg in het eerste kwartaal van 2020, en niet pas "in de zomer van 2020", zoals eerder door DNE Research werd geclaimd (en wat door velen blind werd gekopieerd).

Voor de claim van de Klimaatakkoord website, dat "op 30 augustus 2021 de anderhalf-miljoenste woning van zonnepanelen is voorzien", lijkt, zoals in de broodtekst van deze analyse reeds gememoreerd, achteraf bezien een aardige afschatting te zijn geweest, al is dat moment vermoedelijk toch wat later in het jaar geweest (maar: onbewijsbaar, bij gebrek aan nauwkeurige micro-data voor de Nederlandse markt evolutie).

Voor het bereiken van de 2 miljoen installaties piketpalen heb ik vertikale lijnen gezet rond de ge-intrapoleerde punten (donkergroene cirkels). De residentiële markt (woningen) heeft vermoedelijk in het 3e kwartaal van 2022 de 2 miljoen installaties bereikt; de totale markt waarschijnlijk reeds voor medio 2022.

Nog iets verder in de toekomst kijkend, bij het vervolgen van de potentiële groei lijnen, zou de derde miljoen installaties piketpaal voor woningen mogelijk in het eerste kwartaal van 2024 bereikt kunnen gaan worden, bij een laag groei scenario (en nog geen rekening houdend met een "markt instorting in de tweede jaarhelft van 2023 en mogelijk later). Voor de totale markt zou met dat lage-groei scenario het aantal van 3 miljoen installaties mogelijk al gepasseerd kunnen zijn in het derde kwartaal van 2023.

Omdat de CBS cijfers voor 2022 en later nog (fors) kunnen wijzigen, hangt het sterk van die nieuwe data, en van de werkelijke effecten op de residentiële markt af, wat voor scenario voor de "3 miljoen installatie piketpalen" zal gaan uitkomen. Het heeft niet veel zin om daar in detail over te speculeren, vanwege de toegenomen grote onzekerheden in de marktverwachtingen, en een blijvend wispelturig opererende overheid.

Een vergelijkbare grafiek voor de capaciteiten heb ik hier achterwege gelaten, vanwege de forse onzekerheden rond de progressie van de residentiële markt, de tegenvallende cijfers in het VertiCer dossier voor de projecten-markt, en de nog zeer voorlopige, en waarschijnlijk fors bij te stellen eerste half-jaar cijfers voor capaciteit bij het CBS. Pas in een later stadium kunnen we een wat beter zicht krijgen over de daadwerkelijke markt potenties in het niet-residentiële segment.

Economische activiteiten ("niet-woningen")

Bij de categorie "economische activiteiten / niet-woningen" (inset in de boven het 2e Intermezzo weergegeven grafiek) is de volgorde wederom anders t.o.v. die bij woningen. Hij verschilt bovendien sterk van de volgorde bij de aantallen PV installaties binnen deze categorie (paragraaf 7). Ten opzichte van de status update van 31 mei 2022 is Zuid-Holland 2 plaatsen geklommen (o.a. veel activiteit met grote daken in het Rotterdamse havengebied), Noord-Holland is, opvallend, van de 4e naar de 7e plek weg-gezakt, Drenthe is juist gestegen van de 8e naar de 5e plaats (met name door toevoeging van enkele grote zonneparken), en, tot slot, zijn Fryslân en Flevoland van plek verwisseld. Nogal wat wijzigingen, dus.

Er zijn flinke volumes toegevoegd bij de capaciteits-cijfers voor de klasse economische activiteiten in de afgelopen jaren, wat deels door zeer veel (grote) PV-daken komt, maar vooral ook de toevoeging van een opmerkelijke serie grote(re) zonneparken. Het totale volume voor het bedrijfsmatige segment groeide door deze activiteiten tussen EOY 2020 en eind 2021 met bijna 36%, en tussen EOY 2021 en eind 2022 met nog eens 29%. Het eerste half-jaar van 2023 liet ook alweer een toename zien van 11,4%, t.o.v. EOY 2022. De markt is wel aan het afkoelen, vooral vanwege de enorme problemen met wijdverbreide netcongestie op de middenspannings-netten.

Noord-Brabant blijft haar hegemonie in deze sector wederom bewijzen, met, als eerste provincie in Nederland medio 2021 al fors meer dan 1 GWp, en medio 2023, wederom als eerste, meer dan 2 GWp, preciezer, 2.132 MWp van de totaal 12.896 MWp bij "niet-woningen" (16,5% van totaal, in 2020 lag dat aandeel nog op 17,1%, in 2019 en 2018 op 17,2%, resp. 16,7%). Dat is grotendeels te wijten aan de talloze grotere boerderij complexen met zonnepanelen in deze agrarische provincie (groot deel in de intensieve veehouderij), bovenop een aantal zeer grote rooftop projecten in distributie centra zoals Tilburg, en de vele "klassieke bedrijfsmatige" projecten in de steden, én reeds meerdere gerealiseerde grotere zonneparken. Geen enkele andere provincie komt in de buurt, ook op dit punt niet. Gezien de zeer snelle groei van de claims op netcapaciteit voor grootverbruik in Noord-Brabant, en een groot aantal zonnepark plannen, waarvan een deel al een (of meer) SDE beschikking(en) heeft ontvangen, is de verwachting dat deze provincie in absolute zin haar positie verder zal gaan verstevigen. De relatieve stijging tussen de eindejaars-volumes is echter al snel afgenomen in deze provincie. In 2020-2021 lag dat nog op een niveau van ruim 41%, in 2021-2022 op 27%, en in de eerste jaarhelft van 2023 nog maar 8%, op de op 2 na laatste plaats bij de relatieve groei percentages. Het kan dus snel verkeren in het gerealiseerde uitbouw-tempo, wat sterk wordt bepaald door de lokale (net) condities. In de eerste jaarhelft van 2023 was ditmaal Flevoland kampioen, met een toename van 26% in het segment economische activiteiten. Vermoedelijk deels het gevolg van de oplevering van de grootste deel installatie(s) van het enorme Flevonice project te Biddinghuizen.

Op de 2e plaats in de absolute capaciteit rating staat provincie Gelderland, in 2021 de 2e provincie met meer dan een GWp in het bedrijfs-segment, met medio 2023 inmiddels 1.544 MWp (12,0% van totaal volume). Tussen EOY 2021 en eind 2022 steeg de capaciteit met bijna 26%, in het eerste half jaar van 2023 nog maar 10%. Op de derde trede vinden we Zuid-Holland, met 1.265 MWp (9,8% van totaal volume), een toename van 29% tussen 2021 en 2022, en 14,5% in het eerste half-jaar van 2023.

In een voorgaande update was de grote verrassing (behalve voor insiders) provincie Groningen, die, met name door de oplevering van (zeer) grote nieuwe zonneparken in deze provincie, sedert het eerste grote exemplaar, het 30,8 MWp grote project Sunport Delfzijl, eind 2016 aan het net werd gekoppeld, in de hogere regionen van deze rating is terechtgekomen. Het jaarlijkse groeitempo is wel flink afgenomen, van 116% tussen 2019 en 2020, ruim 21% tussen 2020 en 2021, en bijna 12% tussen 2021 en 2022. In het eerste half-jaar van 2023 veerde het weer op, met een toename van bijna 17%, vanwege de in de eerste jaarhelft opgeleverde Groot Roodehaan (Novar) en Pekela (Solar Proactive / ILOS) zonneparken. Goed om te beseffen, dat deze provincie in de rating voor alleen woningen pas op de 10e plaats komt, medio 2023. Beduidend verschillend van de situatie bij het segment "economische activiteiten".

Noord-Holland is uit de top vier verdwenen, en zelfs flink weggezakt, naar de 7e plek.

Gezamenlijk claimen de vier grootste provincies in deze vergelijking, NB, Gld, ZH & Gr, 6.112 MWp, 47,4% van het totale volume bij "niet-woningen", medio 2023. Dat is beduidend minder dan bij de categorie woningen (57% voor halverwege 2023), wat het gevolg is van de aanwezigheid van grote bevolkingscentra met veel woningen (deels met PV) in drie van de vier meest impact makende provincies. Het aandeel van "de grote vier" is ook een stuk minder dan bij de aantallen installaties op bedrijven (bijna 55%, medio 2023, vorige paragraaf, inset in grafiek). Dit is een teken, dat de grotere projecten ook "elders" in Nederland worden gevonden, wat goed rijmt met het feit dat de grote zonneparken, die zeer grote hoeveelheden capaciteit inbrengen, in de eerste jaren vooral in het buitengebied zijn aangelegd, met name in Noordoost Nederland. Buiten Groningen zijn dat inmiddels Drenthe, Flevoland, Gelderland, Noord-Brabant, en Overijssel. Zie de provinciale verdeling grafiek in de analyse Polder PV, van gerealiseerde grondgebonden installaties.

Groningen wordt halverwege 2023 gevolgd door Drenthe, Overijssel en Noord-Holland, met de volgende capaciteiten, en groeipercentages in 2021-2022, resp. in de eerste jaarhelft van 2023 tussen haakjes: 1.113 MWp (59%, 11%), 1.074 MWp (24%, 6%), resp. 1.068 MWp (26%, 8%).

Limburg en Flevoland volgen dit drietal op, met 894 resp. 838 MWp geaccumuleerd vermogen, eind juni 2023, en toenames van 25% en bijna 57% in 2021-2022, resp. 13% en 26% in de eerste jaarhelft van 2023.

Tot slot, volgt in de categorie economische activiteiten het drietal hekkensluiters, Fryslân, Zeeland en Utrecht. Met medio 2023 676, 588, resp. 506 MWp. De groei percentages waren in 2021-2022 achtereenvolgens, 14%, 36% resp. 26%. En in het eerste half-jaar van 2023 6%, 15%, resp. 10%.

Fryslân en Overijssel waren, met de reeds genoemde 6% in de eerste jaarhelft van 2023, de "langzaamste relatieve groeiers" op het vlak van capaciteitsgroei bij de economische activiteiten, na Noord-Holland en Noord-Brabant. De hoge groei van 26% in Flevoland werd deels veroorzaakt door ingebruikname van het grootste deel van het Flevonice project te Biddinghuizen (gem. Dronten). Uiteraard kunnen verhoudingen tussen de provincies in komende overzichten en bijstellingen daarvan, zeker over het hele kalenderjaar 2023 genomen, weer gaan wijzigen, dit blijven immers "moment" opnames.

De verhouding van de "best" presterende provincie, Noord-Brabant t.o.v. de "slechtst presterende", Utrecht is in de rating voor bedrijfs-matige capaciteit medio 2023 een factor 4,2 geworden. Dat was in 2021 nog een factor 4,5, in 2020 4,2, in 2019 3,7, in 2018 3,4, en is dus, na langere tijd te zijn toegenomen, in het eerste half jaar van 2023 weer wat afgenomen. Deze verhouding is echter beduidend kleiner dan tussen de extremen bij installaties op woningen (factor 6,7).

De Compound Annual Growth Rate voor de sector "economische activiteiten" was in de periode 2012-2022 gemiddeld 60% per jaar. Dat ligt dus nog steeds veel hoger dan het gemiddelde in de residentiële sector (46%), wat goed aangeeft hoe hard de "bedrijfsmatige" projecten markt op het gebied van capaciteit is gegroeid. Weinig landen kunnen over zo'n lange periode zulke hoge gemiddelde groeicijfers laten zien op het vlak van PV.

Er is, tot slot, ook nog een klein volume installaties op bedrijven wat (nog) niet aan "een" provincie toegewezen kon worden (oranje "splinter" bovenaan kolom, met een volume van bijna 28 MWp, medio 2023. Dat segment is op deze schaal nauwelijks zichtbaar in de grafiek.


Gemiddelde systeemgroottes

Uit de data voor de grafieken met de aantallen projecten (paragraaf 7), en de capaciteiten (deze paragraaf), zijn de evoluties van de gemiddelde systeemgroottes te bepalen. Ook weergegeven in paragraaf 0-j eerder in deze analyse. In de sector woningen nam het systeemgemiddelde toe van 2,56 kWp eind 2012 naar 3,77 kWp eind 2022, en naar 3,88 kWp, medio 2023. Een "beperkte" groei van, gemiddeld, 3,9% per jaar tussen 2012 en 2022 (CAGR berekening). Daken op - relatief kleine Nederlandse - woningen zijn nu eenmaal niet ongelimiteerd met meer zonnepanelen te beleggen, dus de "groei" moet vooral uit de verhoging van het module rendement komen (efficiëntere zonnecellen en module innovaties in de loop van de tijd). Die ontwikkeling gaat al jaren gestaag door, maar heel veel impact zal dat op korte termijn niet hebben op het systeemgemiddelde. Het wordt beslist wel hoger, omdat de laatste tijd een zeer sterke groei van het paneel vermogen is bereikt, door een combinatie van innovatieve technieken op zowel cel- als op module niveau.

Voor de niet-woning markt is het verhaal compleet anders. Daar heeft een gigantische schaalvergroting plaatsgevonden. De capaciteit beperkingen van de oude SDE regelingen zijn grotendeels opgeheven, dus er worden al de nodige jaren daadwerkelijk enorme, dakvullende rooftop projecten opgeleverd, en regelmatig, zeker in afgelopen jaren, het ene na het andere zéér grote grondgebonden project. Die ontwikkelingen jagen het systeemgemiddelde almaar verder omhoog. In mijn maandelijkse besprekingen van de CertiQ, en later, de opvolgende VertiCer rapporten (voor alleen gecertificeerde projecten) wordt dat ook elke keer weer in grafiek getoond (laatste exemplaar van december 2023 alhier, systeemgemiddelde capaciteit al 321 kWp). Op basis van de meest recent bekende CBS cijfers zou landelijk het systeemgemiddelde voor "niet-woningen" zijn gegroeid van 11,1 kWp, eind 2012, naar 57 kWp, eind 2020. Vanwege de nog niet bekende uitwerking van de categorie toewijzing door het CBS vanaf 2021 zijn latere cijfers helaas nog niet bekend. Maar de CAGR voor 2012-2020 geeft al een gemiddelde groei van 22,7% per jaar. Bij woningen zou dat in dezelfde periode zijn neergekomen op 4,1%/jaar, dus een ruim 5 maal zo laag groeitempo bij de capaciteits-ontwikkeling.

Het systeemgemiddelde voor "niet-woningen", eind 2020 56,95 kWp, was toen al een factor 16,1 maal zo groot dan het gemiddelde bij woningen in datzelfde jaar (3,54 kWp). In 2012 was die factor nog maar 4,3 : 1. Bij de totale hoeveelheid projecten komt de gemiddelde groei per jaar over de periode 2012 - 2022 voor de systeemgemiddelde capaciteit uit op 9,1% gemiddeld per jaar (CAGR).


Direct naar inhoudsopgave


(9) Relatieve maatvoeringen en evolutie bij de 12 Nederlandse provincies

In dit deel van deze analyse laat ik weer updates van 2 voor het eerst in 2019 gemaakte nieuwe grafieken zien, waarbij twee relatieve maatvoeringen per provincie worden getoond, met de evolutie door de jaren heen, van 2012 tot en met de nog zeer voorlopige cijfers voor medio 2023.

(a) Evolutie van geaccumuleerde aantal PV-installaties per 10.000 inwoners, per provincie, en voor heel Nederland

Zie ook exemplaar cijfers tm. 2021 (31 mei 2022; data 2022-2023 H1 in huidige exemplaar geïnsereerd)

In deze eerste grafiek is het door het CBS gevonden aantal PV installaties per provincie terug gerekend naar het aantal inwoners in de betreffende provincie. Per kalenderjaar zijn weer de bij CBS bekende aantallen inwoners aan het eind van dat jaar als uitgangspunt genomen, waar aan de aantallen PV installaties vervolgens zijn gerelateerd. Dit geeft een beter beeld van de daadwerkelijke ratio, op hetzelfde tijdstip. Voor de status tm. medio 2023 zijn de laatst bekende data uit de CBS tabel "Bevolkingsontwikkeling; regio per maand" gebruikt (meest recente update: 30 november 2023).

De Y-as toont deze ratio in het aantal PV installaties per 10.000 inwoners, om een beetje voorstelbare getallen te krijgen, in het huidige exemplaar tussen de 1.084 en 2.264 installaties, met de nog zeer voorlopige situatie voor medio 2023. Voor eind 2022 was, met de ook nog steeds nader voorlopige cijfers voor dat jaar, nog sprake van een range tussen de 931 en 2.053 installaties per 10.000 inwoners per provincie. De huidige kampioen op dit punt, Zeeland, is van 2020 tm. 2021 tijdelijk even door Drenthe naar de tweede plaats verwezen, maar in 2022 nam de zonnigste Nederlandse provincie weer onmiskenbaar de kampioens-zetel over, en heeft deze ook medio 2023 niet meer afgestaan. Zeeland stond eind juni 2023, met 2.264 PV installaties per 10.000 inwoners vooraan. Drenthe moet het op dat moment met exact 100 installaties per 10.000 inwoners minder doen: 2.164 exemplaren.

Na de kampioens-positie wissel in 2022, is de volgorde van de provincies gestabiliseerd tot en met de 1e jaarhelft van 2023. Friesland, in 2017 nog op de 5e plaats staand, is sinds dat jaar in een forse versnelling gegaan, is in 2018 daarbij 2 van haar voorgangers net aan voorbij gestreefd, en heeft ze in de periode 2019 - 2023 H1 haar derde positie behouden, met 2.013 PV installaties per 10.000 inwoners, al is het medio 2023 op wat grotere afstand van nr. 2, Drenthe.

Op gepaste afstand van het erepodium, zit het koppel provincie Groningen en Limburg ook nog hoog in de boom. Waarbij eerstgenoemde weer the lead heeft genomen t.o.v. de update van 10 december 2021, met medio 2023 1.895 t.o.v. 1.863 projecten voor Limburg, per 10.000 inwoners. De opvallende toename in 2015 bij Groningen kan voor een aanzienlijk deel aan de toen opmerkelijke effecten van de waardevermeerderings-subsidie regeling toegeschreven worden, waar Polder PV meerdere grafische analyses op los heeft gelaten (zie o.a. dit exemplaar van april 2018, en referenties onderaan). Daarna vlakte de groei wat af, maar in de jaren vanaf 2019 loopt de provincie weer in de pas met een hoog groei tempo bij deze parameter, en heeft ze dus zelfs Limburg halverwege 2021 weer ingehaald.

In de dicht op elkaar liggende volgende "cluster" van 4 provincies in de update van 17 november 2023, is de volgorde als volgt, met de behaalde relatieve aantallen installaties, halverwege 2023: Overijssel (1.660), Gelderland (1.634), Noord-Brabant (1.606), resp. Flevoland (1.558 PV-installaties per 10.000 inwoners).

Nog net boven het landelijke gemiddelde vinden we (sinds 2022) vervolgens provincie Utrecht terug, met medio 2023 1.491 PV-installaties per 10.000 inwoners

Voor de randstedelijke provincies Noord- en Zuid-Holland, is het hoge tempo bij de overige 10 provincies niet bij te houden. Halverwege 2023 eindigen ze met slechts 1.100 resp. 1.084 PV installaties per 10.000 inwoners. Een van de belangrijkste reden voor die lage positie bij deze parameter is de enorme hoeveelheid woningen op hun grondgebied, waarvan grote hoeveelheden in voor zonnestroom normaliter slecht geschikte binnensteden en in hoogbouw is terug te vinden. Collega Randstad provincie Utrecht heeft daarbij echter nog het "geluk" van het hebben van een enorm nieuwbouw gebied, waar grote volumes zonnepanelen direct worden geïmplementeerd. Dat is natuurlijk de (grootste) Vinex lokatie Leidsche Rijn in gemeente Utrecht, waar al een zeer hoog percentage van de daken een PV-installatie blijkt te hebben. Volgens de gemeente zelfs bijna 50%, in 2022. Ook de aanpalende nieuwbouw regio Vleuten-De Meern heeft een hoog aandeel van bijna 38%. Zie het overzicht van gemeente Utrecht, met de status tm. 2022. Voor de gehele gemeente zou de bezettingsgraad van de daken rond de 29% liggen, in 2022. Dat soort hoge volumes "helpen" Utrecht tot op provinciaal niveau, om zich flink te onderscheiden van haar 2 aangrenzende zuster randstedelijke provincies, de twee "Hollanden".

Medio 2023 is het verschil tussen de best en slechtst presterende provincie weer verder afgezwakt tot een factor 2,1. Eind 2021 was dat nog factor 2,4, eind 2020 factor 2,6, eind 2019 factor 2,8. De relatieve verschillen tussen de provincies worden de laatste tijd onderling dus weer wat kleiner. In eerdere jaren was er juist een toename te zien, tot een verschil factor van ongeveer 3,3 in de jaren 2016 en 2017. Dat had toen te maken met de grote discrepanties in de evolutie bij Zeeland en noorder-buur Zuid-Holland.

Het landelijk gemiddelde (zwarte curve) evolueerde van 48 (2012) tot 1.479 PV-installaties per 10.000 inwoners, medio 2023 (nog zeer voorlopige cijfers), een toename met een factor 31. Voorlopig zal die groei nog wel even doorgaan. Eventuele effecten van de plannen om per 1 januari 2025 de salderings-regeling stapsgewijs af te bouwen zullen hierin de meest dominante, in negatieve zin beïnvloedende factor (kunnen) gaan worden. Maar daarvoor is in het eerste kwartaal van 2024, weer het woord aan de Senaat, bij de extreem lang uitgestelde behandeling van het betreffende wetsvoorstel.


(b) Evolutie van geaccumuleerde PV-capaciteit in Wp per inwoner, per provincie, en voor heel Nederland

Zie ook exemplaar cijfers tm. 2021 (31 mei 2022; data 2022-2023 H1 in huidige exemplaar geïnsereerd)

In deze tweede grafiek, die de kaarten tussen de provincies wederom flink schudt, wordt de evolutie van de PV capaciteit per provincie gerelateerd aan het aantal inwoners. De Y-as geeft de eind van het jaar opgestelde capaciteit in Wattpiek PV-vermogen per inwoner weer. Lagen de relatieve waarden in 2012 nog zeer dicht bij elkaar, is de range medio 2023 (puntenwolk helemaal rechts in de grafiek) al fors gedivergeerd. Ten opzichte van eind 2022 tussen de 590 en 2.696 Wp/inwoner, naar medio 2023 alweer tussen de 691 en 3.022 Wp/inwoner, met, sedert 2019, twee nieuwe "top" kandidaten. Goed is te zien dat er grote verschillen zitten in het tempo van de evolutie per provincie. De versnelling resp. vertragingen zijn verhoudings-gewijs beduidend groter geweest dan bij de aantallen installaties per inwoner in de vorige grafiek. Deze zijn meestal gerelateerd aan de oplevering van grote zonneparken binnen deze provincies, die op dergelijke relatieve schalen een flinke impact kunnen hebben.

Was in 2016-2017 Provincie Groningen nog kampioen, vooral veroorzaakt door enkele zonneparken die deze parameter flink omhoog stuwden, wijzigde dit in 2018 sterk door ingebruikname van twee grote zonneparken die in dat jaar in Zeeland aan het net zijn gegaan, waaronder het destijds grootste project, Scaldia (ruim 54 MWp). Die, bij een relatief kleine bevolking, een forse impact bij deze parameter veroorzaken. Groningen sloeg vervolgens weer in 2019 haar slag, maar wist toen net niet het niveau van Zeeland te halen. Dat was echter slechts uitstel van executie, want in 2020 kreeg Zeeland de genadeslag, en werd door de realisatie van slechts enkele grote zonneparken het pleit voor Groningen destijds beslecht, met al een hoge ratio van 1.606 Wp per inwoner. Hierna zakte de steile curve weer wat terug, maar bleef de "gas provincie" nog ruim voor nummer 2, om eind 2021 voorlopig te eindigen op een niveau van 1.960 Wp/inwoner (bijna 2 kilowattpiek). De nieuwe "rising star", Drenthe, in 2019 nog op de vierde plaats, nam in 2021 met 1.803 Wp/inwoner vermoedelijk ook definitief "afscheid" van Zeeland (1.404 Wp/inwoner). En bereikte met stip plek nr. 2, ook weer vanwege de netkoppeling van enkele grote zonneparken, waaronder het toen grootste project Vloeivelden Hollandia als hoge impact makende factor.

Het jaar 2022 was weer een gamechanger. Zowel Groningen als Drenthe kregen er zonneparken bij, maar in Drenthe werd er daarbij maar liefst 3,2 maal zoveel capaciteit geplaatst dan in Groningen. Het gevolg was onherroepelijk, Drenthe ging bij de relatieve maatvoering Wp/inwoner door het dak heen, en eindigde dat jaar voorlopig alweer op een ratio van 2.696 Wp/inwoner, terwijl Groningen op 2.264 Wp/inwoner bleef steken. Die situatie is medio 2023 verder niet gewijzigd, de verhoudingen waren toen (zeer voorlopige cijfers) 3.022 Wp/inwoner in Drenthe, t.o.v. 2.626 Wp/inwoner in Groningen. Drenthe is daarmee de eerste provincie in Nederland, die al door de 3 kWp opgesteld PV-vermogen per ingezetene is, een formidabele prestatie.

In 2022 was er nog een kleine andere, doch nog steeds betekenisvolle wijziging van positie. Flevoland, in 2021 nog iets onder Zeeland staand in de rating, haalde die provincie in 2022 in, en kwam op 1.984 Wp/inwoner uit, iets voor Zeeland. Sterker nog, Flevoland liep daarna nog fors verder uit, en eindigde medio 2023 op behoorlijke afstand op de derde plaats, met relatieve vermogens van 2.433 Wp/inwoner (Flevoland), t.o.v. de 2.213 Wp/inwoner in Zeeland.

Na Zeeland volgt een behoorlijk groot gat, de eerstvolgende provincie die we medio 2023 tegenkomen is Fryslân. Die in 2018 nog de derde plaats claimde bij deze rating, maar halverwege 2023 het, met 1.740 Wp/inwoner, met de 5e positie moet stellen.

Op een weer flink lager niveau dan dit illustere vijftal, zien we vervolgens een cluster van 4 provincies, waarbij de groei per provincie niet heel veel uit elkaar blijkt te liggen, en redelijk gelijk op gaat. Limburg en Overijssel gaan tm. eind 2020 verrassend gelijk op, maar laatstgenoemde weet iets de overhand te nemen, waardoor de verhoudingen medio 2023 op 1.545 resp. 1.530 Wp/inwoner zijn komen te liggen. Noord-Brabant volgt iets lager, met 1.448 Wp/inwoner. Gelderland is het meest "representatief" van alle provincies, omdat het de gemiddelde (zwarte) lijn voor heel Nederland al langere tijd behoorlijk nauwgezet "volgt", al heeft ze vanaf 2021 in positieve zin iets afstand genomen. Halverwege 2023 kwam Gelderland op 1.339 Wp/inwoner uit, 6,8% boven het landelijk gemiddelde.

Achteraan zien we, ver ondergemiddeld, de drie achterblijvers, allen Randstad provincies, Utrecht, Noord- resp. Zuid-Holland, met slechts 861, 712, en 691 Wp/inwoner, medio 2023. Weliswaar is er ook bij deze dichtbevolkte provincies een licht versnelde groei zichtbaar bij deze parameter, sedert 2018, maar deze is duidelijk veel beperkter dan in de overige provincies. De inwoner aantallen zijn zeer hoog, en die drukken de vooruitgang bij de relatieve parameter Wp per inwoner. Bij Noord-Holland is de groei zelfs wat afgevlakt t.o.v. de 2 andere Randstedelijke provincies.

Begin juli 2023 is het verschil tussen de best en slechtst presterende provincie (Drenthe / Zuid-Holland) uitgekomen op een factor 4,4. Deze factor schommelt heen en weer, soms een toename tonend (2014-2016), soms weer afnemend (2018-2019). Eind 2019 was dit nog 4,0, in 2020 5,2, in 2021 4,7, en in 2022 4,6. In ieder geval is het medio 2023 opgetreden verschil een stuk hoger, ruim het dubbele, t.o.v. de factor 2,1 bij het aantal PV installaties per 10.000 inwoners (voorgaande grafiek).

In de zwarte lijn is het gemiddelde voor heel Nederland te zien, wat evolueert van 17 Wp/inwoner in 2012 tot 1.100 Wp/inwoner, eind 2022. En zelfs alweer tot 1.254 Wp/inwoner medio 2023. Een factor 74 maal zo hoog dan 10 en een half jaar daarvoor (!). Wederom is voortdurende schaalvergroting bij de grotere projecten hier het toverwoord, waarbij, uiteraard, de blijvende, zeer hoge groei van de residentiële sector ook een belangrijke extra factor blijft.


Nederland in Europa en de wereld - van rode lantaarndrager naar lichtend pad revisited, maar voor hoe lang?

Met de uiteindelijke 636 Wp/inwoner in Nederland, eind 2020 (415 Wp/inwoner in 2019), had ons land zich in de EU in de top regio genesteld, en wel op een respectabele 2e plaats. Vlak achter voormalig, langjarig wereldkampioen Duitsland, die toen 645 Wp/inwoner had staan. In 2021 werd Duitsland echter van haar troon verstoten, en nam Nederland de eerste plaats in Europa reeds in. Volgens de toenmalige EU Market Outlook rapportages van branche organisatie Solar Power Europe (SPE), had Duitsland toen 722 Wp/capita staan. Voor Nederland werd toen nog behoorlijk te laag ingeschat, het is uiteindelijk in dat jaar alweer 843 Wp/capacita geworden volgens de meest recente CBS cijfers (grafiek hierboven). Al op forse afstand van Duitsland, dus.

Voor 2022 werd door SPE (wederom historisch aangepast) afgeschat op een volume van 815 Wp/capita voor Duitsland, en, nog zeer voorlopig, voor 2023 985 Wp/capita in Nederland. Ook toen werden echter de verhoudingen voor ons land te laag ingeschat. De meest actueel beschikbare cijfers van het CBS leiden tot een ratio van al 1.100 Wp/capita in 2022, en, nog zéér voorlopig voor medio 2023 1.254 Wp/capita. SPE geeft voor 2023 voor Nederland een extreem premature 1.280 Wp/capita op, maar dat zal, gezien de huidige CBS cijfers, en de nog te verwachten extra toe te voegen volumes in de tweede jaarhelft, én de latere te verwachten data correcties, beslist flink opwaarts aangepast moeten gaan worden. In Europa heeft trouwens Denemarken België al enige tijd van de derde plaats verdrongen, volgens het laatste SPE rapport zou dat land in 2023 ook al op 832 Wp/capita zitten.

SPE geeft ook de Global Market Outlook rapportages uit. In het laatste exemplaar van 13 juni 2023 (prognose periode 2023-2027, download hier), wordt nog gewag gemaakt van Australië als wereldkampioen in 2022, bij de ratio Wp per inwoner. Het land zou van 1.048 Wp/capita (2021) naar 1.191 Wp/capita (2022) zijn ge-evolueerd. Op nr. 2 staat Nederland, die volgens die rapportage van 801 naar 1.029 Wp/capita zou zijn gegaan. Zoals we hierboven hebben gezien, waren die cijfers voor Nederland sowieso alweer achterhaald, en werden de verschillen met Australië flink kleiner met de meest recente CBS cijfers (843 resp. 1.100 Wp/capita). Inmiddels zijn er weer recentere data beschikbaar, en wel voor medio 2023, zoals in Polder PV's nagekomen bijdrage van 27 november 2023 verwoord:

Na een korte vakantie heb ik voor Australië ook voor de zekerheid nog terug gekeken bij de nu bekende officiële statistieken, voor zowel de capaciteit ontwikkeling bij de branche organisatie APVI, als voor de "projected end populations" van de hand van het officiële Austalische statistiek bureau, ABS.gov.au. We komen dan voor de volgende twee peildata op deze voorlopige cijfers uit:

Eind juni 2023: 26.606.426 inwoners, 32.291,618 MW**; 1.214 W/capita (vermoedelijk Wp/capita)*

Eind september 2023: 26.782.679 inwoners, 33.027,270 MW**; 1.233 W/capita

** "estimated installed capacity" (dit is een opwaartse bijstelling t.o.v. de tot dat moment "reported installed capacity", op basis van bekende historische bijstellingen van laatstgenoemde cijfer.

Als de opgegeven capaciteit voor Australia inderdaad het nominale generator vermogen weergeeft (dit is niet helemaal duidelijk), en de cijfers voor Nederland, eind juni, "accuraat" zouden zijn (wat echter nog lang geen zekerheid is), zou Nederland halverwege 2023 inderdaad "wereldkampioen" op het vlak van capacity/capita geworden kunnen zijn bij de implementatie van fotovoltaïsche zonnestroom capaciteit per inwoner*. We zullen echter de "harde", definitieve cijfers moeten afwachten, of dat inderdaad het geval is geweest. Dat kan nog wel even gaan duren.

APVI meldt ook op haar website, dat Australië eind september 2023 meer dan 3,6 milioen PV installaties zou hebben staan, met al geregistreerd 32,9 GW (en verwacht, op basis van eerdere historische bijstellingen, 33,0 GW opgesteld vermogen). Dat is wel al 1 miljoen installaties meer dan Nederland medio 2023 zou hebben. Ook Down Under is residentiële PV, in combinatie met een beduidend hogere instraling, en veel gebruik van airco's, een "no-brainer", en is deze duurzame energie techniek wijdverspreid omarmd door de bevolking.

*Zie in de grafiek hierboven onder 2023 H1: Nederland al op 1.254 Wp/inwoner.

Gezien de ambities bij, met name de Duitse regering, zal deze nieuwe kampioens-positie van Nederland mogelijk van tijdelijke aard zijn, als tenminste ambities ook daadwerkelijk worden waargemaakt. Wat natuurlijk beslist geen gegeven is, zie ook het verkiezings-resultaat voor Nederland, wat donkere wolken doet samenpakken boven de eigen duurzaamheids-doelstellingen.

In een tweet op "X" ben ik kort ingegaan op het verschil in "mogelijk resultaat" als klimaatambities in Nederland en Duitsland daadwerkelijk worden gehaald:

In de tweet haal ik de ambities voor Duitsland (2030: 215 GWp solar), resp. Nederland volgens KEV 2022 aan (2030: 26 GWp solar ?, gebaseerd op een verwacht eindverbruik van 84,4 PJ, totaal achterhaald, in het licht van de reeds bereikte 22,4 GWp medio 2023). Voor Duitsland zou, met de verwachte bevolkingsgroei, voor het jaar grofweg zo'n 2.529 Wp/inwoner kunnen resulteren.

Inmiddels is voor Nederland alweer KEV 2023 verschenen (26 oktober 2023), waarin de verwachting voor 2030 voor PV flink wordt bijgesteld, wat betreft (alleen!) de gebouwde omgeving. Dat dan ook wel weer met een grote spreiding. Van een mogelijke energie productie van 46 petajoule (KEV 2022), naar 56-62 PJ (KEV 2023). Derhalve, voor de gebouwde omgeving 10-16 PJ meer. Dat zou ongeveer neerkomen op een bijtelling van zo'n 2,8-4,4 TWh. Bij conservatieve aanname van een specifieke opbrengst van 900 kWh/kWp.jr, zou dat ongeveer neerkomen op een extra bijtelling van zo'n 3,1-4,9 GWp aan extra PV capaciteit. Derhalve, aangezien er voor de overige deelmarkten niets bijgeplust lijkt te zijn in KEV 2023, zo'n 29, tot maximaal 31 GWp, eind 2030. Wat zou resulteren in 1.567 tot max. 1.676 Wp/inwoner, bij de door het CBS verwachte 18,5 mln inwoners. Veel lager, dus, dan de ambitie van Duitsland voor dat jaar.

De inschatting van KEV 2023, in combinatie met KEV 2022, lijkt echter extreem conservatief. TenneT rekent met véél hogere volumes in een consultatie document, tussen de "internationale ambitie" van 42,1 GW, via het "klimaatambitie" scenario, van 59,3 GW, tot zelfs 76,1 GW in het scenario "nationale drijfveren" voor het jaar 2030. Gaan we uit van het midden-scenario van 59,3 GW, zou, bij prognose van 18,5 miljoen mensen in Nederland in 2030, een resultaat behaald worden van 3.205 Wp/inwoner. Dát ligt weer fors hoger dan het mogelijke resultaat voor Duitsland. Maar dan zou er wel tussen medio 2023 en eind 2030 bijna 37 GWp nieuw PV vermogen moeten worden bijgeplaatst. Het lijkt me zeer sterk, dat dat gaat lukken, met alle huidige problemen in de markt, die niet snel zijn op te lossen ...

Lagere niveaus

In de huidige sectie wordt op landelijk en provinciaal niveau gekeken naar het vermogen per inwoner. Op lagere gebieds-niveaus worden de verschillen een stuk groter, omdat de ene regio de ander niet is, en er verschillende factoren zijn die maakt, dat de ene regio (zeer) hoog scoort, en een ander, mogelijk zelfs aanpalend gebied, (veel) lager. In deze analyse vindt u ook een grafische analyse van opgesteld vermogen per inwoner in de veertig RES (sub) regio's, en tevens bij de 25 best presterende Nederlandse gemeentes.

Martien Visser, bekend van En-Tran-Ce en het energieopwek.nl portal voor het Klimaatakkoord, publiceerde op 14 december 2021 op Twitter een grafiek met de door hem gepercipieerde inhaal race van NL ten opzichte van Duitsland m.b.t. de ratio PV vermogen per inwoner. Zie ook de reacties op die tweet.


Direct naar inhoudsopgave


(10) Evolutie van PV installatie capaciteiten en aantallen in bedrijfs-sectoren (SBI index)



^^^
KLIK
op plaatje voor vergroting in nieuw venster

Bijstelling van markt segmentatie capaciteiten per sector volgens de SBI Index, in MWp, volgens oude reconstructies CBS (2011-2016, linker figuur), en, alleen voor 2016, volgens de nieuwe onderzoek-methodiek (rechter figuur).

Voor verder inhoudelijk commentaar op bovenstaande grafieken, zie ook het artikel "CBS zonnestroom data gereviseerd (2) - marktsegmentatie", van 1 augustus 2018. De laatste grafiek is verder niet bijgewerkt in de huidige update. Niet alleen omdat de CBS systematiek en segmentaties fundamenteel zijn gewijzigd, maar vooral omdat van de meeste kleinere segmenten de volumes sindsdien nooit door het CBS zijn herberekend of bijgehouden. In ieder geval: niet gepubliceerd. Enige uitzondering daarop zijn de segmenten "Energievoorziening", resp. "Landbouw", zie de 2e sectie in deze paragraaf. Ook daar, trouwens, weer nieuwe problemen, vanwege een herziening van de "toewijzing" door het CBS aan bepaalde project categorieën, die nog "pending" is (in 2023).


In een eerder artikel over marktsegmentatie in de nieuwe CBS cijfers heb ik reeds een evolutie grafiek (2012-2017), en een stapel kolom voor het jaar 2017 laten zien van PV capaciteits-data binnen de 22 sectoren (en een categorie "onbekend") die het CBS onderscheidde bij de "niet-woning" projecten bij zonnestroom. Ik geef deze grafieken hier onder weer. Er is voor deze verdeling helaas nog steeds geen nieuwe versie bekend. Voor een bespreking verwijs ik naar de originele publicatie (artikel 1 augustus 2018). Er onder geef ik in een sub-paragraaf wel een nieuwe grafiek voor de 2 grootste deelsectoren, de landbouw, en de energie voorziening, volgens de laatste status update van 17 november 2023, die alleen voor die 2 belangrijke marktsegmenten wel nieuwe data opgeeft. Gevolgd door een beschouwing van die cijfers. Na energievoorziening en landbouw is de enige echt relevante sector de handel, de overige sectoren hebben in de getoonde status update van 2018 veel geringere volumes.

NB: nog geen latere revisies bekend van data gepresenteerd in deze 2 grafieken, behalve voor sectoren landbouw (A) en energievoorziening (D), zie hier onder.

Voor de grootste gerealiseerde PV projecten in de Nederlandse markt houdt Polder PV zo goed en kwaad als dat kan al jaren de cijfers bij. Een vergelijkbare grafiek met de verdeling per sector (m.b.t. het fysieke adres met de PV-installaties) vindt u in mijn grote projecten overzicht van 12 mei 2022, hier.


Evolutie van PV installatie aantallen en capaciteiten in de sectoren landbouw en energie voorziening - zie ook Intermezzo 3 in deze paragraaf

Hier onder geef ik in een dubbel-grafiek voor de 2 grootste contribuerende sectoren, die met name wat de evolutie bij de PV capaciteit betreft reeds een zwaar stempel drukken, en waarvan de ontwikkeling een significante (extra) bijdrage geeft aan de evolutie van de totale volumes aan PV projecten in ons land. Het zijn vooralsnog de enige "sub-categorieën" waar CBS op landelijk niveau in tabel-vorm on-line beschikbaar segmentatie cijfers voor blijft geven. En waarvoor ze voor het jaar 2021 ook een update heeft verstrekt in hun laatste revisie. De voorgaande 2 grafieken zijn ontleend aan de tabel weergegeven in het eenmalig verschenen rapport "Zonnestroom naar regio" van het CBS. De grafiek hier onder is ontleend aan de meest recente data uit de CBS update van 17 november 2023.

Ook hier echter weer "een maar": de aantallen installaties zjn nu vanaf 2020 niet (meer) bekend, omdat het CBS weer eens met een nieuwe wijziging bezig is, in dit geval de toewijzing van projecten aan een bepaalde categorie. Vandaar bij de aantallen geen nieuwe info vanaf 2021 ...


^^^
Nieuwe versie van eerder geplaatste
exemplaar met cijfers tm. 2021 (31 mei 2022; data 2022-2023 H1 in huidige exemplaar geïnsereerd)

Evolutie van capaciteit ontwikkeling bij twee door CBS als zodanig geïdentificeerde sub-sectoren, die essentiële hoeveelheden capaciteit bijdragen aan de totale volumes in de sector "niet-woningen" (nieuwe versie van 17 november 2023). Voorlopig data voor 2022, en nog zeer voorlopige cijfers voor 2023 H1 zijn helemaal rechts toegevoegd. In de inset, ontbreken data vanaf 2021 voor de aantallen, omdat het CBS bezig is met een nog niet afgeronde "her-toewijzing" van installaties tot een bepaalde project categorie.

De twee belangrijkste sectoren zijn, in groen, de grote sector Landbouw, bosbouw en visserij, die in de SBI bedrijven index gehanteerd door CBS de letter "A" toebedeeld heeft gekregen. En, in paars, de sector Energievoorziening (SBI code D). De grote grafiek geeft de capaciteiten weer (rechter Y-as in MWp). De inset linksboven geeft de evolutie van de aantallen PV projecten te zien, met direct rechts ervan de bijbehorende Y-as met cijfers. Let hierbij goed op, dat de door CBS verstrekte cijfers sowieso niet compleet (kunnen) zijn. Er ontbreken structureel volumes grondgebonden zonneparken, die beslist onder "energievoorziening" gerekend dienen te worden. Zelfs al houden we rekening met gedeeltelijk eigenaarschap van agrariërs in zonneparken, de overgrote meerderheid is in handen van andere partijen, en dat kan nooit de grote verschillen verklaren. Zie ook het reeds eerder gepubliceerde kader hier onder, Intermezzo 3.

Intermezzo 3 - Eigenaarschap zonneparken bepalend voor toewijzing CBS (30 dec. 2010 en latere, kleine toevoegingen)

Op een vraag van Luuk van Wezel van ZLTO op basis van de verwijzing naar mijn grafiek in deze sectie op Twitter (n.a.v. de update van 10 december 2020), antwoordde het CBS dezelfde dag nog. De vraag van van Wezel was: "Telt het CBS de zonneparken op landbouw grond ook op bij de zon-PV sectoraantallen van de agrarische sector?" Het antwoord van het CBS: "Dit is afhankelijk van wie eigenaar is van de installatie. Dit kan dus worden toegerekend aan verschillende sectoren, bijvoorbeeld de landbouw. Het kan dus ook meetellen in de energiesector of nog een geheel andere sector."

Veel kleinere grondgebonden installaties zijn "eigendom" van de landbouwer op wiens grond het project is geplaatst (en zullen dus in de categorie "landbouw" belanden). Soms worden kleine veldjes opgericht door een lokale energiecoöperatie (voorbeeld: Weert Energie, die naast een rooftop installatie ook een fors veldsysteem, met accu opslag, heeft laten aanleggen in Altweerterheide), die je als byzondere, coöperatieve partij "in de energiesector" zou kunnen beschouwen.

Weer heel anders ligt het bij veel grotere, maar ook al bij wat kleinere zonneparken. Die zijn soms eigendom van de bouwende partij ("bouwnijverheid"), soms in gedeeld eigendom van die partij en een investeerder (en/of de grondbezitter), of ze worden als geheel doorverkocht naar een investerings-huis. Bij de grotere is dat vaak een buitenlandse partij, en dat geschiedt al sedert zonneparken worden aangelegd, de afgelopen twintig jaar overal op deze planeet. Er is immers een fors kapitaal geïnvesteerd, en om nieuwe projecten te kunnen bouwen is vers geld nodig. Dat komt meestal beschikbaar als oudere, gerealiseerde projecten worden verkocht. Dit is niets nieuws onder de zon, die "reuring" veroorzakende artikelen wel lijken te suggereren. Het is een Wet van Meden en Perzen.

Veel partijen lijken het spreekwoordelijke pak boter op het hoofd te hebben in de "discussie" over deze materie. Zie ook de Tweet van Polder PV van 17 januari 2021, over de ongelofelijke hypocrisie in Nederland, omdat het grootste pensioenfonds van ons land exact hetzelfde in het buitenland doet, en dat wordt doodgezwegen. Recent deed onze nationale trots ABP dit nog eens "dunnetjes" over, en investeerde ze voor bijna de helft in het grootste zonnepark van de Verenigde Staten van Amerika, 690 MWp, met grote opslag faciliteit (Gemini, Nevada). Wat er zonder de beroemde tax investment credits daar nooit gekomen zou zijn. Bouwkosten: 1 miljard dollar. Zie ook Twitter draadje van Polder PV.

Afhankelijk van de gerealiseerde eigendoms-verhoudingen, zullen er zeer verschillende "sectoren" in aanmerking kunnen gaan komen bij de door het CBS uitgevoerde toewijzingen, zoals de installatiesector, en het bankwezen sensu lato (financiële dienstverlening). Zeker bij de grotere projecten is het zo, dat een (of meerdere) banken een "senior" zijn bij de gedane investeringen, en dat andere co-investeerders, zoals bijvoorbeeld crowd-funders, een veel kleiner aandeel hebben. Derhalve ga ik er van uit dat dan in dat geval het project aan "financiële dienstverlening" zal worden toegewezen door het CBS, als ze tenminste door heeft hoe de verhoudingen van het bezit daadwerkelijk zijn gematerialiseerd (dit is namelijk geen eenvoudige materie, en kan zelfs rap wijzigen). Uiteraard kan "iedere partij" zonneparken laten bouwen, ook bijvoorbeeld grote industriële bedrijven, op hun eigen lapje grond. Ook dit is al meermalen geschied.

Het komt ook al voor, dat ontwikkelaars uiteindelijk de gebouwde PV-installaties, of een deel daarvan, doorverkopen aan een lokale energiecoöperatie, en/of aan een combinatie van een provinciaal (energie) fonds en 1 of meer e-coops. Die vervolgens stapsgewijs, naar rato van financiële draagkracht, het project in delen "opkopen" van de financiële borgsteller (het provinciale fonds of andere partij). Dit is o.a. gebeurd bij zonnepark Vierverlaten (Groningen / >> Grunneger Power), het drijvende zonnepark Bomhofsplas (Zwolle >> Blauwvinger Energie), Zonnepark Valgenweg (Eemshaven Gr. >> coop Eemsdelta Energiek, met Windvogel als co-financierende partij), en al de nodige andere projecten.

De conclusie van dit alles is: Het maakt de feitelijke eigenaars-"toewijzing" door het CBS er beslist niet eenvoudiger op.

(Grote) rooftops vergelijkbare zaken

Maar ook voor de rooftop sector zullen vergelijkbare situaties gelden. Er zijn partijen die grote hoeveelheden zonnepanelen plaatsen op daken van, bijvoorbeeld, niet meer voortgezette agrarische bedrijven als varkensfokkers, pluimveehouders e.d. De installaties zijn van hen, er wordt voor opstalrechten betaald aan de eigenaar van de panden. Ook hiervoor zal neem ik aan het "eigenaarschap" gelden van de PV installaties. En die vallen dan beslist niet onder de sector "landbouw", ook al worden ze vaak op agrarische daken aangelegd.

Veel grote distributiecentra worden tegenwoordig al voorzien van enorme PV projecten, sommige daarvan zelf vele megawatten groot qua omvang. Die al heel vaak niet door de vastgoed eigenaar, maar door een dak leasende partij worden aangelegd en ge(co)financierd. De zeer grote vraag is wat het CBS in al dit soort situaties voor feitelijke toewijzing doet voor dergelijke projecten. En, als resultaat van die grote onzekerheid, wat bovenstaande statistiek, zeker wat de sector "energievoorziening" betreft, dan wel precies voorstelt.

Voor een discussie over de toegewezen "veld-opstellingen" (zonneparken sensu lato volgens het CBS), en de harde bevindingen van Polder PV over deze zeer belangrijk geworden project categorie, verwijs ik verder naar Intermezzo 5, n.a.v. nieuwe segmentatie cijfers van het CBS.

Landbouw is altijd een grote contribuant geweest op het vlak van verduurzaming. Denk aan windturbines, biovergisters, WKK installaties, etc. Zo ook op het vlak van zonnestroom. Dit komt vooral omdat boerderijen met hun opstallen vaak grote volumes dak oppervlakte hebben, en zeker in de moderne veehouderij, er een relatief hoog stroom verbruik is (denk aan melkrobots, forse ventilatie units bij pluimvee- en varkenshouderijen, e.d.). De sector was er al vroeg bij, en groeide continu, daarbij uiteraard sedert met name de introductie van de SDE 2011 subsidie regeling ("SDE+", waarbij de "bovencap" van 100 kWp per aanvraag uit de oude regeling werd gesloopt) flink verder gegroeid. Daarnaast wordt ook vaak gebruik gemaakt van regelingen als EIA, MIA, VAMIL e.d., tegenwoordig ook zonder SDE subsidie (deze mogen al jaren niet meer worden gestapeld met EIA subsidie). Ook was er een paar jaar een "redelijk succesvolle" zon voor asbest regeling waar het nodige van gebruik is gemaakt. De laatste jaren zijn ook de nodige agrarische daken voorzien van PV projecten onder postcoderoos (PCR en opvolger SCE) concepten door de lokale energiecoöperaties, al zijn dat vaker de wat kleinere installaties. Het eigendom van dergelijke installaties ligt bij de coöperaties, de gebruiksfunctie van de (opstallen op deze) lokaties is 100% zeker agrarisch. Het CBS rekent echter "eigendom" toe aan de PV generatoren, en zal dus geen toewijzing "agrarisch" doen in dergelijke gevallen. Als ze die "vreemde" eigendoms-verhoudingen tenminste te weten komt, en dat is maar zeer de vraag.

Regelmatig zijn de lokale situaties nóg ingewikkelder, en wordt deels voor een lokale coöperatie een PCR (of de navolger regeling, SCE) project aangelegd, en wordt voor de agrariër in kwestie óók een installatie op andere of zelfs op dezelfde dak delen van het bedrijf aangebracht, soms met SDE subsidie, soms op een andere manier gefinancierd. U kunt er vergif op innemen, dat bij het CBS dergelijke complexe "mix installaties" volstrekt buiten de door hen gehanteerde indelingen vallen, en mogelijk verkeerd, of in ieder geval onbegrepen, worden "toegewezen".

Voor uitgebreid cijfermateriaal over de soms zeer complexe "eigenaar" verhoudingen, verwijs ik gaarne naar de Participatiemonitor 2022. Die beslist ook niet alles zal omvatten (zeker de talloze kleinere zonneparkjes niet, een groot data hiaat in die analyse), maar die wel een beter beeld geeft van de status bij grotere projecten in deze zeer ingewikkelde markt.

Specialist in Agri-marketing, AgriDirect publiceert regelmatig "statistieken" van diverse agrarische sectoren die telefonisch worden bevraagd naar de aanwezigheid van, o.a. PV installaties, en/of plannen om dergelijke investeringen te gaan doen. Maar helaas zijn daar tot nog toe uitsluitend percentages van de "ja" beantwoorders binnen de bevraagde deelpopulaties uit voortgekomen. Daadwerkelijke aantallen PV projecten en, veel belangrijker nog, capaciteit volumes aanwezig dan wel gepland bij de bevraagde agrariërs, worden nooit benoemd. De beknopte resultaten van een laatste enquete op dit gebied, "Investeringsplannen melkveehouders in zonnepanelen meer dan verdubbeld" zijn in mei 2022 gepubliceerd. 45% van de melkveehouders stelden toen al zonnepanelen te hebben, en dat 26% "binnen afzienbare tijd" zegde in PV installaties te willen investeren. Nogmaals: over capaciteiten is ook in dat laatste bericht niets bekend gemaakt. Van de grotere projecten heeft Polder PV al zo'n 800 melkveebedrijven in zijn projecten overzicht staan (met alle bekende gegevens, inclusief meestal de capaciteit).

Grafiek inhoudelijk

In bovenstaande grafiek is te zien dat in 2015 er wat capaciteit evolutie bij de nieuwe CBS cijfers voor de sector landbouw betreft een lichte versnelling is te zien. Vermoedelijk de eerste effecten van de zeer succesvolle SDE 2014, waarvoor een toen spectaculair volume van 883 MWp aan projecten werd beschikt. Daarna groeiden de volumes zowel bij de aantallen installaties, als bij de capaciteit, gestaag op een uniek, hoog niveau, door. 2018 geeft een duidelijke extra versnelling te zien, met name bij de capaciteit uitbouw (steeds grotere staloppervlaktes per erf), tot een niveau van 594 MWp. In 2019 nam dat volume sterk toe naar, volgens het CBS definitief, 1.053 MWp, een toename van 77% ! De agrarische sector werd daarmee de eerste die de magische piketpaal van 1 GWp is gepasseerd, al is het "volgens de officiële CBS cijfers", waar wel wat vraagtekens bij kunnen worden gezet.

De groei zette door in 2020, waarbij 1.583 MWp staat genoteerd voor de landbouw (bijgesteld cijfer t.o.v. vorige update), een toename van 50%. In 2021 begon er stagnatie op te treden volgens de meest recent beschikbare cijfers van het CBS. Slechts 1.648 MWp zou zijn toegevoegd, waar in een eerdere update voor dit marktsegment nog 1.919 MWp werd genoemd. De vraag is of, met de door het CBS aangekondigde herziening van toewijzingen aan bepaalde marktsegmenten, dit cijfer nog zou kunnen wijzigen.

In ieder geval is nu ook een eerste volume voor 2022 bekend, waarbij voor het eerst in deze sector de 2e GWp grens is doorbroken, meer precies 2.030 MWp, 23% toename sedert eind 2021. De voorlopige groei in het eerste half jaar van 2023 is 215 MWp, bijna 11% toename sinds eind 2022.

Het aandeel van de landbouw sector was voor de capaciteit medio 2023 ruim 17% van het totale volume bij "niet-woningen" (12.896 MWp), maar is binnen dat markt segment wel al geruime tijd langzaam aan het dalen. In 2022 was het 17,5%, in 2021 ruim 18%, in 2020 24%, in 2019 ruim 26%, evenals in 2018, maar in 2017 was dat aandeel ruim 31%, en in 2015 zelfs nog ruim 41%. Het aandeel van landbouw is dus weliswaar nog steeds relatief hoog, maar andere sectoren in de economie pakken jaar na jaar steeds meer "marktaandeel" ten koste van het aandeel van de landbouw. Wat logisch is, de SDE subsidie beschikkingen komen tegenwoordig "overal" in de maatschappij terecht. Zoals bij de grote en kleinere zonnepark ontwikkelaars, talloze bedrijven in industriegebieden, op grote distributiecentra (grote volumes !), en ook al meer bij diverse sectoren in de middenstand, waar het vaak om kleinere projecten gaat. Het aandeel PV vermogen in de landbouw sector lag volgens de CBS methodiek in de periode 2012 tm. 2020 tussen de 15% (2015) en bijna 13% (2018). Vanaf 2021 begon het duidelijk te dalen, van ruim 11% in dat jaar, via 10,4% in 2022, tot nog maar 10% medio 2023, t.o.v. de totale toen geaccumuleerde PV-capaciteit (22.412 MWp).

Aantallen installaties en gemiddelde capaciteit landbouw

Bij de aantallen (inset linksboven in de grafiek) was de evolutie gelijkmatig, en hoog, met een versnelling sinds 2019. Eind 2020 werd een volume van 22.721 PV installaties in de agrarische sector geteld door het CBS. Recentere cijfers zijn helaas niet (meer) voorhanden, vanwege het huidige onderzoek van het CBS wat over een "nieuwe toewijzing" gaat aan project categorieën.

Gezien de verhoudingen bij "capaciteit" en "aantallen", is het duidelijk, dat in de agrarische sector vooral de wat grotere projecten aanwezig zijn. De gemiddelde systeemgrootte nam in de periode tm. 2020 continu toe, van 17 kWp eind 2012, via 35 kWp eind 2017, naar alweer 70 kWp eind 2020. Een toename met een factor 4,1 van de gemiddelde capaciteit, in 8 jaar tijd. Zoals we eerder onder paragraaf 8 zagen: Voor de categorie "niet-woningen" als geheel ging het systeemgemiddelde omhoog van 11 kWp (2012) naar "slechts" 57 kWp in 2020. Weliswaar een ver-vijfvoudiging, waarschijnlijk veroorzaakt door de enorme schaalvergroting in de projecten sector (incl. grondgebonden installaties). Maar tm. 2020 deed de landbouw sector als geheel het gemiddeld genomen nog steeds iets beter, dan het geheel aan PV systemen in de sector "economische activiteiten". Vermoedelijk wordt dit veroorzaakt door een zeer groot volume "kleinere" zakelijke projecten, bij het MKB, en bijvoorbeeld bij bedrijfjes aan huis, die onder "zakelijk" worden geschaard. Die drukken het systeemgemiddelde in het segment "niet-woningen" omlaag. Mogelijk komt er meer licht op deze materie, als het CBS hun nieuwe toewijzings-systematiek heeft afgerond, en met nieuwe cijfers voor de recentere jaren gaat komen.

Energievoorziening sinds 2020 grootste marktsegment bij zonnestroom

De sector energievoorziening is lange tijd eigenlijk een beetje een stiefkind van de trends in zonnestroom geweest. Ze was, afgezien van een zeer korte periode rond de millennium wisseling, toen er met subsidies werd gesméten door de toen verantwoordelijke economie minister(ie)s, richting dure projecten uitgevoerd door de toen nog energie monopolisten, de facto afwezig. De volumes bleven zowel wat aantallen betreft (2014: 183 projecten), als de bijbehorende capaciteit (2014 minder dan 8 MWp), zeer laag. Pas vanaf 2015 begint deze sector - opvallend - te groeien. Eind 2015 werd het volume al bijna verdrievoudigd (21 MWp), het jaar daarop was er zelfs een verviervoudiging van het geaccumuleerde volume in het voorgaande jaar (eind 2016 88 MWp). In 2017 volgde een groei van 45% tot een EOY volume van 128 MWp, in 2018 verviervoudigde de capaciteit weer tot een niveau van 480 MWp, en met de cijfers voor 2019 is dat weer met 77% toegenomen, tot 848 MWp. Voor de "statistiek surprise" gesignaleerd voor het kalenderjaar 2018, zie de bespreking in die sectie in een eerder overzicht.

2020 liet wederom een spectaculaire groei zien. Het CBS becijferde een (aangepaste) capaciteit van 1.877 MWp, een factor 2,2 maal het eindejaars-volume in het voorgaande jaar. Daarmee heeft deze sector zich, zoals al eerder al door Polder PV voorspeld, "met stip" op plaats 1 gezet. Met al 19% meer volume dan bij de langjarige kampioen landbouw. In 2021 liep de energiesector verder uit, naar 2.811 MWp. 50% groei t.o.v. EOY 2020, en bovendien alweer 71% hoger dan de 1.648 MWp accumulatie in de landbouw sector, volgens de CBS indeling (aangepaste cijfers). Ook 2022 deed daar weer een flinke schep bovenop, met 3.899 MWp eind van dat jaar alweer een groei van 39% t.o.v. de eindstand van het voorgaande jaar, en al een factor 1,9 maal het bereikte volume in de landbouw sector (2.030 MWp). De groei in het eerste half-jaar van 2023 was echter relatief bescheiden, met een toename van 480 MWp al bekend bij het CBS, leidend tot een geaccumuleerd volume van 4.379 MWp in de energiesector (sensu lato), eind juni 2023. Dat is alweer bijna een factor 2 maal het bekende volume in de sector landbouw (2.245 MWp, nog zeer voorlopige cijfers).

Ook al is de capaciteits-groei in het segment energievoorziening spectaculair, deze subcategorie van het segment "niet-woningen" gaat in ieder geval nog steeds gepaard met relatief weinig projecten. Tot en met 2020 waren er slechts 1.174 projecten bekend bij het CBS. Voor recentere data moeten we de afronding van het onderzoek van het CBS afwachten, m.b.t. de feitelijke toewijzing van aantallen projecten aan deel-sectoren.

Binnen de sector energievoorziening horen, naast steeds grotere rooftops die via allerlei, soms complexe, lease constructies door energiebedrijven en specifieke projectontwikkelaars actief in energie zaken op "vreemde daken van bedrijven en instellingen" worden aangebracht (denk aan grootheden als Sunrock, KiesZon, Protium), uiteraard ook de grote grondgebonden industriële projecten te worden gerekend. Die brengen massieve hoeveelheden volume in per project, en zullen een flinke extra boost gaan geven aan de evolutie van deze sector, zoals ze de afgelopen jaren al hebben gedaan.

De verhouding in de geaccumuleerde capaciteiten tussen landbouw en energievoorziening was als volgt: 2017 387 MWp/128 MWp (3,02 : 1), 2018 594/480 (1,24 : 1), 2019 1.053/848 (1,24 : 1), en vanaf 2020 is voor het eerst in de historie deze verhouding omgeslagen, en een stuk kleiner dan 1 geworden: 1.583/1.877 geeft een verhouding 1 : 0,84. Het verschil werd in 2021 alweer groter, 1 : 0,59, met de nader voorlopig data voor 2022 is het verder gezakt, naar 1 : 0,52, en de nog zeer voorlopige cijfers voor medio 2023 lieten dat nog een klein beetje verder zakken, naar 1 : 0,51.

Dat de sector energievoorziening niet "lichtvaardig" genomen dient te worden, toont de evolutie van de systeemgemiddelde capaciteit. Deze is toegenomen van een al relatief hoge 61 kWp eind 2012, naar een spectaculaire 1.599 kWp, eind 2020. Dat is al een factor 26 maal zo hoog, in 8 jaar tijd. De systeemgemiddelde capaciteit in de energiesector is eind 2020 ook al een factor 23 maal het gemiddelde in de landbouw sector (70 kWp). Met elk groot grondgebonden project (vaak een paar MWp tot soms zelfs enkele 10-tallen MWp per stuk), met elk gloednieuw distributiecentrum waarvan het dak compleet wordt gevuld met zonnepanelen, onder een lease constructie met een energiebedrijf of een onafhankelijke projectontwikkelaar, vaak al 1, enkele, tot soms al vele megawattpieken qua omvang, wordt dat verschil groter.

Aandeel "energievoorziening" op totale volumes CBS

Eind 2020 was het aandeel van de capaciteit bij projecten in de energievoorziening volgens de meest recente CBS cijfers resp. indeling, reeds gestegen naar 16,9% van het totale marktvolume. Dit steeg in de jaren 2021 en 2022 alweer naar aandelen van 19,0%, resp. 19,9%. In het eerste half-jaar van 2023 vlakte dit wat af naar 19,5%, maar nog lang niet alle info over die periode is beschikbaar, dus dat kan ook nog in positieve zin gaan bijtrekken, als meer definitieve cijfers worden gepubliceerd.


Direct naar inhoudsopgave


(11) Nieuwbouw per kalenderjaar - afgeleide grafieken

In de update van deze sectie presenteer ik weer grafieken die zijn afgeleid van de exemplaren verzameld in de eerste paragrafen. Ditmaal toon ik de jaarlijkse nieuwbouw bij verschillende parameters, die ook zeer informatief zijn met betrekking tot een betere interpretatie van de ontwikkelingen op de Nederlandse zonnestroom markt. Deelgrafieken zijn gemarkeerd met een letter. Omdat er slechts accumulatie data vanaf kalenderjaar 2012 zijn opgegeven door CBS (cijfers volgens de nieuwe onderzoeks-methodiek), kon pas vanaf 2013 de groei per kalenderjaar worden bepaald.

In de huidige update zijn de cijfers voor 2021 wederom definitief, voor 2022 "nader voorlopig" (bijgesteld t.o.v. de vorige update), en voor medio 2023 nog zeer voorlopige cijfers, die ongetwijfeld later nog flink zullen worden bijgesteld.

(a) Jaarlijkse groei van totaal aantal PV installaties, per provincie gestapeld

Zie ook exemplaar cijfers tm. 2021 (31 mei 2022; data 2022-2023 H1 in huidige exemplaar geïnsereerd)

In deze eerste grafiek het nieuwe totaal aantal PV installaties per kalenderjaar van 2013 tm. medio 2023. Na een lichte inzinking in 2014 (bijna 78 duizend installaties nieuw t.o.v. bijna 84 duizend in 2013, en een tijdelijke iets verhoogde stabilisatie in 2015-2016 (bijna 100 duizend - 98 duizend nieuwe installaties per jaar), begonnen de jaarvolumes rap toe te nemen. Van 142 duizend PV installaties in 2017 via 206 duizend in 2018, ruim 274 duizend in 2019, en bijna 322 duizend in 2020 naar een nieuw hoogtepunt van ruim 346 duizend nieuwe PV-installaties in 2021. 2022 verzette echter alle piketpalen nogmaals, en liet een absolute record groei zien, leidend tot een voorlopig niveau van al bijna 564 duizend installaties, een spectaculaire stijging van 63% t.o.v. de al hoge aanwas in 2021. De eerste jaarhelft van 2023 liet ook alweer een nieuw record zien van 347.649 nieuwe installaties. Wat puur theoretisch tot een nieuw jaar record zou leiden, ware het niet, dat de in de wandelgangen over de tong gaande "kopers-staking" bij woning eigenaren in de tweede jaarhelft (flink) roet in het eten zal gaan gooien. Nog niet duidelijk is, wat dat uiteindelijk op het totale jaarvolume voor effect zal gaan hebben, maar de impact kan groot zijn.

Zoals te doen gebruikelijk, is wederom gesorteerd op de laatste periode (2023 H1), met de grootste contribuant (Noord-Brabant) onderaan, en de kleinste boven. Daarbovenop een rest categorie die nog niet in een provincie geplaatst kon worden, en helemaal bovenaan het nieuwe totaalvolume voor heel Nederland in de betreffende periode. Bij de onderlinge verhoudingen kunnen andere provincies het "best" hebben gepresteerd in afzonderlijke kalenderjaren.

Ten opzichte van de update van 31 mei 2022, met zeer voorlopige 1e half-jaar cijfers voor 2023 H1, zijn er enkele wijzigingen in de rating volgorde geweest. Limburg is op dit niveau 2 posities gedaald, en bezet momenteel de 7e plek. En Groningen en Drenthe zijn bij de nieuwbouw cijfers voor de aantallen in de eerste jaarhelft van 2023 van plaats gewisseld t.o.v. de voorgaande update.

Halverwege 2023 is, als vanouds, Noord-Brabant het beste jongetje van de klas (al ruim 60 duizend nieuwe PV installaties in het eerste halve jaar), gevolgd door het bekende trio Zuid-Holland, Gelderland, en Noord-Holland (2023 H1: bijna 60 duizend tot bijna 41 duizend nieuwe PV installaties). Het trio Overijssel, Utrecht, en Limburg volgt op afstand, met 28 duizend tot ruim 26 duizend nieuwe installaties. Het volgende trio, Friesland, Drenthe, en Groningen ligt ook weer op afstand van het vorige drietal, met bijna 16 duizend tot ruim 12 duizend nieuwe installaties in de eerste jaarhelft van 2023. De staart van het peloton kan slechts met moeite bijbenen. Flevoland en Zeeland voegden, met de voorlopige cijfers, slechts ruim 9, resp. ruim 8 duizend nieuwe PV installaties toe. Van 11 nieuwe projecten kon medio 2023 nog geen provincie toewijzing worden gedaan door het CBS.

Noord-Brabant had bij de jaargroei in de eerste jaarhelft van 2023 een aandeel van 17,4% van het totaal volume, Zeeland slechts 2,4%. Daarmee voegde eerstgenoemde provincie een factor 7,2 maal zoveel installaties toe dan in Zeeland in dat jaar. De 4 provincies met de grootste groei volumes claimden 59,8% van het totaal volume in de eerste jaarhelft van 2023.

Surprise, surprise ...

Ook moet het volledige kalender record jaar, 2022, hier nog even worden gememoreerd. Weliswaar bereikte Noord-Brabant toen in absolute zin ook haar hoogste toevoeging, 86.294 nieuwe PV installaties. Maar ze werd in dat jaar verpletterd door Polder PV's provincie Zuid-Holland. Die een voor Nederland historisch provinciaal groei record toonde, van maar liefst 106.322 nieuwe projecten. Een enorm hoog niveau, en goed voor 18,9% van het totale - ook record - volume voor heel Nederland.


(b) Jaarlijkse groei van totaal aantal PV installaties, per provincie gestapeld - segmentatie woningen en "bedrijven"

Zie ook exemplaar cijfers tm. 2021 (31 mei 2022; data 2022-2023 H1 in huidige exemplaar geïnsereerd)

In deze tweede grafiek worden de hoeveelheden getoond in het voorgaande exemplaar (onder a) uitgesplitst naar de nieuwe jaar volumes bij woningen (grote grafiek), resp. ditto voor de nieuwe hoeveelheden installaties bij de "bedrijven" ("niet-woningen", inset linksboven), wederom van 2013 tm. 2023 H1. Het meest opvallende aan deze dubbel-grafiek is, dat het aantal nieuwe PV projecten op woningen vanaf 2020 weer zéér fors is toegenomen, maar dat in de sector "bedrijven", er een zeer grote terugval van het nieuwe aantal projecten is opgetreden in dat jaar. Sterker nog, meer dan een halvering. Vermoedelijk is dat deels een effect van de Covid pandemie, waarbij met name de oplevering van rooftop installaties mogelijk tijdelijk problematisch is geworden. Deels is het waarschijnlijk een forse terugval na een tijdelijke hausse aan kleinere SDE beschikte projecten in 2019 geweest, waarvoor de beschikkingen dreigden te verlopen als er niet zou worden opgeleverd in dat jaar. Dit heeft echter, best wel byzonder, verder geen negatieve gevolgen gehad voor de capaciteits-ontwikkeling in 2020. Die is juist enorm toegenomen (zie grafieken in de volgende 2 secties).

Vanwege het nog niet afgeronde onderzoek van het CBS, zijn data voor de aantallen nieuwe projecten in het segment "economische activiteiten" helaas nog niet bekend vanaf 2021.

In 2021 is de groei van nieuwe jaarvolumes in ieder geval bij woningen "met vlijt" doorgegaan. De residentiële marktvolumes namen flink toe, van bijna 132 duizend nieuwe residentiële installaties in 2017 via bijna 192 duizend in 2018, bijna 240 duizend in 2019, en ruim 307 duizend in 2020, naar alweer een nieuw record volume van ruim 344 duizend nieuwe exemplaren in 2021.

De enorme toename in 2022 die we al in de grafiek onder (a) zagen, lijkt dominant te zijn veroorzaakt door de residentiële sector, weergegeven in de huidige, grote grafiek. Er werd een absolute record hoeveelheid van maar liefst 517.927 nieuwe PV projecten op woningen gerealiseerd in dat jaar, een groei van 51% t.o.v. de aanwas in 2021, die al zeer hoog was.

Ook de groei in het eerste half-jaar van 2023 was weer bizar hoog, vooralsnog met de voorlopige cijfers 320.556 nieuwe PV installaties op woningen. Maar aangezien de tweede jaarhelft met een zeer forse dip is geconfronteerd, kunnen we nog niet veel zinnigs zeggen over het totale (potentiële) jaarvolume in 2023. Bovendien zullen de data voor het eerste half-jaar fors worden aangepast bij latere updates.

Bij de nieuwe woning installaties blijkt ook in 2022 weer, dat Zuid-Holland een historisch record heeft gevestigd. Nooit eerder werden in een Nederlandse provincie zo veel nieuwe residentiële projecten gerealiseerd, 98.801 exemplaren om "precies" te zijn (19,1% van totaal volume in dat jaar).

Economische activiteiten - aantallen

Bij de bedrijfsmatige projecten (inset in grafiek) was de "dip" in 2014 iets scherper dan bij woningen (bijna 7 en een half duizend nieuwe installaties, in 2014 nog ruim 8.600 nieuwe projecten). Na een stabilisatie in 2015-2016 (ruim 8 en een half duizend nieuwe projecten/jaar) ging ook daar het gas er op. Met dik 10 duizend nieuwe installaties in 2017, via ruim 14 duizend (2018), naar een opmerkelijk jaar record van 34.704 nieuwe installaties in 2019 ("definitieve" cijfers). Het CBS had in een eerdere revisie voor 2019 juist het aantal 69% opwaarts bijgesteld, in tegenstelling tot de later (fors) neerwaarts bijgestelde volumes voor 2020. De groei van het nieuwe jaarvolume in 2019 was in ieder geval, met de definitieve data spectaculair: 143% hoger dan de aanwas in 2018.

2020 geeft na flinke eerdere wijzigingen een zeer sterk afwijkend beeld te zien voor de bedrijfsmatige sector. Er zouden, met de bijgestelde cijfers, slechts 14.220 projecten zijn bijgekomen, minder dan de helft van het aantal dat werd toegevoegd in 2019 (!). De jaargroei volumes vanaf 2021 zijn helaas niet nog niet bekend vanwege het gaande onderzoek van het CBS naar de toewijzings-systematiek.

Noord-Brabant was ook in 2019 en 2020 weer top-runner, bij zowel de residentiële, als bij de bedrijfsmatige installaties. In 2019 werd zelf een nieuw provinciaal record volume bereikt van 7.350 nieuwe PV projecten in het bedijfsmatige segment in die provincie. In 2020 waren het er 2.855, iets hoger dan in 2018. Er zijn duidelijke verschillen in de ratings tussen de sectoren woningen en "niet-woningen". Bij de woningen stonden in 2019 en 2020 Flevoland resp. Zeeland op de laatste positie, met 5.870 resp. 6.408 nieuwe installaties. Bij de bedrijfsmatige projecten was de verhouding 796 voor Zeeland, resp. 335 nieuwe projecten voor Flevoland in die periodes. Zuid-Holland staat op de 2e positie bij de nieuwe PV projecten op woningen in 2020, maar is pas vierde in de bedrijfsmatige sector in dat jaar. Overijssel komt bij de groei bij de woningen pas op de 7e positie in 2019-2020, maar in het segment economische activiteiten staat ze op de vijfde plaats in beide jaren.

De vier meest impact makende provincies (NB, ZH, Gld en NH) hadden bij de nieuwbouw in 2020 een aandeel van 182.151 installaties bij woningen (ruim 59% van totaal volume in die sector). In 2022 was dit al 305.540 installaties (bijna 59%, en Zuid-Holland met het provinciale record nieuwbouw, 98.801 nieuwe installaties). In de sector economische activiteiten hebben de vier grootste contribuanten (volgorde: NB, Gld, NH en ZH) in 2020 7.893 exemplaren toegevoegd (bijna 56% van het totaal in dat segment). Voor latere cijfers moeten we op afronding van het huidige onderzoek van het CBS wachten.

Aan de dikte van de kolom-schijven is te zien dat de volgorde van de ratings tussen de provincies verschillend is geweest in eerdere jaren, t.o.v. de situatie in 2023 H1, resp. 2020 (waarop in onderhavige grafiek is gesorteerd, woningen, resp. economische activiteiten). De volgordes kunnen dus voor elke update, en voor elk kalenderjaar, altijd verrassingen in petto hebben.


(c) Jaarlijkse groei van totale PV capaciteit, per provincie gestapeld (in MWp)

Zie ook exemplaar cijfers tm. 2021 (31 mei 2022; data 2022-2023 H1 in huidige exemplaar geïnsereerd)

Naar analogie van het exemplaar getoond in paragraaf 11a, hier de nieuwe totale PV capaciteit per kalenderjaar van 2013 tm. 2023 H1 (2021 definitief, 2022 nader voorlopige cijfers, 2023 H1 voorlopige data). Hier is, ten eerste, weinig te bemerken van een "inzinking" in 2014 (bijna 358 MWp nieuw t.o.v. bijna 363 MWp in 2013). Daarna begon de sector stapsgewijs te groeien (ondanks ongeveer stabilisatie van de nieuwe aantallen projecten), van 519 MWp in 2015, via 609 MWp in 2016, naar al een behoorlijk volume van bijna 776 MWp in 2017. Daarna gingen de nieuwe volumes zeer hard omhoog, die een duidelijke indicator zijn van de enorme schaalvergroting in de Nederlandse solar sector. Van 1.698 MWp nieuwbouw in 2018 tot een tijdelijk nieuw record van 2.617 MWp in kalenderjaar 2019. Dat was een groei van de jaarlijkse aanwas van ruim 54% t.o.v. het nieuwe volume in 2018. Veel hoger dan de 33% bij de jaar groei bij de nieuwe aantallen projecten (paragraaf 11a), en wederom een duidelijke aanwijzing van de schaalvergroting van de markt, met gemiddeld genomen steeds grotere projecten.

In 2020 werd alweer een nieuw record volume bereikt van 3.883 MWp (gewijzigde cijfers t.o.v. laatste update), dik 48% meer dan bij de aanwas in 2019. In 2021 zakte de groei tijdelijk iets in t.o.v. het voorgaande jaar, met, volgens het CBS nu definitief, 3.714 MWp, 4,4% lager.

Nieuw record

2022 sloeg alle records, met 4.777 MWp nieuwe capaciteit, ook al is dit nog slechts een "nader voorlopig" cijfer. Dit is 29% hoger dan in het voorgaande jaar, en nog steeds 23% hoger dan in 2021. Het eerste half-jaar van 2023 volgde met alweer 2.812 MWp (nog zeer voorlopige cijfers), wat puur theoretisch bezien een nieuw jaar record zou kunnen opleveren in 2023. Maar gezien de problemen op de residentiële markt, en een "stroef verloop" in het projectenmarkt segment, is dit beslist nog niet zeker.

De volgordes per jaar zijn zeker bij de capaciteit fors verschillend. Dit is grotendeels het resultaat van het vrij onvoorspelbare implementeren, en exacte moment van netkoppeling, van grote zonneparken, die een hoge impact hebben, met name op de jaarlijkse groei volumes per regio. Bijvoorbeeld Groningen, wat lange tijd ergens achteraan lag wat nieuwe volumes betreft. In 2019 opeens flink groeide en op de 5e plaats kwam, met 219 MWp nieuw vermogen. In 2020 in 1 keer op de 3e plek door toevoeging van enkele grote zonneparken (451 MWp). Maar vervolgens, in 2021, weer net zo hard terugzakte naar de laagste regionen, met nog maar 214 MWp nieuw in deze categorie. Dat nieuwbouw niveau lag iets lager in 2022 (193 MWp), maar in de eerste jaarhelft van 2023 is alweer 217 MWp nieuw volume opgetekend door het CBS, dus de kalenderjaar groei kan nog een stuk hoger komen te liggen dan in de voorgaande 2 jaren.

Deze forse tempo wisselingen in de jaargroei volumes zien we vooral terug in provincies met grote SDE portfolio's, met name de zonnepark aandelen daar in. Zo is Drenthe in 2022 op de vierde plaats beland. In eerdere jaren zien we Drenthe nog in de lagere regionen terug, toen er nog weinig zonneparken van betekenis werden gebouwd. In de eerste jaarhelft van 2023 is de provincie echter weer stevig weg gezakt.

In 2020-2023 H1 blijft Noord-Brabant "met stip" het beste presteren (tussen 645 en 800 MWp in 2022, en alweer 437 MWp nieuwe toevoegingen in 2023 H1). In 2020 bij de jaargroei nog gevolgd door Gelderland, Groningen, en Zuid-Holland, in 2021 door Gelderland, Zuid- en Noord-Holland, in 2022 door Gelderland, Zuid-Holland, en Drenthe, en, tot slot, medio 2023, door Zuid-Holland, Gelderland, resp. Noord-Holland. Ook deze volgorde kan later nog wijzigen als het CBS met nieuwe cijfer updates komt.

Het totale nieuwbouw volume van de vier meest impact makende provincies was in 2023 H1 1.880 MWp, 50,8% van de totale toegevoegde capaciteit in dat jaar. De relatieve aandelen van de 4 hoogst scorende provincies was in de jaren 2020-2021-2022 achtereenvolgens 52,3%, 54,9%, resp. 50,0%, en fluctueert dus behoorlijk.

Hekkensluiter was medio 2023 Fryslân, met ruim 106 MWp nieuwbouw, maar in 2020-2021 was dat nog Zeeland met 118, resp. 100 MWp nieuwe capaciteit. Het verschil tussen Noord-Brabant en Fryslân was halverwege 2023 een factor 4,1. In 2020-2022 wisselde deze factor, de verhouding tussen de hoogst- resp. laagst scorende provincie, van 5,5, via 7,2, naar 4,5.

Er kon medio 2023 nog geen provincie toewijzing worden gedaan door het CBS, voor 9,9 MWp aan nieuwe capaciteit (oranje segmentje bovenaan de kolommen, bijna niet waarneembaar op deze schaal).

Intermezzo 4 - Status netgebied Enexis "sensu lato" in relatie tot ontwikkelingen bij Liander (bijgestelde cijfers)

Uit bovenstaande grafiek blijkt ook, dat alleen al in het netgebied van netbeheerders Enexis, CoteQ en Rendo, de provincies Groningen, Drenthe, Overijssel, Noord-Brabant, en Limburg omvattend, een capaciteit is toegevoegd van maar liefst 1.234 MWp, in de eerste jaarheft van 2023. In het laatst bekende kalenderjaar 2022 was dat 2.150 MWp. Het relatieve aandeel op de totale nieuwbouw in heel Nederland lag tussen de jaren 2012 en 2022 tussen de 41% (2018) en zelfs ruim 51% in 2020. Het overgrote merendeel van dat volume valt toe aan de grote netbeheerder Enexis. Coteq en Rendo hebben in hun verzorgingsgebied voor elektra relatief kleine volumes in Goor, Almelo, en Oldenzaal (Overijssel, Coteq), respectievelijk Hoogeveen (Dr.) en Steenwijk (Overijssel, Rendo NB). Het komt daarnaast voor dat in genoemde gemeentes elektra aansluitingen voorkomen die (deels) op naam van Enexis staan. Daar heeft Polder PV al meerdere malen voorbeelden van gevonden.

Omdat niet van al de "niet Enexis" dorpen / gemeentes PV data beschikbaar zijn bij het CBS, kunnen alleen overkoepelende cijfers gebruikt worden om evolutiepaden te tonen. Dat heb ik in onderstaande tabel voor het "Enexis sensu lato" gebied, bestaande uit 5 provincies, gedaan voor de eindejaars-volumes (EOY). Dus incl. de kleine netgebieden van Coteq en Rendo.

Enexis gebied sensu lato (incl. Coteq, Rendo; EOY):

  • 2012 134 MWp
  • 2013 293 MWp
  • 2014 442 MWp
  • 2015 696 MWp
  • 2016 991 MWp
  • 2017 1.340 MWp
  • 2018 2.030 MWp
  • 2019 3.257 MWp
  • 2020 5.249 MWp
  • 2021 7.077 MWp
  • 2022 9.227 MWp**
  • 2023 H1 10.461 MWp*

In de laatst getoonde 6 en een half jaar is in dit grote, door Enexis gedomineerde netgebied dus achtereenvolgens de 1e tot en met de 10e GWp aan geaccumuleerde PV capaciteit doorbroken, volumes waar geen andere netbeheerder ook maar in de buurt is gekomen.

**, * Behoeft zeer waarschijnlijk nadere bijstelling, zie paragraaf hier onder.

Validatie met Open Data Enexis
Enexis heeft in hun Open Data portal cijfers gepubliceerd over alleen hun aansluitingen. Uit de optelling van de data voor alle weergegeven regio blijkt, dat eind 2022 er 4.175 MW aan installaties invoedend op kleinverbruik aansluitingen (KVB) waren, waarvan veilig aangenomen kan worden dat dit vrijwel uitsluitend kleine residentiële PV-installaties zijn geweest (derhalve, MWp). Voor grootverbruik (GVB) is het gecontracteerde vermogen voor o.a. zonnestroom projecten separaat opgegeven, uitgedrukt in MW AC vermogen van de omvormers. Dat was eind 2022 een volume van nog eens 4.510 MWac. Zouden we uitgaan van 10% overdimensionering van generator t.o.v. omvormer vermogen, zou dit resulteren in een speculatief opgesteld generator vermogen van 4.961 MWp. Enexis claimt echter een branche afspraak te volgen, dat die overdimensionering zelfs 30% zou zijn ("Op dit moment wordt vaak 30% curtailment toegepast"). Zou je dat als "norm" voor de hele populatie nemen, zou je mogelijk zelfs op 5.863 MWp opgesteld generator vermogen kunnen komen voor het grootverbruik segment. Tellen we KVB en GVB op, komen we aan 9.136 MWp EOY 2022 bij 10%, resp. 10.038 MWp bij 30%. De waarheid zal vermoedelijk daar ergens tussenin liggen, dus in de buurt van de 9,6 GWp. NB: projecten direct aangesloten op het hoogspanningsnet van TenneT, zoals ZP Midden-Groningen, vallen hier niet onder, dus het zijn sowieso minimum opgaves.

Opwaartse correcties CBS te verwachten
Volgens de huidige CBS data zou er in het Enexis netgebied s.l., dus incl. de kleine netgebiedjes van Coteq en Rendo NB, eind 2022 9.227 MWp aan PV vermogen opgesteld zijn geweest (tabelletje hierboven). Dat is beduidend lager dan het gemiddelde voor de vermogens zoals hierboven berekend op basis van de Open Data van Enexis s.l. Zeker omdat de - onbekende - data voor Coteq en Rendo hier nog van moeten worden afgetrokken. Bovendien is het vrij onwaarschijnlijk dat er slechts een overdimensionering van 10% van het generator vermogen t.o.v. de capaciteit van de omvormers (tot voor kort veelal het "gecontracteerde vermogen") in de hele populatie is geweest, het lijkt zeer waarschijnlijk dat dit al jaren fors meer was (mogelijk de door Enexis genoemde 30%). Dat betekent, dat er een fors "gat" zit in de uitkomsten van de opgaves van Enexis zelf, en de huidige status update van het CBS. In andere bewoordingen: de CBS data (voor Enexis s.l.) zullen later hoogstwaarschijnlijk nog flink moeten worden bijgeplust. Hoeveel dat zal zijn, zullen we waarschijnlijk pas veel later gaan horen.

Medio 2023 ook al in Open Data Enexis
Voor het eind van de 1e jaarhelft van 2023 heeft Enexis zelfs ook al een opgave voor de accumulatie cijfers, zowel voor kleinverbruik, als voor grootverbruik. Dat zijn, respectievelijk, cumulaties van 5.054 MWp voor KVB (groei t.o.v. begin 2023 21,0%), en 4.652 MWac gecontracteerd voor GVB. Dat laatste lijkt zeer onwaarschijnlijk laag, zelfs al houden we daarbij rekening met de problematische situatie met de netten in grote delen van Enexis gebied. Genoemd volume is namelijk slechts 142 MW hoger dan begin 2023. Vermoedelijk moet daar nog veel capaciteit worden bijgeschreven in de Enexis dossiers. Cijfers voor GVB zijn pas gestart medio 2021, eerder heeft Enexis geen data in het Open Data bestand. Voor kleinverbruik zijn de cijfer opgaves begonnen op 1 januari 2020.

Liander
De grootste netbeheerder van Nederland, Liander, meldde de volgende "piketpalen" in hun kwartaal updates (voorlopig de laatste tm. Q3 2022, vindt u recent hier besproken). Het is niet simpelweg mogelijk om de Liander data uit de CBS rapportages tevoorschijn te toveren, omdat bijvoorbeeld Zuid-Holland grotendeels gedekt wordt door Stedin, en in geringere mate door Liander (noordelijk gebied in ZH). De grens tussen die twee gebieden verloopt zeer grillig, waardoor niet goed mogelijk is om te bepalen of deelgebieden tot het ene of tot het andere netgebied behoren. Bovendien is er nog een andere anomalie: Heemstede (in "Liander provincie Noord-Holland"), ligt óók in Stedin netgebied ! Het volume in Heemstede lijkt echter zeer beperkt, dus die anomalie houden we voorlopig "pro memori" apart.

De door Alliander opgegeven EOY volumes zijn als volgt, waarbij ook nog moet worden gesteld, dat dochterbedrijf Liander DC volumes van kleinverbruik projecten kunstmatig optelt bij het gecontracteerde AC vermogen van projecten achter grootverbruik aansluitingen, waardoor je "niet goed kloppende" totaal volumes krijgt (zie introductie in de grote update van 4 november 2021, en de daar aan gelinkte detail analyse). Vandaar dat de cijfers hieronder vooralsnog in "megawatt" (MW) zijn uitgedrukt, waarbij voor het gemak wordt verondersteld dat dit nominaal generator vermogen (MWp) zou zijn (wat niet de realiteit is).

Liander (EOY):

  • 2012 69 MW
  • 2013 180 MW
  • 2014 292 MW
  • 2015 452 MW
  • 2016 655 MW
  • 2017 891 MW
  • 2018 1.504 MW
  • 2019 2.500 MW
  • 2020 3.444 MW
  • 2021 4.781 MW
  • 2022 5.874 MW**
  • 2023 H1 6.768 MW*
  • 2023 QIII 7.144 MW*

Duidelijk blijkt uit bovenstaande staatjes, dat Liander eind 2020 mogelijk al 1,8 GW achter liep t.o.v. de accumulatie in het netgebied Enexis sensu lato. Eind 2021 zou het verschil alweer zijn opgelopen naar meer dan 2,3 GW, eind 2022 naar 3,4 GW, en medio 2023 mogelijk zelfs alweer naar 3,7 GW. Zelfs als we rekening zouden houden met diverse nog uit te voeren correcties, blijven deze verschillen zeer hoog. Gezien de enorme concentratie aan grote projecten (met name zonneparken) in Enexis s.l. gebied, zal het verschil waarschijnlijk groter gaan worden.

Uit de detail segmentaties voor provincies blijkt duidelijk dat Noord-Brabant in Enexis gebied de provincie is met de meeste (aantallen installaties en) PV capaciteit, medio 2023 3.814 MWp, met bovendien de hoogste groei, van 437 MWp in de eerste jaarhelft. De grootste "niet-Enexis" provincie is Liander provincie Gelderland, met volgens het CBS 2.866 MWp, medio 2023. Dat is 25% minder dan in Noord-Brabant.

Daarbij is het ook weer opvallend, dat Liander in hun publiek zichtbare cijfers voor medio 2023 laat zien dat er "2.644 MW" in Gelderland zou zijn geaccumuleerd. Het is zeer waarschijnlijk, dat dit opvallende verschil wordt veroorzaakt door de diverse wijzen waarop capaciteit lijkt te worden opgegeven. In de Liander cijfers wordt namelijk een volslagen kunstmatige optelling getoond van generator vermogen voor kleinverbruik, en gecontracteerd AC vermogen bij de installaties achter grootverbruik aansluitingen.

De toename in de eerste jaarhelft van 2023 was na Noord-Brabant het grootst in Zuid-Holland, 395 MWp, waarvan het zwaartepunt (zuidelijke deel) in Stedin gebied ligt, en het kleine noordelijke deel bij Liander is ondergebracht. Die toename was een kleine 10% lager dan in Noord-Brabant.

Segmentatie

Tot slot, als we naar de segmentaties voor het Enexis s.l. gebied kijken, komen we in totaal voor de residentiële markt ("woningen") medio 2023 momenteel, met de meest recente CBS data, op een nieuw half-jaar volume van 637 MWp volgens het CBS, bijna 52% van het nationale totaal volume in dat marktsegment. In kalenderjaar 2022 was dat aandeel nog maar 42%. De bedrijfsmatige sector had in de 1e jaarhelft van 2023 een omvang van 597 MWp, wat 48% van de totale groei in dat segment was voor Nederland. In 2022 lagen de verhoudingen t.o.v. het residentiële segment echter andersom. Toen was de nieuwbouw bij bedrijfsmatige installaties namelijk 1.249 MWp, wat in dat jaar 58% was van het totale jaarvolume.

Wat de eindejaars-accumulaties betreft, was medio 2023 4.077 MWp aanwezig op woningen in Enexis gebied sl (ruim 18% van nationaal volume in dat segment, 22.412 MWp), en reeds 6.383 MWp in de bedrijfs-sector sensu lato. Wat al 49,5% van het nationale volume in die sector zou zijn (12.896 MWp). De geaccumuleerde capaciteit bij het bedrijfsmatige aandeel van Enexis schommelde bij de EOY volumes eerder tussen bijna 44% (2018) en 50,5% (2021).

 


(d) Jaarlijkse groei van totale PV capaciteit, per provincie gestapeld - segmentatie woningen en "bedrijven"

Zie ook exemplaar cijfers tm. 2021 (31 mei 2022; data 2022-2023 H1 in huidige exemplaar geïnsereerd)

Woningen - In deze laatste grafiek van dit kwartet worden de nieuwe PV capaciteiten per jaar getoond, naar analogie van de eerder getoonde grafiek (onder b) voor de aantallen nieuwe projecten per jaar. Wederom hier uitgesplitst naar de nieuwe jaar volumes bij woningen (grote grafiek), resp. ditto voor de nieuwe PV capaciteiten bij de "bedrijven" (inset linksboven), van 2013 tm. 2023 H1 (helemaal rechts wederom nog zeer voorlopig data).

Bij de woningen was er weer een lichte terugval van ruim 249 (2013) naar 240 MWp nieuw volume in 2014, gevolgd door een hoger niveau van 301 tot 289 MWp in 2015-2016. Ook hier nam de groei vanaf 2017 snel toe. Van 420 MWp nieuw volume op woningen in 2017 via 647 MWp in 2018, en 908 MWp in 2019, naar alweer een nieuw record volume van 1.252 MWp in 2020. De eerste maal in de Nederlandse geschiedenis dat er meer dan een GWp aan residentiële solar in een jaar tijd werd toegevoegd aan het toch al sterk gezwollen totaal volume. En een hoge procentuele groei t.o.v. de aanwas in 2019, maar liefst 38%. In het voorgaande jaar was de toename van de jaargroei zelfs nog 40% t.o.v. de aanwas in 2018.

2021 ging hier in absolute zin alweer overheen, met 1.354 MWp groei, een relatieve toename van nog eens 8,1% t.o.v. de aanwas in 2020.

2022 sloeg echter alle voorgaande records, met een bizarre groei naar 2.185 MWp in alleen het woning segment, een spectaculaire groei van ruim 61% t.o.v. de aanwas in voormalig "record" jaar 2021. Ook in het eerste half-jaar van 2023 was de groei verbazingwekkend, alweer 1.488 MWp. Maar, zoals gezegd, moeten we afwachten wat de cijfers voor de ongetwijfeld zwaar tegenvallende 2e jaarhelft hebben opgeleverd in dit segment, om te bezien wat dat voor effect op het totale jaargroei volume voor 2023 zal hebben gehad. Als de "markt instorting" relatief mild is geweest, kan 2023 alsnog een record jaar zijn geworden in het woning segment.

Noord-Brabant blijft bij de jaargroei cijfers in 2022 en in de 1e jaarhelft van 2023 wederom haar stempel drukken in de residentiële sector, met inmiddels 381 resp. 278 MWp nieuwe realisatie volumes. Wat ruim 17%, resp. bijna 19% van het nieuwe totaal volume in die periodes was (2.185 resp. 1.488 MWp), in dit segment. De rating volgorde van de provincies is t.o.v. de status update van 31 mei 2022 enigszins gewijzigd: Limburg en Overijssel zijn van positie gewisseld, en Drenthe en Fryslân hebben Groningen bij deze nog zeer voorlopige 1e half-jaar cijfers ingehaald.

Na Noord-Brabant volgen medio 2023 de "usual suspects" Zuid-Holland, Gelderland en Noord-Holland (235-160 MWp nieuwbouw). De eerste vier provincies claimen bij de nieuwbouw in het eerste half-jaar van 2023 een volume van 882 MWp op residentiële daken, ruim 59% van het totale volume in die sector. Overijssel, Limburg en Utrecht komen nog aardig mee (130 - 109 MWp). In aflopende reeks eindigt het overzicht bij Fryslân, Drenthe, Groningen, Flevoland, en hekkensluiter Zeeland (tussen de 67 en 33 MWp nieuwbouw in de eerste jaarhelft van 2023).

Van 0,002 MWp aan residentiële capaciteit kon nog geen toewijzing gedaan worden aan een provincie, dat flinterdunne segment is bovenaan de kolom voor 2023 H1 weergegeven.

Economische activiteiten / "bedrijven" - In eerste instantie was er in ieder geval geen sprake van "een dip" in 2014, er werd 3 MWp meer jaarvolume gemeld dan de 114 MWp in 2013. Vervolgens groeiden de jaar volumes aan, van 218 MWp in 2015, 320 MWp in 2016, en 355 MWp in 2017. 2018 gaat de geschiedenis als het "piketpaal jaar" wat de groei van bedrijfsmatige PV project volumes betreft. In een keer kwam het jaarvolume al boven de GWp uit in dat marktsegment. Getoonde 1.051 MWp was al een factor 3 maal zo groot dan de jaargroei in 2017 (groei van 196% t.o.v. nieuw volume in 2017). Ook daarna ging er nog een flinke schep bovenop, met een nieuw record jaar volume van 1.709 MWp in 2019. De groei was in dat jaar 63% hoger dan de aanwas in 2018.

En alsof dat nog niet genoeg was, volgde met de definitieve CBS cijfers voor 2020 alweer een toename van bijna 54% t.o.v. de aanwas in 2019, en werd een nieuw record kalenderjaar volume bereikt van 2.630 MWp. De eerste maal in de geschiedenis dat er vér over de 2 GWp nieuwbouw in het "bedrijfs-segment" werd bereikt. De relatieve jaargroei tussen 2019 en 2020 is, met de huidige cijfers voor de bedrijfs-volumes substantieel hoger dan het niveau bij de residentiële installaties geworden (bijna 38%). En pakt daarmee steeds meer aandeel bij de totale vermogens in de gehele markt.

Met de ook definitief geworden cijfers voor 2021 is daar weer tijdelijk verandering in gekomen, de jaargroei is, met 2.360 MWp in dat jaar duidelijk, ruim 10%, achtergebleven op de aanwas in record jaar 2020.

De jaargroei in 2022 is, met al enkele flinke bijstellingen, die van record jaar 2020 al behoorlijk genaderd, en ligt momenteel op 2.592 MWp (nader voorlopige cijfers). Daarmee is de jaargroei bijna 10% hoger dan in 2021 in het bedrijfsmatige segment. Wat echter veel lager ligt dan de enorme aanwas in de residentiële sector (zie boven: groei 61%).

Het eerste half-jaar van 2023 stemt voorlopig tot tevredenheid, met vooralsnog een aanwas van 1.325 MWp in het bedrijfsmatige segment. Maar waar nog beslist het e.e.a. aan kan wijzigen, en waarvan de verwachtingen voor de 2e jaarhelft wat getemperd moeten worden gezien de trage groei in het door SDE projecten gedomineerde VertiCer dossier (nog zeer voorlopige cijfers tm. december bekend).

In absolute zin was de niet-residentiële markt (inset in grafiek, links-boven) al lang het jaar volume van de woning markt ver voorbij in 2018. In 2020 waren de verhoudingen opgelopen tot 2.630 MWp nieuw "economische activiteiten", t.o.v. 1.252 MWp nieuw residentieel, inmiddels al een factor 2,1 maal zo veel volume. In 2021 lagen die verhoudingen op 2.360 MWp / 1.354 MWp (factor 1,7). In 2022 is die verhouding weer iets afgekoeld, tot een factor 1,2. en in de eerste jaarhelft van 2023 is deze weer voor het eerst sinds 2018 omgeslagen naar een verhouding onder de 1, namelijk 0,9. Later zullen we zien hoe die verhouding uiteindelijk is geworden in het hele kalenderjaar, maar duidelijk is, dat de residentiële sector weer een machts-greep "terug" heeft gedaan, t.o.v. het segment economische activiteiten. Het is moeilijk voorspelbaar hoe dat in komende jaren zal uitpakken, wat sterk zal afhangen van de maatschappelijke effecten van al dan niet accepteren van het wetsvoorstel afbouw salderen door de Senaat, én natuurlijk, van het verloop van de realisaties van de projecten markt, waar weer geheel andere grote problemen spelen.

Verhouding Noord-Brabant : Groningen

In een vorige update (9 juli 2021) werd nog gerept van een unieke gebeurtenis, waarbij Noord-Brabant in het bedrijfs-segment in 2020 net aan door provincie Groningen zou zijn geklopt bij de nieuwe jaarvolumes. Groningen heeft, met een forse input van enkele grote zonneparken (Duurkenakker, Stadskanaal, Vlagtwedde) inderdaad goed gescoord in dat jaar, maar de meest recente data updates van het CBS laten zien, dat Noord-Brabant toch weer de eerste positie op het erepodium heeft beklommen in dat jaar. Met 406 MWp nieuwbouw, t.o.v. 397 MWp voor Groningen, was Noord-Brabant in dat segment in 2020 goed voor 15,4% van het totaal volume (2.630 MWp) in dat record jaar. Het verschil is extremer geworden in 2021, met 456 MWp voor Noord-Brabant, en nog maar 157 MWp in Groningen. Deze verhouding blijft dan ook sterk afhangen van de oplevering van zonneparken in enig jaar. Noord-Brabant had in dat jaar ruim 19% van het totale nationale groeivolume te pakken in het segment economische activiteiten. In 2022 viel dat weer terug naar ruim 16%, en in de eerste jaarhelft was Noord-Brabant, met nog maar 12% van het totale nieuwe volume, zelfs niet de best performing provincie, en moest ze 3 provincies incl. Groningen weer aan zich voorbij laten gaan. Flevoland was toen, met de huidige, zeer voorlopige cijfers, tijdelijk kampioen (bijna 13% van totaal nieuw volume).

De volgorde bij de andere provincies wordt voortdurend opgeschud per kalenderjaar, vanwege met name de inbedrijfstelling van grotere zonneparken op hun grondgebied. Dit gaat soms gepaard met flinke "schokken" in de ratings, afhankelijk van de omvang van die grote projecten. Kristalhelder blijft, dat de rating volgorde van de nieuw toegevoegde jaarlijkse capaciteits-volumes bij de sector "economische activiteiten" zeer sterk verschilt van het beeld bij de woningen (grote grafiek).

4 grootste impact makende provincies

De totale claim van de vier grootste volumes contribuerende provincies, NB, Dr, Gld, en ZH, is met de huidige voorlopige cijfers voor de jaargroei in 2022 1.378 MWp, ruim 53% van het totaal volume, in het segment economische activiteiten. In de woningmarkt was het aandeel van de 4 grootste contribuanten (incl. 1 andere provincie) nog een stuk hoger, 58%. In de eerste jaarhelft van 2023 zijn de verhoudingen, met weer een ander kwartet provincies (Fl, Gr, ZH & NB), 50%, in het segment economische activiteiten. En, met NB, ZH, Gld & NH, ruim 59% in de woning markt.

Ook in de huidige grafiek is weer aan de dikte van de kolom-schijven in het verleden te zien dat de volgorde van de ratings tussen de provincies - soms sterk - verschillend is geweest in eerdere jaren, t.o.v. de situaties in het eerste half-jaar van 2023 (waarop in onderhavige grafiek is gesorteerd). Onder anderen bij de provincies Groningen, Drenthe, en Overijssel zijn die verschillen goed te zien, wat met name in die gevallen sterk afhankelijk is van de oplevering van 1 of meer grote zonneparken in het betreffende jaar.

Bovenaan is nog net in de kolommen voor het bedrijfsmatige segment een "splinter" segment te zien met installaties die nog niet aan een provincie toegewezen konden worden. Dat waren marginale volumes van 12,6 MWp, 4,5 MWp, resp. 9,9 MWp in 2021 (beiden gecorrigeerd), 2022 (nader voorlopig), resp. 2023 H1 (voorlopig).


Direct naar inhoudsopgave


Ontwikkelingen op het niveau van gemeentes

In deze sectie presenteer ik enkele grafieken met de evolutie van aantallen PV installaties en gerealiseerde capaciteiten (MWp) in de Nederlandse gemeentes, met de nog zeer voorlopige cijfers voor 2023 H1. Wederom ontleend aan de brontabel verstrekt door het CBS, met andere selectie criteria om de data op tafel te krijgen. De volumes bevatten alle installaties, dus zowel op woningen, als op andere daken, alsmede grondgebonden projecten en enkele drijvende zonneparken, en andere onbenoemde categorieën.

(12) Verdeling en evolutie van aantallen PV projecten over de Nederlandse gemeentes (2023 H1*)


^^^
Klik
op plaatje voor uitvergroting in apart tab-blad

In bovenstaande grafiek de volledige serie gemeentes (342 volgens status 2023, 3 minder dan in 2022, en 38 minder dan de 380 in 2018, zie Wikipedia en de gerelateerde pagina's voor uitstekend overzicht van de volledige sequentie herindelingen, en bericht CBS per 1-1-2023 alweer naar 342 gemeentes) met de aantallen PV installaties per plaats, in aflopende volgorde van links naar rechts. Hier tussenin heb ik op de betreffende positie in een zwarte kolom het gemiddelde van de volumes in al deze gemeentes weergegeven. Medio 2023 was dat, met de huidige bekende voorlopige CBS data, 7.723 installaties per gemeente. Eind 2022 was dat nog 6.689, eind 2021 4.987, resp. eind 2020 3.975 volgens de meest recente cijfers over die jaren. De progressie is dus zéér groot geweest, over de hele linie. Een relatief kleine "voorhoede", met meer dan 38.000 tot bijna 17.500 installaties per gemeente, vinden we helemaal links in het diagram. Deze eerste 25 worden in de vervolg grafiek in meer detail getoond. Dan een hele lange continu aflopende reeks gemeentes met volumes tussen de 17.200 en 5.000 installaties op hun gebied (183 gemeentes). Gevolgd door een lange staart van, om diverse redenen, 134 slecht meekomende gemeentes met minder dan 5.000 projecten op hun grondgebied. Waarvan Schiermonnikoog (Fr., 265, 13 installaties meer dan eind 2022), Vlieland (Fr., 346), en Rozendaal (Gld, 382 stuks), om verschillende redenen de rode lantaarn (blijven) dragen. De Wadden-eilanden omdat ze klein zijn en maar weinig woningen cq. vaste inwoners hebben. Rozendaal bij Arnhem (Gld), ook zeer klein, is een nogal "eigenwijze" gemeente met zeer rijke inwoners, die kennelijk andere - belangrijker ? - dingen aan hun hoofd hebben dan de installatie van veel zonnepanelen, al is er beslist ook daar wat vooruitgang geboekt.

Niet in de grafiek opgenomen is er nog een contingent met 445 PV installaties die kennelijk (nog) niet waren in te delen bij enige gemeente, volgens de voorlopige CBS data voor medio 2023.

In deze 2e grafiek toon ik de 25 gemeentes met de meeste aantallen PV installaties op hun grondgebied, gesorteerd van links naar rechts. In hun al enige jaren voortdurende "strijd" heeft Utrecht (Ut) in de huidige versie voor medio 2023 haar top positie t.o.v. de nummer 2 behouden, t.o.v. de situatie in de update van 31 mei 2022 voor EOY 2021. Met 38.894 PV-installaties op haar dichtbevolkte grondgebied. Amsterdam had er toen marginaal minder (252 stuks), volgens de laatste officiële telling van het CBS, en is Groningen weer voorbij gestreefd. In de update van 2017 was Almere (Fl) nog derde, maar die stad in Flevoland is inmiddels weg gezakt naar de achtste plaats (28.558 exemplaren). Ze heeft plaats gemaakt voor de gemeentes Groningen (Gr, 33.873 projecten) Eindhoven (NB, 31.564 exemplaren), hard gegroeid Rotterdam (30.239 exemplaren, nog 11e in update van 31 mei 2022), 's-Gravenhage (29.646 exemplaren), en Tilburg (28.866 stuks). Voor commentaar op de hoge positie van gemeente Groningen, zie ook intermezzo 3 in de update van 10 december 2020. Leeuwarden en Alphen aan den Rijn zijn teruggezakt in deze top-25 rating. Ten opzichte van de update van mei 2022 zijn Meierijstad (NB), Súdwest-Fryslân (Fr), Oss (NB) en Alkmaar (NH) uit de top-25 verdwenen. Nieuw toegetreden zijn Westland (ZH), de 2 nieuw samengestelde gemeentes Dijk en Waard (NH) en Land van Cuijk (NB), en Hoeksche Waard (ZH).

Noord-Brabant blijft de best scorende provincie in de top-25, met 5 vertegenwoordigers (1 minder dan in de update van mei 2022), maar moet die plek inmiddels delen met Zuid-Holland, wat er 2 bij kreeg in de huidige rating. Noord-Holland en Gelderland hebben er momenteel 3, Utrecht en Overijssel elk 2. Groningen, Flevoland, Friesland, Limburg en Drenthe hebben slechts 1 gemeente in de top-25, Zeeland heeft er nog steeds in het geheel geen. De eerste Zeeuwse gemeente, Terneuzen, staat pas op de 53e plaats, maar is t.o.v. de vorige update wel gestegen in de rating.

De eerste 25 gemeentes hebben gezamenlijk 615.677 PV installaties staan, ruim 23% van het totale volume, medio 2023 (stabiel aandeel van beste 25 sedert 2019). Het gemiddelde voor alle gemeentes, incl. de nieuwe fusie gemeentes Eemsdelta (Gr., 2021), Land van Cuijk en Maashorst (beiden NB, 2022), en Voorne aan Zee (ZH, 2023), is 7.723 stuks (excl. nog niet ingedeelde exemplaren), weergegeven door de horizontale rode streepjeslijn in de grafiek. Dat gemiddelde was trouwens eind 2012, met de meest recente gemeente indeling die het CBS hanteert, nog maar 241 installaties per gemeente, eind 2015 983 stuks, en eind 2020 3.975 exemplaren. Medio 2023 waren er gemiddeld genomen dus 32 maal zo veel PV installaties per gemeente dan in 2012. Wederom een zoveelste voorbeeld ter illustratie van de fenomenale, maar ook bizarre groei van zonnestroom in Nederland. In dit geval m.b.t. de aantallen installaties, die worden gedomineerd door residentiële projecten.

Leiden

Mijn eigen gemeente, Leiden (ZH), blijft een matige middenmoter, maar is sedert 2019 wel wat omhoog geklommen. Ze stond in 2018 op de 76e plaats, in 2019 zelfs maar op de 84e. In 2020 was het weer op positie 75, eind 2021 op de 71e plaats, eind 2022 op positie 77 (nader voorlopige cijfers). En met de nog zeer voorlopige data van medio 2023 inmiddels op de 76e plek, met 9.873 PV installaties. Daarvan waren er (met de laatst bekende CBS data) 9.497 te vinden op woningen. De gemeente suggereerde destijds voor eind 2021 een veel te laag aantal in (artikel op Sleutelstad.nl eind 2021, slechts ruim 4.000). En waar Polder PV op 15 december 2021, met het toen bekende cijfer voor medio 2021, nog steeds veel hoger dan door de gemeente geclaimd, een correctie tweet over plaatste. Eind 2021 bleken er, volgens de meest recente CBS cijfers, al 6.460 woningen te zijn met een PV-installaties, in de Sleutelstad, zo'n 60% meer ...


In de derde grafiek van deze paragraaf laat ik de evolutie zien van de aantallen PV projecten bij de halverwege 2023 best presterende 25 gemeentes, vanaf 2012 (combinatie van oudere CBS statistieken en meest recente data vanaf 2019). De gemeentes zijn van boven naar onder gesorteerd in de legenda, in aflopende aantallen bereikt medio 2023, volgens de nog zeer voorlopige CBS cijfers voor dat ijkpunt, afgeleid uit de dataset gepubliceerd op 17 november 2023. Voor de eerste vijf gemeentes heb ik de toen bereikte accumulaties ook cijfermatig weergegeven. Onderaan heb ik de evolutie van het gemiddelde voor alle gemeentes weergegeven, met de bereikte omvang medio 2023 (nader voorlopig). Daarvoor heb ik de bijbehorende volumes aangegeven voor alle periodes (zwarte streepjes-lijn; dat is exclusief de volumes voor de nog niet in een gemeente ingedeelde projecten). Achteraan zijn de eerste resultaten voor medio 2023 getoond.

Duidelijk is de enorme progressie van de aantallen PV projecten per gemeente, in deze periode van 10 en een half jaar. Veel gemeentes vertonen ongeveer vergelijkbare trends. Maar er zijn ook exemplaren die duidelijk afwijkende "routes" vertonen. Er zijn gemeentes die in recente jaren duidelijke versnellingen in de curves laten zien, zoals kampioen Utrecht (Ut) en Amsterdam (NH). Almere (Fl) versnelde vooral in 2017, maar zakte qua tempo in 2018 weer terug, waardoor ze haar toenmalige 3e plaats aan de hoofdstad kwijtraakte. De groei trok in 2021-2023 weer aan. Maar het was niet voldoende om een erepodium plaats te kunnen bezetten. De snel PV installaties bij bouwende gemeentes Tilburg, 's-Gravenhage, Rotterdam en Eindhoven hadden haar medio 2023, of eerder al, ingehaald.

Daarnaast zijn er gemeentes die enkele jaren geleden door veel activiteit in de bovenste regionen verkeerden, maar die om diverse redenen het tempo met nieuwe PV projecten van de laatkomers niet meer konden bijhouden. Zo is destijds kampioen Den Haag (ZH) in 2012, gaandeweg door meerdere gemeentes ingehaald en belandde ze in een mediane cluster in deze top-25 rating, tussen 2016 en 2020. Vanaf 2021 is de groei weer sterk toegenomen, en kwam de residentie medio 2023 op een 6e plek. Het ook vroeg actieve Heerhugowaard (NH), wereldberoemd geworden door de "Stad van de Zon", is in een eerdere update al weggevallen uit de top 25, en sterk verder weg gezakt in de gemeente rating. Sinds haar opname in de nieuwe fusie-gemeente Dijk en Waard (1 jan. 2022), is ze als zodanig niet meer herkenbaar in de huidige statistieken.

Naast gemeentes die een relatief "strak" verloop kennen, zijn er ook wier evolutie een heel wat grilliger karakter kent. Zoals Haarlemmermeer (NH), wat een versnelling liet zien in 2015, toen weer terugviel, om in 2017 weer behoorlijk aan te trekken, en in 2019 zelfs weer een flinke extra groei-versnelling liet zien. Gemeente Apeldoorn (Gld) zette het gas er op in 2015, viel daarna op een constant - maar lager - niveau terug tm. 2018. Maar startte weer een "booster" op in 2019-2023 H1, waarmee de aantallen installaties weer versneld verder zijn toegenomen.

Hoogst curieus was de groei van de nieuwe Groningse gemeente Midden-Groningen in de update van 10 december 2020: Na twee rustige beginjaren, gingen de volumes enorm in de versnelling in 2014, maar zakte het hoge tempo met elk jaar weer iets in. Dit is hoogstwaarschijnlijk te wijten aan de zeer populaire, in o.a. deze gemeente gehanteerde "aardbevings-compensatie" subsidies, die ook voor de toen al populaire zonnepanelen konden worden ingezet. Daar is massaal gebruik van gemaakt in die regio. Kennelijk leverde dat even een "verzadiging" op, en vlakte de groeicurve beduidend af. In 2019 volgde vervolgens weer een lichte versnelling van het uitbouw-tempo. In een vorige update (juli 2021) is de gemeente echter weg gezakt uit de top-25, en bezet ze inmiddels, halverwege 2023, de 34e positie (niet meer zichtbaar in deze top-25 grafiek).

Byzonder is de positie van gemeente Groningen. Deze is, met terugwerkende kracht (!), zelfs even de best performing gemeente geweest in de periode 2016-2018. Maar dat was wel een beetje vals spelen, want die positie is alleen maar verworven omdat de hoofdstad van de gelijknamige provincie in 2019 fuseerde met Haren en Ten Boer, en het CBS met terugwerkende kracht de forse volumes installaties in die voorheen zelfstandige gemeentes heeft opgeteld bij Groningen (stad). Zie ook het derde intermezzo in de update van 10 december 2020.

Het aandeel van deze top-25 gemeentes is, wat de aantallen PV projecten betreft, ruim 23% op het totaal volume medio 2023, voor de op dat moment bekende 342 gemeentes in Nederland.


Direct naar inhoudsopgave


(13) Verdeling en evolutie van PV capaciteit over de Nederlandse gemeentes (2023 H1*)


^^^
Klik
op plaatje voor uitvergroting

In bovenstaande grafiek, vergelijkbaar met het exemplaar in de vorige paragraaf, maar nu i.p.v. aantallen PV installaties de halverwege 2023 opgestelde PV capaciteit per gemeente (in kWp), voor wederom de volledige serie gemeentes. In aflopende volgorde van links naar rechts. De meeste impact makende gemeentes links, met 179 MWp of meer per plaats, en 5.628 MWp gezamenlijk (25,1% van totaal volume). De eerste 25 gemeentes worden in de vervolg grafiek wederom in meer detail getoond. Dan een serie van 70 gemeentes met volumes tussen de 179 MWp en 75 MWp op hun grondgebied (7.677 MWp, ruim 34% van totaal). Gevolgd door gemeentes tussen de 75 en 25 MWp (174 stuks, 7.913 MWp, ruim 35% van totaal). En een "rest" met minder dan 25 MWp (73 stuks, 1.165 MWp, ruim 5% van totaal). Waarvan het volgende drietal ditmaal de rode lantaren draagt: Hekkensluiter Rozendaal (Gld, 2.288 kWp), Schiermonnikoog (Fr, 2.919 kWp), resp. Vlieland (Fr, 3.236 kWp).

In de grafiek heb ik ook met een vertikale lijn de piketpaal "100 MWp" aangegeven. Links ervan bevinden zich al 67 gemeentes met meer dan 100 MWp op hun grondgebied.

Er bevindt zich, medio 2023, onder de lagere regionen nog een "rest" categorie met 28,8 MWp die kennelijk (nog) niet was in te delen bij enige gemeente, volgens de huidige CBS data.

In deze 2e grafiek toon ik weer de 25 gemeentes met de hoogste PV capaciteit op hun grondgebied, gesorteerd van links naar rechts. Het in een voorgaande update voor 2019 in een keer op de eerste positie gelande Midden-Groningen (vanwege toevoeging van het destijds grootste zonnepark van Nederland) is haar positie, met nu 313 MWp, kwijtgeraakt aan zowel het Drentse Borger-Odoorn, als Dronten in de Flevopolder. De capaciteit in Borger-Odoorn is, door andere toevoegingen van met name grote zonneparken verder opgehoogd naar een volume van 332,9 MWp. In 2018 stond deze Drentse gemeente nog slechts op een bescheiden 46e positie in de gemeente rating. Ten opzichte van het gemiddelde voor alle gemeentes, is de verhouding van deze hoogste impact hebbende gemeente wel iets terug gelopen, van 7,2 via 6,8, naar, inmiddels, factor 5,1. Nog steeds een zeer groot verschil.

Dronten, in 2021 nog op de 24e plek, en in 2022 nog vlak achter Midden-Groningen op nr. 3 vanwege de toevoeging van het grootste zonneproject van Nederland, zonnepark Dorhout-Mees te Biddinghuizen, heeft in de huidige update inmiddels de 2e plaats bezet, het resultaat van, o.a., de toevoeging van het grootste deelproject van het Flevonice complex. Dit soort stuivertje wisselen wordt, zoals gezegd, in sterke mate beïnvloed door de netkoppeling van 1 of meer zonneparken binnen een bepaalde gemeente, en kan zeer grillig verlopen in de loop van de tijd.

Lelystad, in 2021 nog op de 7e plek, en in 2022 op de 5e, is weer een plek verder voorwaarts geschoven, waarschijnlijk omdat de grootste beschikking voor het 2e grote Solarvation renovatie project (aan de Edelhertweg) als opgeleverd is gedefinieerd in het 2e kwartaal van 2023, door RVO. Ze staat momenteel op 271,4 MWp, op de vierde positie. Gemeente Emmen (Dr.) is al sinds een vorige update haar ooit behaalde tweede plek kwijt geraakt, en is naar de vijfde positie gezonken, met momenteel 264,5 MWp.

Opvallend is de opkomst van Rotterdam, wat zich in het verleden traag ontwikkelde. Daar is de laatste tijd duidelijk verandering in gekomen, o.a. doordat de nodige enorme hallen in het havengebied incl. de Maasvlakte inmiddels van grote PV daken zijn voorzien. In 2019 stond Rotterdam nog op een troosteloze 312e plek (!), in 2020 klom de gemeente zeer snel naar de 22e plek, in 2021 zakte ze tijdelijk weer naar de 31e positie, in 2022 werd plek 10 geclaimd, o.a. door ingebruikname van het zonnepark op de noordrand van vliegveld RTHA, en medio 2023 staat de havenstad inmiddels op positie 6, met 258,0 MWp. Een van de meest spectaculaire nieuwe projecten is een verzameling van tien nieuwe enorme loodsen voor transportbedrijf DHG Smartlog van eigenaar Patrizia aan de Witte Zeeweg op de Tweede Maasvlakte (Distripark Maasvlakte West). Een dak-lease project van Sunrock, waar 25 MWp aan PV is geplaatst door bekend PV project bouwer, het van origine Duitse Goldbeck Solar.

Amsterdam en Zwolle zijn t.o.v. de update van 31 mei 2022 weggezakt uit de top 5, Goeree-Overflakkee moest het ditmaal met de 25e positie doen. Nogal wat gemeentes verdwenen uit de top-25 sinds de update van mei 2022. Dat waren, achtereenvolgens, Noordoostpolder, Leeuwarden, Breda, Westerkwartier, Ooststellingwerf, en Borsele. Die zakten weg naar posities tussen nr. 26 en 49 in de huidige gemeente rating.

In de plaats daarvan, zijn er ook weer de nodige gemeentes de top-25 binnengekomen, grotendeels het gevolg van grote projecten zoals opgeleverde zonneparken: Hoogeveen (Dr.), Terneuzen (Zld), en Coevorden (Dr.), alle drie met 4 nieuwe zonneparken sinds de update van mei 2022. Tevens traden aan de nieuw gevormde gemeente Land van Cuijk (NB), en het Noord-Hollandse Hollands Kroon (o.a. zonnepark Groetpolder, enkele kleinere exemplaren, vergezeld van de nodige grotere boerderij rooftop systemen).

Al deze - soms zeer forse - wijzigingen laat wederom goed zien hoe volatiel deze rating is, die van jaar tot jaar flink opgeschud kan worden.

Top gemeentes per provincie

Ook vanwege de nodige wisselingen bij de volumes en ratings van de onderlinge gemeentes, is er e.e.a. geschied bij de impact op provinciaal niveau. Groningen, Drenthe en Noord-Brabant hebben inmiddels 4 gemeentes in de top-25, Noord-Holland en Flevoland beiden 3, Zuid-Holland heeft er 2, en de provincies Overijssel, Gelderland, Limburg, Utrecht en Zeeland allen slechts 1. Fryslân heeft geen vertegenwoordiger, de eerste Friese gemeente die we in de rating tegenkomen, is Ooststellingwerf, die pas op de 49e plek is terug te vinden in de status update voor medio 2023.

De eerste 25 gemeentes hebben medio 2023 gezamenlijk 5.628 MWp PV capaciteit op hun grondgebied staan. In 2022 was dat 4.873 MWp, in 2021 3.608 MWp, in 2020 2.878 MWp, en in 2019 was dat nog maar 1.824 MWp. Hun relatieve impact is weer wat gestegen t.o.v. de 24,8% van het totaal volume in de mei 2022 update, momenteel is het aandeel van de 25 beste gemeentes 25,1% van alle capaciteit medio 2023.

Het gemiddelde voor alle gemeentes (exclusief categorie onbekend) is gestegen naar 65,4 MWp, weergegeven door de horizontale blauwe streepjeslijn in de grafiek (in het eerste diagram, met alle gemeentes, getoond als zwarte kolom). Dat gemiddelde was eind 2012, met de nieuwste gemeentelijke indeling van het CBS, nog maar 858 kWp per gemeente, eind 2015 4.330 kWp, en eind 2020 31,9 MWp. Dat gemiddelde is dus zeer sterk toegenomen. Medio 2023 was er gemiddeld genomen al een factor 76 maal zo veel PV capaciteit per gemeente dan in 2012. Bij de aantallen installaties was dat "slechts" een factor van 32, wat een zoveelste duidelijke indicatie is, dat de projecten gemiddeld genomen steeds groter worden. Dat geschiedt trouwens zowel op de daken, als bij de grote grondgebonden zonneparken.

Leiden (ZH)

Mijn eigen gemeente, Leiden (ZH), blijft ook op het gebied van PV capaciteit, zoals te verwachten, een zeer slecht presterende "lage middenmoter". In 2019 stond Leiden nog op de 188e positie, in 2020 op nr. 179, in 2021 zakte ze weer weg naar nr. 195, en in 2022 zelfs naar positie 201. Medio 2023 was ze weer wat plaatsen geklommen, en bereikte ze, met bijna 40 MWp aan PV vermogen op haar grondgebied, de 192e plek (van het totaal aan 342 gemeentes).

Bij de aantallen installaties bezette onze gemeente de 76e positie. Het knagende gebrek aan (veel) grote installaties maakt, dat "we" het zo slecht doen in de capaciteit rating. Af en toe wordt er wel een aardig project gerealiseerd, zoals het in 2017 grootste project, Da Vinci College, met 177 kWp (verslag PPV). Gevolgd door het bijna 400 kWp grote Gorlaeus project van Universiteit Leiden, begin juli 2018 opgeleverd. Eind 2020 werd het Agaathlaan NOM renovatie project in opdracht van huur corporatie Portaal op "de langste flat van Leiden" opgeleverd, met o.a. 1.850 zonnepanelen, en een gehandhaafde stadswarmte aansluiting voor de 226 woningen. Wat momenteel onofficieel nog steeds het grootste PV project van Leiden is. Dit is waarschijnlijk in het derde kwartaal van 2023 vervangen door het grote project van De Vries en Verburg, op de daken van de nieuwe ijshal / zwembad de Vliet bezuiden de Voorschoterweg, maar die is waarschijnlijk nog niet tot de cijfers van het CBS doorgedrongen.

Er zijn in Leiden echter weinig van dergelijke grote(re) projecten, dus echt opschieten doet het nog steeds niet in de Sleutelstad. De vraag is wanneer daar verandering in gaat komen. Heel erg jammer ook is, dat een drijvend zonnepark met 4.600 zonnepanelen naast de Corbulotunnel van de omstreden nieuwe Rijnlandroute was gepland, maar zoals al door Polder PV gevreesd, lijkt er een streep te zijn gezet door dat project. Kennelijk vanwege een combinatie van complexiteit, schaalgrootte, en kosten (bericht Leidsch Dagblad van 22 september 2022).


Tot slot in deze paragraaf, de met de aantallen installaties, hier voor getoond, vergelijkbare grafiek met de evolutie van de PV capaciteiten bij de halverwege 2023 best presterende 25 gemeentes, tussen de jaren 2012 en 2023 H1 (capaciteiten in kWp weergegeven). Deze zijn wederom van boven naar onder gesorteerd in de legenda, in aflopende volumes bereikt medio 2023, volgens de CBS cijfers. Voor de eerste vijf gemeentes heb ik de halverwege 2023 bereikte accumulaties ook weer cijfermatig weergegeven, in kWp opgesteld vermogen. Tevens heb ik de evolutie van het gemiddelde van alle (medio 2023: 342) gemeentes weergegeven in de zwarte streepjeslijn (curve rechts onderaan eindigend). En daarbij ook de behaalde niveaus per kalenderjaar weergegeven, en de status, halverwege 2023, ruim 65,4 MWp gemiddeld per gemeente.

De eerder besproken impact van het Scaldia zonnepark in gemeente Borsele is in deze grafiek niet meer terug te vinden, omdat de gemeente is terug gezakt naar de 45e positie. Opvallende versnellingen in de capaciteits-evolutie zagen we eerder bij veel gemeentes in 2018, wat te maken heeft met toevoegingen van 1 of meer (zeer) grote PV projecten in combinatie met de schaalvergroting binnen de projecten markt, én de forse groei in zowel de residentiële als de markt op bedrijfs-daken. Daar bovenop is een zeer gemeleerd beeld gekomen vanaf 2019, waarbij de versnellingen zeer sterk verschillen tussen de gemeentes onderling. Oplevering van grotere zonneparken zorgen voor een nogal chaotisch beeld in dit soort evolutie statistieken.

Grote versnellers per kalenderjaar

De ronduit opvallendste versneller in 2019 was, uiteraard, gemeente Midden-Groningen, die alleen al door slechts 1 zonnepark met een gelijkluidende naam in dat jaar - zeer tijdelijk - Officieel Nationaal Kampioen van Nederland was geworden. Met onder anderen de enorme toevoeging van bijna 103 MWp in dat ene zonnepark, plus nog wat "rest volume" (jaargroei in 2019 was totaal ruim 113 MWp), was deze op 1 januari 2018 gevormde Groningse fusie gemeente (met de dorpen Hoogezand-Sappemeer, Slochteren en Menterwolde) eind 2019 al 138,3 MWp aan PV capaciteit rijk. En dat was nog niet voldoende, want wederom werd er in 2020 een spectaculair volume toegevoegd, incl. het 64 MWp grote Duurkenakker project van Sunvest. Met een accumulatie van uiteindelijk 251,1 MWp, eind 2020, had de gemeente voorlopig haar koppositie flink verstevigd. Het verschil met de toenmalige nummer 2, Emmen, was in dat jaar al opgelopen tot 110 MWp.

In 2020 zijn er wederom flinke groeispurten bij verschillende gemeentes te zien. Deels door sterke groei van de residentiële markten, maar, vooral, spectaculaire aanwas in de bedrijvensector. Het "summum" daarvan zijn de toevoegingen in zonneparken. Twee gemeentes springen er in de top-25 bovenuit. Het in 2019 nog zeer laag staande Groningse Westerwolde voegde zonnepark Vlagtwedde toe, en schoot toen omhoog in de ratings, naar de 7e plek. Stadskanaal, ook provincie Groningen, startte in 2019 op een hoger niveau, voegde het grote zonnepark aan de Boekerenweg toe, en parachuteerde zichzelf direct naar de derde positie in de top-25, in 2020 bijna even hoog als het Drentse Emmen.

In 2021 werden opnieuw de kaarten geschud. Borger-Odoorn kwam met het Vloeivelden Hollandia super project en het zonnepark in Buinerveen direct op de 2e plek, met in totaal 193,7 MWp. Het verschil met nummer 1, Midden-Groningen (280,5 MWp) was toen nog "maar" 87 MWp. Emmen, gestaag door groeiend, werd door de opkomst van haar Drentse zuster gemeente naar de derde plaats verwezen, met 167,4 MWp. Amsterdam en Zwolle streden in 2021 om de vierde en vijfde positie, het pleit werd uiteindelijk net aan door de hoofdstad beslecht (160,6 vs. 156,4 MWp). Noordoostpolder en Stadskanaal verdwenen rap uit de top 10, omdat er in die gemeentes - tijdelijk - geen grote projecten werden gerealiseerd in 2021. Ze kwamen toen terecht op de plaatsen 12 en 13 in de rating. Opvallende stijgers iets lager in deze rating zijn in 2021 achtereenvolgens Apeldoorn, Breda en Dronten. Alle drie, vooral vanwege toevoeging van grotere zonneparken en gerelateerde projecten (Beemte-Broekland, Bavelse Berg, resp. carport Lowlands te Biddinghuizen).

Ook in 2022 werd de volgorde weer met name bepaald door nieuw toegevoegde zonneparken. Borger-Odoorn nam de leiders-positie over van Midden-Groningen en bereikte toen alweer een niveau van - voorlopig - 327,5 MWp, op enige afstand gevolgd door voormalig kampioen Midden-Groningen, met 304,9 MWp. Dronten, in 2021 nog op de 53e positie in de gemeente rating, nam opeens de 3e plek op het erepodium in, daarbij stevig geholpen door het nu nog grootste zonnepark van Nederland, Dorhout-Mees te Biddinghuizen (ruim 144 MWp). De versnelling in Tilburg in dat jaar wordt vooral veroorzaakt door inbedrijfstelling van weer enkele nieuwe grote distributie centra dat jaar, waarvan de daken vol zonnepanelen zijn gelegd (eind 2022 in de gemeente: 223,6 MWp, eerder was er al een imposante verzameling grote PV daken geaccumuleerd binnen de gemeentegrenzen).

In de eerste jaarhelft van 2023 waren de hoogste "toevoegingen" achtereenvolgens voor de gemeentes Pekela (Gr., ruim 70 MWp totaal, vanwege de inbedrijfstelling van het Raadhuisweg zonnepark), Emmen (Dr., vanwege het door Shell New Energies overgenomen zonnepark Pottendijk / combi met wind, totaal 68 MWp aan PV toegevoegd), Voorne aan Zee (per 1 jan. 2023 nieuwe gemeente, met medio 2023 68 MWp), Rotterdam (ZH, vooral vanwege ingebruikname van enkele grote DC complexen incl. het Patrizia DC op de westelijke Maasvlakte, totaal toegevoegd in het eerste half-jaar ruim 62 MWp), resp. Terneuzen (Zld., vanwege het ook door Shell overgenomen Koegorspolder / Tractaatweg dubbel-zonnepark, totaal in deze gemeente in het eerste half-jaar ook ruim 62 MWp toegevoegd).

Relatieve vermogens-dichtheid per oppervlakte eenheid per gemeente

Vergelijken we de relatieve impact bij de eerste 25 gemeentes, met de hoogste geaccumuleerde vermogens, medio 2023, blijkt t.o.v. de door CBS opgegeven oppervlaktes (tabel Regionale kerncijfers Nederland), Borger-Odoorn pas op de 8e plaats te komen, Midden-Groningen op de 10e, en Dronten zelfs pas op de 17e plaats te komen. Borger-Odoorn komt op inmiddels 1.198 kWp/km² opgestelde PV capaciteit, als we het totale oppervlak incl. binnenwateren als uitgangspunt nemen. In deze lijst met 25 gemeentes zie we opeens een heel andere "rating" terugkomen als de opgestelde nominale PV capaciteit wordt terug gerekend naar het oppervlak per gemeente. Afhankelijk van het uitgangspunt, bestaat het eerste vijftal uit:

Ratings volgens vermogen per km² voor het totale oppervlak in de gemeente:

  • Eindhoven (NB) - 2.186 kWp/km²
  • Venlo (L) - 1.998 kWp/km²
  • Tilburg (NB) - 1.937 kWp/km²
  • Utrecht (Ut) - 1.908 kWp/km²
  • Hoogeveen (Dr) - 1.693 kWp/km²

Ratings volgens vermogen per km², indien uitsluitend uitgegaan wordt van het landoppervlak per gemeente:

  • Eindhoven (NB) - 2.220 kWp/km²
  • Venlo (L) - 2.076 kWp/km²
  • Utrecht (Ut) - 2.019 kWp/km²
  • Tilburg (NB) - 1.977 kWp/km²
  • Zwolle (Ov) - 1.726 kWp/km²

In beide gevallen is Eindhoven kampioen, maar in de sub-rating zijn er alweer verschuivingen zichtbaar, en komt opeens Zwolle op de plaats van Hoogeveen te staan. Het grappige is hier dan weer, dat juist op 2 zandwinningsplassen in Zwolle (Bomhofsplas en Sekdoornse Plas) 2 forse drijvende zonneparken zijn aangebracht door GroenLeven, dus je moet altijd op je quivive zijn, als je dergelijke berekeningen maakt.

Heel Nederland, met 22.412 MWp medio 2023, verdeeld over het totale oppervlak van 41.543 km², komt met dezelfde verhouding op slechts 539 kWp/km², maar dat verbetert sterk, als het wateroppervlak buiten beschouwing wordt gelaten, en alleen naar landoppervlak wordt gekeken. Dan komt Nederland zelfs op een gemiddelde van 666 kWp/km² uit. De wat oppervlakte betreft uitgestrekte gemeente Lelystad (Fl., 765 km² groot) komt er in het top-25 lijstje voor de absolute capaciteiten wederom, net als in vorige updates, bekaaid van af, met maar 355 kWp/km², op de 24e positie van de top-25 ranglijst. Dat is wel alweer beter bij uitsluitend het landoppervlak, wat de gemeente, met 1.185 kWp/km², zelfs op de 12e positie brengt binnen deze top-25. Op de laatste plek komt in beide situaties een andere grote gemeente, het Noord-Hollandse Hollands Kroon (662 km² groot). Wat het tot slechts 272 kWp/km² brengt bij het totale oppervlak, en tot 504 kWp/km² als alleen het landoppervlak "in rekening" wordt gebracht.

Statistiek problemen blijven aanhouden

Problemen met deel-statistieken blijven aanhouden bij de CBS data. Soms komen er vreemde cijfers of ratings bovendrijven, die "niet kunnen kloppen" als je andere cijfers er naast gaat houden. Ik ben reeds behoorlijk uitvoerig in vorige updates op een mogelijke duiding van enkele "anomaliën" ingegaan. Zie daarvoor de laatste bespreking in de update van 31 mei 2022. Historische anomaliën zijn in ieder geval nooit door het CBS hersteld, dus die blijven wat ze zijn: vreemde eenden in de bijt, die officiële bijstelling zouden behoeven ...


Direct naar inhoudsopgave


(14) Evolutie en herverdeling van posities gemeentes bij parameter PV-capaciteit voor de Top-25 in 2012-2023 H1* (nieuwe tabel)


^^^
Klik
op plaatje voor uitvergroting in apart tab-blad

Vergelijk deze tabel voor medio 2023 (status 17 november 2023) met de versie van 31 mei 2022, voor eind 2021 en let op wijzigingen in de rating !

Van de diverse jaren heb ik, zoals wel vaker in het verleden gedaan, de top-25 gemeentes naast elkaar gezet in 1 tabel. Hieraan is goed te zien, dat het "landschap" voortdurend verandert, dat gemeentes in sommige periodes sterk opkomen, en dan weer wegvallen. En dat regelmatig nieuwe gemeentes opduiken in de rating, en een gooi naar hogere regionen doen. In bovenstaande tabel heb ik alle gemeentes in de top-25 rating voor medio 2023 weer een aparte kleur gegeven, en deze overgebracht op eerdere jaren, als ze in de desbetreffende top-25 lijstjes voorkomen. De jaren 2012 - 2021 zijn ongewijzigd gebleven in de huidige CBS update van 17 november 2023. 2022 betreft nog nader voorlopige cijfers, die nog kunnen wijzigen, evenals de nog zéér voorlopige eerste cijfers voor 2023 H1. Derhalve, zijn nog wel enkele rating positie wijzigingen te verwachten, in ieder geval vanaf 2022.

Voor kampioen capaciteit in de nieuwste rating voor 2023 H1, met stip, de nieuwkomer, Borger-Odoorn (Dr.: 327,5 MWp EOY 2022, resp. 332,9 MWp, 2023 H1), heb ik met enkele groene pijlen het evolutie pad voor deze gemeente weergegeven. In 2021 belandde Borger-Odoorn "vanuit het niets" opeens op de 2e plaats, en stoomde direct in 2022 door naar de 1e plek, om die medio 2023 niet meer af te staan.

Voormalig kampioen Midden-Groningen, opeens in de top-25 rating verschijnend in 2015, op positie 14, zakte naar de 21e positie in 2016, en de 23e plaats in 2017. In 2018 verdween de gemeente tijdelijk weer uit de top 25 (ze belandde toen op de 43e plaats). Om in 2019, met veel tromgeroffel (en het grootste zonnepark) weer terug te keren op nummer 1. En deze situatie vol te houden tot en met 2021. In 2022 zakte ze een plek ten bate van nieuwkomer Borger-Odoorn, en medio 2023 nogmaals, met een volume van 312,7 MWp, ten bate van Dronten, die toen de tweede plaats bezette. De opvallende locatie wisselingen van Midden-Groningen heb ik met de rode pijlen in het overzicht weergegeven.

Emmen (Dr.) kwam in 2013 op de 19e plek, klom tijdelijk naar de 12e plaats in 2014, viel tm. 2016 wat terug naar de 16e positie, bezette in 2017 in 1 keer de 3e plaats, en kwam even op numero 1 uit in 2018. Daarna volgde weer een terugval, naar de 9e plek in 2022. Om medio 2023 toch weer wat hogere regionen te bezoeken, en wel de 5e positie, met 264,5 MWp. Ook voor die gemeente heb ik het "evolutie pad" in de tabel, ditmaal met blauwe pijlen aangegeven.

De drie ingetekende evolutie paden kunnen, zoals u aan de kleuren voor de drie met pijlen gemarkeerde (voormalige) top gemeentes ziet, en voor de andere aan de kleuren van de vakjes, zeer grillig verlopen. De condities waaronder de wijzigingen optreden, zijn dan ook zeer divers. In ieder geval zal een steeds belangrijker factor bij gemeentes in deze top-25 de impact van zeer grote grondgebonden zonneparken gaan worden, een fenomeen wat de laatste jaren al zeer goed zichtbaar is geworden. Een gemeente waar zo'n park wordt geraliseerd, kan in 1 jaar tijd fors omhoog schieten in deze rating. Zoals u bijvoorbeeld aan de positie van Delfzijl ziet, in 2016. Het gevolg van de oplevering van zonnepark Sunport, 30,8 MWp. Delfzijl verscheen toen opeens "uit het niets" op de 1e plaats. Als er daarna relatief weinig gebeurt in zo'n gemeente, kan deze ook weer terugvallen: Delfzijl in 2017 op de tweede plaats, in 2018 naar de 12e positie, en in 2019 zelfs verder omlaag naar de 24e plaats. In 2020 verdween de gemeente weer uit de top-25 rating. De gemeente komt als entiteit echter niet meer terug vanaf de cijfers voor 2021, want ze is op 1 januari 2021 opgegaan in de nieuwe fusiegemeente Eemsdelta (Appingedam, Delfzijl, en Loppersum). Die trouwens wel relatief hoog in de rating is terug te vinden (medio 2023 op de 42e plaats, dus niet in het hier boven getoonde overzicht te zien).

Op plaats 4 vinden we nu oudgediende Lelystad, in 2020 nog op plaats 5, in 2021 iets weg gezakt naar de 7e positie, daarna weer opklimmend, om medio 2023 voorlopig te eindigen op 271,4 MWp. Deze hoge positie komt vooral door enkele grotere zonneparken op het grondgebied van deze grote Flevopolder gemeente.

Amsterdam, in 2014 nog kort op de eerste plaats, is tot en met 2018 stapsgewijs terug gezakt naar de 7e positie, wisselde diverse malen op en neer van positie, kwam in 2021 nog even op de vierde plaats, maar zakte daarna af, naar uiteindelijk de 9e positie, met 245,6 MWp, medio 2023. De korte tussentijdse "boosters" werden vooral veroorzaakt doordat in de haven regio meerdere grotere zonnedaken werden opgeleverd. Ook al staan er meer van dat soort grote projecten op stapel, zal de hoofdstad het toch moeilijk gaan krijgen om die positie te behouden in vergelijking met agrarische gemeentes waar "relatief eenvoudig" zeer grote grondgebonden zonneparken kunnen / konden worden aangelegd. Dit is niet mogelijk binnen "dure" (en weinig vrije grond hebbende) steden als Amsterdam. Zelfs al zou er nog zeer veel residentieel volume gaan bijkomen (vaak ook op de vele flats die de hoofstad rijk is), is de verwachting dat Amsterdam haar positie niet voor langere tijd kan behouden. Veel van het laaghangende fruit is reeds geplukt, en het zal steeds moeilijker worden om grote volumes extra bijgebouwd te krijgen.

Sinds de vorige update van mei 2022, zijn er maar liefst 6 gemeentes uit de top 25 verdwenen, te weten Noordoostpolder (Fl), Leeuwarden (Fr), Breda (NB), Westerkwartier (Gr), Ooststellingwerf (Fr), en Borsele (Zld). Er zijn twee nieuwkomers. Dat zijn Hoogeveen (Dr), die, vanwege met name de toevoeging van 2 zonneparken in Fluitenberg, en ditto in Pesse, op de 11e plaats belandde, medio 2023, met 218,8 MWp. En, direct daar onder, de Zeeuwse gemeente Terneuzen, vanwege, o.a., de grote projecten Mosselbanken en Koegorspolder. Terneuzen kwam voorlopig uit op 217,4 MWp, halverwege 2023.

Er zijn sedert 2022 ook weer de nodige "her-intreders" in de top-25 lijst. Dat zijn, achtereenvolgens, Rotterdam (ZH, verdween in 2019 tijdelijk uit de top-25), Hollands Kroon (NH, in 2021 even uit de top-25 gestapt, een jaar later weer terug), en Coevorden (Dr., al sedert 2013 langdurig uit de top, in 2022 weer her-ingetreden.

Eind 2021 hadden 31 Nederlandse gemeentes al meer dan 100 MWp aan PV capaciteit op hun grondgebied staan. Eind 2022 zijn dat er al 54 geworden, en medio 2023 alweer 67 exemplaren. Daarvan hebben al 14 gemeentes al meer dan 200 MWp op hun grondgebied, en 3 daarvan zitten alweer boven de 300 MWp.

Voor een grafische verbeelding van de verdeling van PV capaciteit per gemeente, zie ook de tweede kaarten cluster in paragraaf 18.

Voor een kaartje met de groei van PV capaciteit per gemeente tussen 2021 en 2022, zie ook het artikel "46 procent meer energieproductie uit zonnestroom in 2022" van het CBS, van 16 juni 2023.


Direct naar inhoudsopgave


(15) Kengetallen evolutie van aantallen PV projecten en capaciteiten in Nederlandse gemeentes

Op basis van de data van het CBS over de jaren 2012 tm. de huidige, zeer voorlopige voor medio 2023, heb ik ook, opnieuw, berekeningen gedaan voor enkele kengetallen voor de gemeentes. Die vindt u hier onder opgesomd. YOY = groei van jaar tot jaar t.o.v. accumulatie aan het eind van het voorgaande jaar (EOY - 1). CAGR = compound annual growth rate (gemiddelde procentuele groei per jaar over een bepaalde periode). Niet van alle gemeentes waren cijfers vast te stellen, o.a. door ontbrekende data voor 2012, of vanwege het ontstaan van fusie gemeentes waar (nog) geen actuele data van beschikbaar waren. Zie ook de tabellen "best" resp. "worst performers" onderaan deze sectie !

Evolutie van aantallen PV installaties:

  • Laagste relatieve YOY groei in een NL gemeente: Schiermonnikoog (Fr.) 6% in 2020 (en 5% in de eerste jaarhelft van 2023)
  • Hoogste relatieve YOY groei in een NL gemeente: Loppersum (Gr.), 310% in 2015 (effect waardevermeerderings-regeling)
  • Laagste gemiddelde YOY groei alle NL gemeentes: 2021, 26%
  • Hoogste gemiddelde YOY groei alle NL gemeentes: 2013, 122% (effect Lente-akkoord subsidies particulieren)
  • Laagste gemiddelde groei per jaar (CAGR) 2012-2022: Texel (NH), 22%/jr
  • Hoogste gemiddelde groei per jaar (CAGR) 2012-2022: Neder-Betuwe (Gld), 56%/jr
  • Gemiddelde groei per jaar (CAGR) 2012-2022: alle gemeentes, 40%/jr (was nog 42%/jr in periode 2012-2020)
  • Laagste gemiddelde groei per jaar (CAGR) 2018-2022: Harlingen (Fr) 14%/jr
  • Hoogste gemiddelde groei per jaar (CAGR) 2018-2022: Scherpenzeel (Gld) en Veendam (Gr) 51%/jr
  • Gemiddelde groei per jaar (CAGR) 2018-2022, alle gemeentes: 32%/jr

Evolutie van PV capaciteit (MWp per gemeente):

  • Laagste relatieve YOY groei in een NL gemeente: Ameland (Fr.), 1,1% in 2016¹
  • Hoogste relatieve YOY groei in een NL gemeente: Ameland (Fr.), 1.268% in 2015¹
  • Laagste gemiddelde YOY groei alle NL gemeentes: 2022, 34% (in tijdvak 2012-2020 was dat nog 38%/jr in 2017)
  • Hoogste gemiddelde YOY groei alle NL gemeentes: 2013, 150% (effect Lente-akkoord subsidies particulieren)
  • Laagste gemiddelde groei per jaar (CAGR) 2012-2022: Eersel (NB), 28%/jr
  • Hoogste gemiddelde groei per jaar (CAGR) 2012-2022: Neder-Betuwe, 81%/jr
  • Gemiddelde groei per jaar (CAGR) 2012-2022: alle gemeentes, 53%/jr (2012-2020 58%/jr)
  • Laagste gemiddelde groei per jaar (CAGR) 2018-2022: Ameland (Fr) 8%/jr
  • Hoogste gemiddelde groei per jaar (CAGR) 2018-2022: Borger-Odoorn (Dr) 119%/jr²
  • Gemiddelde groei per jaar (CAGR) 2018-2022, alle gemeentes: 50%/jr

Bij de capaciteiten zijn de oorzaken van hoge / lage groei percentages eenvoudig herleidbaar. Zonnepark Ameland werd op dat dunbevolkte, kleine Waddeneiland al eind 2015 aangesloten aan het net, en veroorzaakte een explosieve groei van de capaciteit daar. Uiteraard werd er in het jaar daarna slechts zeer weinig extra toegevoegd, vandaar de enorme terugval van jaargroei cijfers van het hoogste record (1.268%) naar het laagste (1,1%) in die jaren (¹). De zeer hoge gemiddelde (CAGR) jaargroei voor het Drentse Borger-Odoorn in het tijdvak 2018-2020 heeft ook maar 1 exclusieve reden: Een indrukwekkende reeks van maar liefst 9 (!) zonneparken in de jaren 2020 (1x), 2021 (2x) en 2022 (6x), heeft dit opvallende hoge gemiddelde groeipercentage in extremo beïnvloed in die gemeente (²).

De gemiddelde capaciteits-groei van, inmiddels, 53% per jaar in de periode 2012-2022 (alle gemeentes) mag Nederland best trots op zijn, al is het natuurlijk een absolute noodzaak, omdat we, wat duurzame elektriciteit opwekking in het algemeen betreft, zo'n enorme achterstand hadden opgelopen binnen Europa. Dergelijke groei percentages moeten nog lang worden volgehouden, door alle landen.

Jaargroei percentages bij aantallen installaties bij gemeentes

Bij de groei van de aantallen PV-projecten, die worden gedomineerd door de ontwikkelingen op het gebied van PV systemen op woningen, spelen weer andere factoren. Ten eerste was er natuurlijk de "cadeautjes-regeling" vanuit het Lenteakkoord, die de groei van de aantallen installaties in 2012-2013 hoog opstuwde (gemiddelde groei 122% in 2013!). De hoogste absolute groei in Appingedam en Loppersum (Gr.) is veroorzaakt door de zeer succesvolle lokale "aardbevings-compensatie regeling" waarmee zonnepanelen konden worden gekocht in een beperkt aantal Groningse gemeentes in het getroffen gebied. En waar Polder PV meerdere malen cijfermatig over heeft gerapporteerd. Specifiek m.b.t. die zogenoemde "waardevermeerderings-regeling" in een diepgravend, rijk geïllustreerd artikel op 26 oktober 2015.

Daar staat tegenover, dat na het enorme, tijdelijke effect van die regeling, de lokale markt ook weer snel over-verzadigd raakte. Wat te zien is aan de laagste absolute jaargroei per gemeente. Die vonden we in 2018 bij ook zo'n "aardbevings-subsidie gemeente" in Provincie Groningen. Delfzijl scoorde toen het laagst met de nieuwe aantallen installaties. Die groei bleek steken op bijna 7,5% toename sedert EOY 2017. Delfzijl is echter per 1 januari 2021 opgegaan in de fusiegemeente Eemsdelta, en komt als "eenheid" dus niet meer in de CBS statistieken voor. In 2018 is de laagste groeier nu de ook Groninger gemeente Het Hogeland (9%), waartoe ook de waardevermeerderings-dorpen Winsum en Bedum worden gerekend.

In 2019 was het weer een andere Waardevermeerdering gemeente, Loppersum, met een zeer lage groei van 6%, maar deze onderging hetzelfde lot, en ging op 1 januari 2021 op in de nieuwe Groningse gemeente Eemsdelta (en verdween toen, net als Delfzijl en Appingedam, als separate entiteit uit de statistieken).

In 2020 was het de beurt aan het kleine Waddeneiland, Schiermonnikoog (Fr.), met maar 6% groei bij de aantallen in de boeken dat jaar. Logisch, want het jaar daarvoor was de groei juist zeer hoog, 125%. In kleine gemeentes zoals Schiermonnikoog kunnen tijdelijke afwijkingen in de marktcondities (bijvoorbeeld een straat met huurwoningen die voorzien worden met PV), tot grote schommelingen in de relatieve groeipercentages leiden. Een andere kleine gemeente, het Gelderse Rozendaal, had juist in 2020 een flinke toevoeging, leidend tot het hoogste groeipercentage dat jaar (120%), maar dat viel direct weer terug naar 19% groei in 2021.

In 2021 was er een toename van slechts 9% in zowel Harlingen (Fr.) als Vlissingen (Zld). Harlingen had een enorme groei van 263% in 2017 door grootschalige verduurzaming van 1.749 huurwoningen in een fors deel van het dorp (zie artikel de Bouwvereniging Harlingen). Daarna vielen de groeipercentages per jaar flink terug, van 45 naar 9%/jaar. In 2022 trok dit alweer aan, naar een niveau van 22%. Vlissingen had haar hoogtij dagen vooral in 2013-2014 (159 resp. 143% groei), tot nog 42% in 2017, maar de groei percentages zijn daarna stapsgewijs afgenomen. De aanvankelijk hoge groeicijfers hadden ongetwijfeld te maken met de jaarlijks terugkerende, succesvolle inkoop acties onder de paraplu "Het Zoneffect", in Zeeland. Die in 8 jaar tijd bijna 4.000 Zeeuwse daken wisten te vullen. Tot 2018 betrof dat een gezamenlijke capaciteit van 7,5 MWp, een jaar later repte de organisatie over een totaal volume van "ruim 50.000 zonnepanelen" geïnstalleerd. Kennelijk is het staken van dat project (de website is niet meer bereikbaar) de reden, dat bij de nieuwbouw de groeipercentages flink onderuit zijn gegaan in deze Zeeuwse gemeente. Maar ook daar leefde de groei in 2022 weer op, naar ongeveer 29%.

De grootste groeier in 2021 was het Brabantse Vught, wat uit een lange winterslaap leek te ontwaken, met telkens toenemende jaarlijkse groeipercentages, vanaf 23% in 2016, tot 40% in 2020. Om in 2021 met het hoogste groeicijfer van alle gemeentes te komen bij de aantallen nieuwe installaties (derhalve hoge impact residentiële markt): 75%. In 2022 is dat weer teruggekeerd op een "normaal" niveau van 28% groei sinds eind 2021.

Tot en met 2020 waren 2 gemeentes ex aequo de nieuwe kampioenen bij de gemiddelde jaargroei van de aantallen installaties, volgens de CAGR methodiek. Dat waren het in Overijssel gelegen Oldenzaal, en het Brabantse Valkenswaard, die over de periode vanaf 2012 beiden op gemiddeld 61% groei per jaar waren uitgekomen.

Over de periode 2012-2021 is Valkenswaard afgehaakt, en blijft Oldenzaal, met een spectaculaire, gemiddelde jaarlijkse groei van maar liefst 57% per jaar over dat lange tijdvak kampioen.

De CAGR over de nog langere periode, 2012 tm. 2022, geeft weer 1 kampioen, en wel, de Gelderse gemeente Neder-Betuwe, die uitkwam op een hoge gemiddelde groei van 56% per jaar in dat tijdvak.

Dat Delft (ZH) het het "slechtste" deed van alle gemeentes, met maar 21% groei per jaar gemiddeld in de periode 2012-2020, ligt natuurlijk in eerste instantie aan het feit dat het een dichtbevolkte stad is, én dat Delft een grote historische binnenstad heeft, waar realisatie van PV installaties altijd al een groot probleem is. In de periode 2012-2021 kreeg Delft gezelschap van Texel (beiden gemiddeld 22% groei per jaar in dat tijdvak); in 2012 tm. 2022 bleef Texel over als "laagste gemiddelde groeier per jaar, wederom met 22%. Delft zat toen iets hoger, op gemiddelde 23% toename per jaar, wat de aantallen nieuwe installaties betreft.

Tabellen CAGR worst & best performing 10 gemeentes, in periodes 2012-2022, resp. 2018-2022

In deze update voor de tweede maal, door Polder PV samengesteld uit diverse CBS dossiers, enkele tabellen met de "slechtste" resp. "best" presterende gemeentes bij de berekende CAGR groei percentages over enkele verschillende periodes. In de eerste update liet ik alleen de periode 2012 tm. 2021 zien. Deze heb ik nu vervangen door een set voor de periode 2012-2022, en tevens voor het tijdvak 2018-2022, toen de grootste nieuwe volumes in de Nederlandse PV markt werden gerealiseerd. Dit alles, met de meest recent beschikbare CBS data. Gescheiden voor aantallen installaties en geaccumuleerde PV-capaciteit per gemeente.

Gemiddelde jaarlijkse groei aantallen PV installaties 2012-2022

Links (geel veld), van boven naar onder de tien best presterende gemeentes bij de gemiddelde groei van de aantallen PV installaties per jaar (CAGR methodiek, procent per jaar gemiddeld over genoemde periode), met Neder-Betuwe (Gld) als beste performer. Rechts (blauw veld) idem, de tien slechtst presterende gemeentes op dat vlak, met als "negatief kampioen" in dit tijdvak het Waddeneiland Texel. In het linker veld domineren gemeentes uit de provincies Gelderland en Noord-Brabant, naast Overijssels kampioen Oldenzaal. Rechts is de verdeling meer gemeleerd (gemeentes uit 7 provincies).

Gemiddelde jaarlijkse groei PV-capaciteit 2012-2022

Het stramien voor deze tabel is identiek als die voor de aantallen installaties, maar nu voor de evolutie van de opgestelde capaciteit in de 10 best / slechtst presterende gemeentes. Ook hier is de situatie beter "verdeeld" over de provincies (5 stuks), met bij de best performers nu ook 2 gemeentes uit provincie Groningen (typische gemeentes met grote zonneparken), maar wederom Gelderse gemeente Neder-Betuwe bovenaan figurerend, met een zeer hoog gemiddeld groei percentage van 81% over de periode 2012-2022. Rechts overheerst bij de slechtste 10 Overijssel, met 3 gemeentes, maar is het Brabantse Eersel de "negatieve kampioen", met gemiddeld ruim 28% groei per jaar in de getoonde periode.


In deze tweede set laat ik de gemiddelde CAGR percentages zien voor de voor recente jaren meer representatieve periode 2018 tm. 2022, wederom voor de aantallen, en de capaciteiten.

Gemiddelde jaarlijkse groei aantallen PV installaties 2018-2022

Dezelfde opzet, als de tabellen hierboven, met ditmaal, bij de best performing gemeentes in de top tien bij de aantallen installaties 3 gemeentes uit Gelderland, met Scherpenzeel als top-performer (gemiddeld ruim 51% groei per jaar in de periode 2018-2022). De slechtst presterende gemeentes (blauw kader rechts) waren het meest te vinden in provincie Drenthe in deze periode (4x in de top tien), maar het Friese Harlingen deed het, met maar gemiddeld ruim 14%/jaar groei in deze met massieve nieuwbouw geconfronteerde periode, het minst goed.

Gemiddelde jaarlijkse groei PV-capaciteit 2018-2022

In deze laatste tabel van deze sectie, tot slot, de gemiddelde jaargroei-cijfers (CAGR) voor de capaciteiten, over de periode 2018-2022. In het gele vak links, vinden we naast 3 Groningse ook 3 Gelderse gemeentes terug in de top tien. Maar steekt het Drentse Borger-Odoorn allen de loef af, vooral vanwege een imposante verzameling nieuwe zonneparken, en zat deze gemeente op een respectabele gemiddelde (!) jaargroei van bijna 119% per jaar. Ook Westerwolde (Gr.) en Zwijndrecht (ZH) zaten boven de 100% gemiddeld per jaar. Logisch voor de eerstgenoemde (i.v.m. zonnepark Vlagtwedde), maar met Zwijndrecht heb ik grote problemen, want daar zijn geen (grotere) recente zonneparken bekend, en er is mij niets bekend van een "idioot gegroeide" activiteit op bedrijfsdaken en/of in de residentiële markt daar, de afgelopen 4 jaren. Daar zet ik voorlopig dus nog wel een groot vraagteken bij, of dat hoge groei percentage wel "logisch" kan zijn voor die gemeente.

Rechts in het blauwe vak weer de slechtste performers, met maar liefst 6 (!) Friese gemeentes bij de eerste tien, waarbij Waddeneiland Ameland het slechtst uit de bus komt (minder dan 9% groei gemiddeld in 2018-2022). Wat logisch is, want het eiland had al een fors zonnepark, en de landkabel naar het Friese Holwerd heeft een zeer beperkte, niet makkelijk uit te breiden capaciteit, en eigen consumptie is zeker buiten het toeristenseizoen zeer beperkt. Bovendien werden eind 2021, door een of andere compleet geflipte mafkees, door netbeheerder Liander aangelegde nieuwe kabels naar het eiland eind 2021 vernield ...


Direct naar inhoudsopgave


(16) Evolutie aantallen PV installaties per 10.000 inwoners in Nederlandse gemeentes (update tm. 2023 H1*) - "new super-kid in town"

In deze paragraaf presenteer ik wederom een grafiek met de relatieve hoeveelheid door CBS geïnventariseerde PV installaties ten opzichte van de inwoner aantallen per gemeente. Voor beide sets brondata ben ik weer uitgegaan van de rating van de gemeentes, ditmaal voor medio 2023. Voor de bewoners-aantallen per gemeente maak ik voor de jaarvolumes gebruik van de CBS tabel Regionale kerncijfers Nederland, met voor deze specifieke grafiek, de bevolkings-samenstelling per 31 december van elk kalenderjaar, en voor de sortering, voor eind juni 2023, per gemeente. Om een "mooie maat" te krijgen voor een sprekende grafiek, heb ik de verhouding "aantal PV installaties per 10.000 inwoners" per gemeente genomen. Uit de rekentabel volgt de hier onder weergegeven grafiek, met de 25 best scorende gemeentes:

De in de versie tm. 2019 zeer sterk opvallende plaats Loppersum bestaat niet meer omdat ze is opgenomen in de Groningse gemeente Eemsdelta. Door het veel grotere verband binnen die nieuwe gemeente, vallen "extremen" zoals destijds nog Loppersum, veroorzaakt door de Waardevermeerdering subsidie regeling, niet meer heel erg op (zie in ieder geval de grafiek van de status op 10 december 2020, ter illustratie). De "rol" van Loppersum was in 2020 overgenomen door twee resterende Groningse gemeentes (Het Hogeland en Eemsdelta), maar daar is met de huidige rating alleen nog Het Hogeland van over in de top-25. Sowieso is de volgorde en de opkomst van nieuwe "top-performers" bij deze rating weer fors gewijzigd ten opzichte van het exemplaar in de update van 31 mei 2022.

Op basis van de volgorde ontstaan halverwege 2023, is de in de update van mei 2022 nog tijdelijke kampioen Schiermonnikoog alweer naar de 5e positie verwezen (met 2.631 PV installaties per 10.000 inwoners). Nieuw kampioen, de "new super kid in town", is ditmaal de Zeeuwse eiland-gemeente Noord-Beveland, met inmiddels een ongeevenaard record van maar liefst 3.341 PV-systemen/10.000 inwoners, bijna 1 installatie op de 3 ingezetenen in die gemeente. Dat aantal haalt de gemeente echter bij lange na niet, het inwoner aantal zou medio 2023 op 7.896 hebben gelegen, volgens het CBS. In 2015 stond de gemeente nog op de 15e plek in de gemeente rating.

We komen in de top 5 sowieso alweer andere gemeentes tegen dan in de versie van mei 2021, te weten het Zeeuwse Veere (2.717 PV-installaties/10.000 inwoners), het Zuid-Hollandse eiland Schouwen-Duiveland (2.678 installaties/10.000 inw.), en het Friese Waddeneiland Vlieland, met 2.641 installaties per 10.000 ingezetenen, vlak voor Schiermonnikoog.

Het in de mei 2022 update wat uitgebreider besproken, bijna 16 duizend inwoners tellende Friese gemeente Harlingen, van 2018-2020 op de eerste plek, en in de mei 2022 update nog op positie 2, is inmiddels naar de 10e plek terug gezakt.

De 6e tm. 9e plaats wordt gevormd door een cluster gemeentes met 2.631 tot 2.595 installaties per 10.000 inwoners, te weten Ooststellingwerf en Weststellingwerf (beiden Fr.), Hulst (Zld), en Tynaarlo (Dr.).

Na Harlingen zijn de verschillen niet groot. De top-25 wordt afgerond met een continu aflopende cluster vanaf 2.560 installaties per 10.000 inwoners (Midden-Drenthe, Dr.) tot "absolute capaciteit kampioen", Borger-Odoorn (Dr.), die met deze maatvoering beslist niet de eerste viool speelt, met 2.401 installaties per 10.000 inwoners.

Van de eerder gemelde hoog scorende "Waardevermeerdering" gemeentes in provincie Groningen is in de top 25 alleen nog maar de nieuwe fusiegemeente Het Hogeland terug te vinden, met 2.422 installaties/10.000 inwoners. De sedert begin 2021 nieuwe gemeente Eemsdelta, in de plaats gekomen van voormalig top-25 kandidaat Loppersum (gefuseerd, met Appingedam, en Delfzijl), vinden we echter sinds 2021 niet meer in de top-25, maar staat medio 2023 op de 26e plaats, met 2.398 installaties/10.000 inwoners.

De gemiddelde waarden voor alle (2023: 342) Nederlandse gemeentes bij elkaar zijn tussen 2012 en 2023 H1 ge-evolueerd van 56 naar 1.766 PV-installaties per 10.000 inwoners. Bijna een factor 32 maal zo hoog in 10 en een half jaar tijd. Dit gemiddelde vindt u in de grafiek terug als de zwarte gestreepte lijn onderaan, met de daarbij behorende waarden per jaar / periode.

Mijn eigen gemeente Leiden heeft het manco van alle steden: veel inwoners. Vandaar dat ze net als vele andere steden ergens onderaan in deze rating rondhangt, ondanks een behoorlijk aantal zonnestroom systemen in de stad. Meer specifiek, Leiden staat medio 2023 op de 336e positie, met slechts 772 PV installaties per 10.000 inwoners.


Direct naar inhoudsopgave


(17) Evolutie PV capaciteit per inwoner in Nederlandse gemeentes (update tm. 2023 H1*) - wederom een nieuwe kampioen

Naar analogie van de rekenfactor "aantal PV installaties per 10.000 inwoners" (paragraaf 16), volgt in deze paragraaf de maatvoering "PV-capaciteit per inwoner".

De bijgewerkte grafiek hier onder toont in ieder geval de 25 gemeentes die op de zeer belangrijke factor opgesteld PV vermogen (Wp) per inwoner in de periode 2012-2023 H1* het hoogste scoren. Als gevolg van de voortdurend optredende gemeentelijke her-indelingen is ditmaal, t.o.v. de update van 31 mei 2022, Sint Anthonis uit de top-25 verdwenen. Ze is opgegaan in de nieuwe Brabantse gemeente Land van Cuijk, die echter niet in de huidige top-25 lijst voorkomt (medio 2023 op positie 80).

Hier onder volgt de status quo tm. halverwege 2023, zoals door Polder PV berekend met de nog zeer voorlopige data uit de CBS update van 17 november 2023.

Als je opgesteld PV vermogen in een gemeente relateert aan het aantal inwoners ervan, doe je meer "recht" aan kleinere gemeentes, waar immers niet zeer veel PV capaciteit eenvoudig is te realiseren. Het grootste deel van de aldus "genormeerde" 25 beste gemeentes vinden we dan ook in een goed onderling vergelijkbare "band" die evolueert van zo'n 50-100 Wp/inwoner EOY 2012, tot, voorlopig, zo'n 3.000-3.750 Wp per inwoner, medio 2023. Van de 5 "beste performers" medio 2023 zijn de bereikte volumes cijfermatig getoond, evenals van het landelijke gemiddelde in de jaren 2012 - 2023 H1.

Ook in deze update, zien we op dit niveau weer enkele zeer grote, positieve uitschieters, met sterk daarvan afwijkende trends. Dit zijn achtereenvolgens de volgende zes exemplaren.

(1) De in de mei 2022 update nieuw gevormde kampioen Borger-Odoorn (Dr.) heeft een enorme versnelling meegemaakt sinds eind 2019, kwam op de 8e plek in 2020, en katapulteerde zichzelf verder naar plek 1 "met stip", tussen 2020 en 2021, en bestendigde haar kop positie nog steeds "met lof", medio 2023 (punt rechtsboven). Er is maar een belangrijke oorzaak voor aan te wijzen: een serie grote zonneparken verrezen daar op het grondgebied, inclusief (in 2021) het destijds grootste project van Nederland, Vloeivelden Hollandia. Dat is de primaire reden voor de zeer hoge positie van deze relatief dunbevolkte Drentse gemeente. Medio 2023 stond er al een spectaculair volume van 12.865 Wp per inwoner van die gemeente, gekoppeld aan het net. Tot dusver, de enige gemeente met meer dan 10 kWp (gemiddeld!) per inwoner. In 2019 had Borger-Odoorn nog maar 776 Wp/inwoner staan. Binnen 3 en een half jaar is die relatieve ratio dus met een factor 16,6 opgehoogd ! Ter vergelijking, in 2018 was Borsele (Zld) nog kampioen, met in 2019 nog 3.634 Wp/inwoner, in 2020 was het Westerwolde (Gr.), met 4.822 Wp/inwoner. In 2021 nam Borger-Odoorn definitief, en waarschijnlijk voor langere tijd, het stokje over.

(2) Het Groningse Pekela is de nieuwkomer op de 2e plek, met 7.958 Wp/inwoner (38% lager dan het niveau van Borger-Odoorn), en kwam daarbij van een 50e positie, eind 2021, resp. de 39e plek, eind 2022. De vrijwel exclusieve reden voor de nieuwe erepodium plek, is het uit 2 delen bestaande, 69 MWp grote Zonnepark Raadhuisweg. Een samenwerkingsverband van de partijen Solar Proactive, Windunie, Schoorlemmer Landbouw, Pekela Duurzaam / Bronnen van Ons, Dun Agro, ASR, en financier Ilos New Energy (zie ook crowdfunding info pagina). Het project werd in het 2e kwartaal van 2023 opgeleverd.

(3) Het Groningse Westerwolde, nog eerste in 2020, en 2e in 2021, is medio 2023 naar de 3e positie gezakt. Wederom heeft haar hoge positie een duidelijk aanwijsbare redenen. Ten eerste, Zonnepark Vlagtwedde (fase I) van Powerfield (door de nieuwe eigenaar Impax alweer rap door-verkocht aan de Duitse Versicherungskammer Group / Encavis), met bijna 110 MWp "schoon aan de haak" opgeleverd in 2020. Wat in het voorjaar van 2021 werd gevolgd door Zonnepark Ter Apelkanaal. Al medio 2021 werd ook een deel van het grootste drijvende zonnepark van Europa, te Sellingerbeetse, door GroenLeven opgeleverd, waarmee de zandwinning op groene stroom kon overschakelen. Een groot deel van het project moest kennelijk echter zeer lang op een netaansluiting wachten. Pas in het eerste kwartaal van 2023 verscheen het "ja" vinkje bij RVO, en kan het 41 MWp grote project vanaf dat moment als geheel als netgekoppeld worden beschouwd. Later is er ook nog batterij opslag aan het project toegevoegd door de ontwikkelaar. Hiermee werd ook voor Westerwolde het door CBS geregistreerde totaal volume in die gemeente flink opgekrikt, waardoor het weer boven Dronten kwam te liggen, op de derde plaats. Daarmee bereikte Westerwolde medio 2023 voorlopig een relatief volume van 7.605 Wp/inwoner.

(4) Ook op de vierde plek mogen we een nieuwkomer verwelkomen, Dronten in de Flevopolder. Deze gemeente stond met deze afgeleide rating, met de meest recente CBS data, nog op de 17e plek in 2021, maar in 2022 had ze opeens de 2e plaats veroverd. Dat was natuurlijk, deels, het gevolg van netkoppeling van het tot nog toe grootste zonnepark van Nederland, Dorhout-Mees (ruim 144 MWp), op een groot deel van het voormalige golfterrein te Biddinghuizen. En uitgevoerd door Solarfields, inmiddels bekend als Novar. Het is voor een klein deel crowdfunded via Zonnepanelendelen.nl. Deze grote installatie is samen met o.a. het Flevonice project, wat in QI 2023 definitief (met de grootste project delen) werd opgeleverd, en de al in 2021 opgeleverde "grootste solarcarport ter wereld" bij Walibi (Lowlands), met een aparte kabel aangetakt op een door Equans begeleid groot GDS "Groen" (Gesloten Distributie Systeem) voor nieuw opgerichte windturbines in 8 windparken. Die via het "Smart Grid Flevoland" zijn verbonden met een nieuw transformatorstation, direct naast het nieuwe TenneT-Liander onderstation aan het Olsterpad (aldaar invoedend op het hoogspanningsnetwerk). De groei in het eerste half-jaar van 2023, zoals momenteel bekend bij het CBS, was kennelijk niet voldoende om de uitbouw in Westerwolde bij te kunnen benen. Vandaar dat Dronten 1 plaats zakte, naar nr. 4. Met een relatief aandeel van 7.219 Wp/inwoner.

(5) Na Dronten valt er medio 2023 een "gat", en vinden we de numero 5 een stuk lager, en wel de Groningse gemeente Stadskanaal. In 2021 stond deze gemeente ook al op de 5e plek (de gemeente had eind van dat jaar al vier grotere zonneparken), en steeg een positie in 2022. Volgens zonnepark bouwer Chint Solar, die een flinke portfolio heeft overgenomen van ontwikkelaar Powerfield, zouden er inmiddels al 8 zonneparken verbonden zijn met het onderstation van het grootste zonnepark daar, aan de Boekerenweg, wat uiteindelijk invoedt op het grote hoogspannings-complex in Meeden (nota bene: gemeente Midden-Groningen). Enkele van die projecten bevinden zich in de provincie Drenthe, terwijl de uiteindelijke netinvoeding dus plaatsvindt in provincie Groningen (!). Hoe het CBS precies omgaat met dergelijke, ook statistisch bezien, byzondere situaties, blijft spannend, al lijkt de meest logische plek het inkoopstation naast het zonnepark, waarmee de harde output data van het betreffende project worden vastgelegd. Genoemde Drentse parken zouden in theorie dus gewoon op hun eigen locaties, in hun eigen provincie, "aangewezen" dienen te worden door het data instituut. De interconnecties van diverse zonneparken vinden inmiddels al over lange afstanden plaats, om de regionale netcongesties te omzeilen. Een deel van die connecties vinden we terug op de netkaart van Hoogspanningsnet.com, maar zelfs deze specialisten zijn niet altijd in staat gebleken om de exacte aansluit condities te traceren van meerdere zonneparken. Sowieso staan daar meestal alleen de grotere projecten ingetekend, en veel kleinere (nog) niet.

Ten opzichte van de 4e positie eind 2022, is Stadskanaal medio 2023 1 plek gedaald, en heeft deze gemeente toen (met nog voorlopige cijfers) een relatieve capaciteit bereikt van 5.724 Wp/inwoner.

(6) Uiteraard moet hier ook nog de nummer 6 worden genoemd, het Drentse Coevorden. Hier vinden we medio 2023 ook alweer 8 zonneparken terug met een capaciteit van elk meer dan 5 MWp. Coevorden stond eind 2021 nog op de 13e plek, en eind 2022 op de 7e positie. Medio 2023 is ze weer een plek verder gestegen, en heeft ze inmiddels 5.664 Wp per inwoner verzameld (voorlopige data). In de eerste helft van 2023 is de grootste fase van het derde deel-project "de Watering III" opgeleverd op naam van Prinsen Energie, wat aan weerszijden van het meest zuidelijke van de oudere deelprojecten (van Solartec) is aangelegd. Alle drie de projecten bevinden zich westelijk van de N34, tegenover industriegebied De Hare in Coevorden-west. Het grootste project, het 29 MWp grote zonnepark Hulteweg, ligt westelijk van het Coevorderkanaal, werd in 2022 door het Duitse Kronos gebouwd, en is doorverkocht aan het vaker Nederlandse projecten opkopende Luxemburgse investeringsfonds FP Lux Reio.

Andere gemeentes

Vrijwel alle andere gemeentes in de rest van de top-25 hebben 1 of meer zonneparken op hun grondgebied (gekregen), en/of hebben een relatief hoge input van grotere agrarische projecten, die de capaciteiten flink opstuwen. In de grafiek zijn, o.a., verder nog opvallend de evoluties van de curves voor Borsele, Cranendonck, en Noordenveld. De curve voor Borsele (Zld) knikt vanaf 2018 abrupt om, vanwege het "terugval effect" van het toen grootste zonnepark, Scaldia, en het project bij Zeeland Refinery, beiden opgeleverd in 2018. Daarna gebeurde er een tijdje weinig met grote projecten, totdat vanaf 2021 weer een versnelling zichtbaar is. Die lijkt echter deels op niet correcte data te berusten. Het ruim 21 MWp grote project op de oude steenkolen overslag naast de kerncentrale is namelijk al vroeg in 2020 netgekoppeld opgeleverd, maar niet als zodanig "zichtbaar" in deze grafiek, waar dat beslist zichtbaar had moeten worden. Het enige andere grote project van betekenis, Verbrugge Scaldia Terminals aan de zuid zijde van de haven (gebied Borsele), is in 2021 opgeleverd en heeft een omvang van 17 MWp. Daarna is er weinig gebeurd op het gebied van grote projecten. De uit de data van het CBS gedestilleerde curve laat i.i.g. een niet met de realiteit sporend verloop zien. Halverwege 2023 had Borsele volgens het CBS 5.399 Wp PV capaciteit per inwoner staan.

Cranendonck (NB) vertoont een vergelijkbare "knik" in de grafiek in 2018. Na oplevering van zonnepark Budel-Dorplein in 2018, wat met haar 44 MWp destijds een hoge impact heeft gemaakt op het vermogen per inwoner, is er relatief weinig op grootschalig niveau geschied, is de groei op een heel wat lager pitje gezet, en nam het relatieve vermogen behoorlijk stabiel per jaar verder toe, naar 3.931 Wp/inwoner, medio 2023. Er is wel al lang een vervolg project gepland daar, maar de beschikking is ingetrokken, en vermoedelijk weer nieuw aangevraagd onder de (zwaar overtekende) SDE 2023. Dat wordt dus nog spannend of die alsnog (weer) door de ambtelijke molen heen raakt bij RVO. Mocht het 2e project er door komen, kunnen we in dunbevolkt Cranendonck beslist weer een nieuwe "piek" gaan verwachten bij deze relatieve maatvoering.

Terneuzen, in de status update van 31 mei 2022 nog niet in de top-25, kwam op positie 20 in 2022, en steeg naar nr. 11 medio 2023, met een verzamelde capaciteit van 3.948 Wp/inwoner. De meest significante contribuanten aan de groei voor deze Zeeuwse gemeente, zijn de zonneparken Vlaanderenplein te Sas van Gent (2021), zonnepark Mosselbanken op het Valuepark industriegebied te Hoek (2022), en de grootste, het dubbele zonnepark project Koegorspolder / Tractaatweg in Sluiskil-Oost, en door Shell overgenomen van startende ontwikkelaar SEW, eerste stroom leverend op 22 juni van 2023, en op 24 oktober 2023 officieel geopend.

Andere gemeentes die in de update van 31 mei 2022 nog niet in de top-25 voorkwamen, maar medio 2023 wel, zijn Hoogeveen (Dr.), Hollands Kroon (NH), Lelystad (Fl.), Lochem (Gld), en Baarle-Nassau (NB). Verdwenen uit de top-25 zijn, sedert de vorige update, Schiermonnikoog en Ameland (Fr.), Druten (Gld), Reusel-de Mierden (NB), Midden-Drenthe en Tynaarlo (Dr.), en Reimerswaal (Zld). Sint-Anthonis (NB) verdween, omdat ze opging in de nieuwe fusie-gemeente Land van Cuijk.

In een eerdere versie van deze grafiek was ook de toevoeging van het grote zonnepark Voorst te Wilp (Voorst, Gld) nog goed zichtbaar, maar deze sneeuwt nu enigzins onder in de wirwar van lijnen van andere gemeentes. Voorst stond medio 2023 op de 12e positie, met 3.936 Wp/inwoner.

Ameland had in eerdere jaren ook een opvallend "knikkende curve", en was in de update van mei 2021, na drie jaar lang "kampioen" te zijn geweest nog in de top-25 te vinden, maar staat medio 2023 alweer een stuk lager, op de 29e plek, met 2.893 Wp/inwoner. En is dus niet meer in de huidige grafiek terug te zien.

Een opvallend, andersoortig voorbeeld in deze top-25, is de Noordoostpolder (NOP, Fl.). Deze maakte een meer geleidelijke, doch continu snelle evolutie door, wat vooral te wijten is aan de grote hoeveelheden grote agarische complexen daar, die voor een behoorlijk deel al van forse PV installaties zijn voorzien. Dat is de grote driver van de groei geweest, aldaar. Een korte versnelling in 2017 was het gevolg van ingebruikname van Zonnepark De Munt van Groenleven te Emmeloord. In 2020 werd het grootste grondgebonden project in NOP, in Luttelgeest opgeleverd (in 2021 volgde ook nog een waterbassin met panelen daar). In 2021 trad er tijdelijk een afvlakking op van de groei, maar deze is in 2022 en in de eerste jaarhelft verder gecontinueerd. Medio 2023 is deze gemeente uiteindelijk op de 17e plek beland met de huidige CBS cijfers, met 3.548 Wp/inwoner.

Rode lantaarndragers

Tegenover bovenstaande voorbeelden, die grotendeels gedreven worden door de ingebruikname van grote zonneparken en deels omvangrijke rooftop installaties, is ook een zekerheid, dat de grote stedelijke agglomeraties onderaan de lijst bungelen. Vanaf Gouda (positie 321) komen we alleen nog maar gemeentes in Zuid- en Noord-Holland tegen. Schiedam, mijn eigen gemeente Leiden, de Noord-Hollandse steden Zandvoort en Amsterdam, en, tot slot, de dichtbevolkte residentie, 's-Gravenhage (ZH), doen het het slechtst, bij deze rating, met 317 tot zelfs maar 228 Wp/inwoner in Den Haag. Rotterdam is weer wat geklommen, naar inmiddels de 333e van de 342 posities (388 Wp/inwoner).

De gemiddelde waarden voor alle (medio 2023: 342) Nederlandse gemeentes bij elkaar zijn tussen 2012 en halverwege 2023 ge-evolueerd van 23 naar 1.600 Wp per inwoner, een factor 70 maal zo hoog in 10 en een half jaar tijd. Dat ligt beduidend hoger dan de factor bij de evolutie van het aantal PV installaties per 10.000 inwoners (factor 31, paragraaf 16). Een zoveelste duidelijke aanwijzing voor de sterk toegenomen schaalvergroting in de niet-residentiële sector, waarbij gemiddeld genomen steeds grotere projecten worden gerealiseerd.

Conclusie

Het wordt uit bovenstaande in ieder geval wel kristalhelder, dat zeer grote sprongen in zelfs zo'n relatieve maatvoering als Wp/inwoner, worden veroorzaakt door het verschijnen van zeer grote projecten als zonneparken, op het grondgebied van gemeentes met relatief weinig (of: bij zeer grote projecten, een moderaat) aantal inwoners. Met name aan de vele steile knikken omhoog in diverse gemeentelijke curves, in record jaren 2018 tm. 2022, ziet u waar de mogelijke kandidaten zitten die 1 of meer van dergelijke parken binnen de gemeentegrenzen hebben zien verschijnen. Als je de evolutie in de voorgaande jaren in die gemeentes ziet, weet je wat voor enorme impact zelfs maar 1 zonnepark in zo'n gemeente kan hebben. Tot een record aan toe, zoals Groningse gemeente Westerwolde laat zien: "de snelste groeier van allemaal", met een toename met een ruime factor 11 tussen 2019 en 2020 (a.g.v. inbedrijfstelling zonnepark Vlagtwedde).

Persistente fout bij CBS

Helaas blijft er ook nog steeds een irritante, opvallende fout in de CBS cijfers zitten. Het grote zonnepark aan het Wildervanckkanaal in zuidelijk Veendam (Gr.) is namelijk (onherroepelijk) pas eind 2017 (!) opgeleverd, en het werd zelfs pas in maart 2018 met een officieel feestje "ingewijd". CBS lijkt, gezien de flinke opwaartse knik in oudere grafieken (Veendam komt niet meer in de actuele voor, en staat medio 2023 op de 48e plaats in de rating), het project echter al enkele jaren in het jaar 2016 in de statistiek annalen te hebben opgenomen, wat volstrekt onmogelijk is. Er was toen fysiek nog niets te zien van [voorbereidingen voor] het park, Polder PV bezocht de lokatie in het najaar dat jaar. Dit geeft wel een vertekend beeld van de evolutie van de capaciteits-ontwikkeling op hogere niveaus. Het zal dus beslist ook kunnen voorkomen dat op lagere niveaus meer van dit soort fouten zijn gemaakt. Die vanwege de beperkte impact mogelijk niet eenvoudig opgemerkt kunnen worden. Dit dient dan ook altijd in de oren te worden geknoopt, als u dergelijke grafieken voor u ziet. Er kunnen stevige "missers" in zitten, zoals de situatie rond het Drentse Noordenveld, hieronder besproken, wederom aangeeft.

Nog een cijfer anomalie - Noordenveld Drenthe

Het Drentse Noordenveld, waar o.a. de dorpen Peize, Roden, Langelo, Norg, Wester- en Zuidvelde toe behoren, en langdurig gezapig doorgroeiend bij deze rating, en zelfs een tijdje onder het landelijke gemiddelde liggend, maakte in 2022 opeens een fikse sprong omhoog, en groeide ook in de eerste jaarhelft van 2023 nog aardig door, naar een niveau van 2.946 Wp/inwoner. De opvallend forse sprong in 2022 is echter beslist niet te verklaren vanuit toen gerealiseerde zonneparken, noch uit oplevering van "zeer grote PV-daken" binnen de gemeentegrenzen van Noordenveld (de grote daken zijn sowieso schaars, daar). De meest serieuze "sprong" zou in dat jaar volgens de huidige CBS data gemaakt zijn in het deel-segment "groot vermogen >15 kW", wat toegenomen zou zijn van 9.924 naar 60.539 kWp. Wat een groei zou impliceren van 50,6 MWp in dat segment! Dit lijkt vooralsnog totaal onmogelijk, en moet op een fout berusten bij het CBS. Ook in het woningen segment is geen "absurde groei" zichtbaar in de CBS cijfers voor 2021-2022. Vandaar, dat we deze opvallende verhoging slechts "pro memori" beschouwen, en vermoedelijk later als "flink neerwaarts bij te stellen". Het toont eens te meer aan, dat we de officiële CBS data nog steeds blijvend kritisch moeten blijven beschouwen. Ik ben meerdere malen "onmogelijke cijfers" tegengekomen, en ik vrees dat dat nog wel een tijd lang voort bljft duren, wat te maken heeft met de erg omslachtige wijze waarop deze uit verschillende data bestanden ge-extraheerde cijfers tot stand komen. De complexe wijze van extraheren en (weer) compileren, is mogelijk een extra foutenbron bij de data verwerking.

Status gemeentes per provincie

De in de vorige update nog aangestipte effecten van de waardevermeerderings-regeling in provincie Groningen heeft geen naijlende effecten meer bij de ratings van gemeentes in het huidige overzicht. Het zijn vooral de grote projecten (vrijeveld en rooftop) die bij deze parameter, capaciteit per inwoner, de dienst zijn gaan uitmaken.

Waar provincie Groningen in 2017 nog ver aan kop lag, met maar liefst 6 gemeentes (vanwege de effecten van genoemde subsidieregeling), heeft haar westelijke buurman, Friesland, die rol in 2018 van haar overgenomen, met achtereenvolgens Ameland, Ooststellingwerf, Vlieland, Weststellingwerf, Achtkarspelen en Schiermonnikoog. In 2019 werd daar echter alweer flink de bezem doorheen gehaald. Met de gereviseerde cijfers voor dat jaar was het Noord-Brabant, die met maar liefst 7 gemeentes over-vertegenwoordigd is geraakt in de top-25 (Cranendonck, Moerdijk, Boekel, Someren, Reusel-de Mierden, Son en Breugel, en Asten). In 2020 werden de kaarten opnieuw geschud, en had Noord-Brabant, met de meest recent beschikbare CBS data, nog "maar" 5 gemeentes in de top 25. Fryslân had er toen 4, 3 provincies hadden er toen 3 (Gr, Fl, Dr), Zeeland en Limburg elk 2, en Gld, NH en ZH elk 1.

2021 bracht een stabilisatie voor Noord-Brabant, met nog steeds 5 gemeentes in de top-25. Groningen en Drenthe hadden er toen beiden 4, Friesland en Flevoland hadden er 3, Gelderland 2, en Overijssel, Zuid-Holland, Zeeland en Limburg elk 1. In 2022 waren de verhoudingen: NB 5, Gr en Dr 4, Gld 3, Fr, Fl en Zld 2, NH, ZH en L elk 1.

Medio 2023 is dit verder verschoven: NB 5, Dr, Gr én Fl elk 4, Gld en Zld elk 2, Fr, NH, ZH & L elk met 1. Opvallende afwezigen in het laatste lijstje: de provincies Overijssel, en Utrecht. Deze komen pas op posities 27 (Hof van Twente, Ov), resp. 72 aan bod (Renswoude, Ut.).

De structuur van het lijstje met aantal gemeentes per provincie in de top-25 bij de Wp/inwoner rating wordt in ieder geval elke jaargang weer aardig "opgeschud", zo blijkt wel weer. De oorzaak is al lang niet meer, zoals in het verleden, verschil in lokale inkoopacties, en/of divers ondersteuningsbeleid voor zonnepanelen tussen gemeentes onderling. Dé dominante, en in veel gevallen zelfs exclusieve factor is het verschijnen van 1 of meer (grote) zonneparken. Die brengen zulke grote volumes in, dat direct de rating van de betreffende gemeente in sterk positieve zin wordt beïnvloed. Wáár in een bepaald jaar die zonneparken verschijnen, is dus de doorslaggevende factor bij de onderlinge wijzigingen in de volgorde van de gemeentes geworden bij de huidige, belangrijke parameter.

In een vorige update heb ik reeds wat woorden vuil gemaakt aan verder gaande beschouwingen over deze relatieve maatvoering, inclusief speculaties over de positie van het Overijsselse dorp Heeten (Raalte). Hiervoor verwijs ik u gaarne naar die paragraaf in de update tm. 2017.

Leiden

Mijn eigen gemeente Leiden blijft ook op dit punt nog steeds niet best scoren: ze staat op een armetierige, het diepe schaamrood op de kaken brengende 339e positie, van de totaal 342 gemeentes, tussen Schiedam (ZH) en Zandvoort (NH) in, met slechts 312 Wp/inwoner, halverwege 2023. En met nog maar 3 gemeentes die het nóg slechter doen onder zich... "Gelukkig" heeft Polder PV, met een 2-persoons-huishouden, nog steeds, na dik 23 jaar succesvolle exploitatie van een stok-oude PV installatie, een factor 2,1 maal zo veel Wp/bewoner staan. Hopelijk zullen nieuwe acties in Leiden (Wethouder Fleur Spijker: "een zonnepaneel op elk huis") e.d. wat soelaas gaan bieden. Op het vlak van SDE beschikkingen voor grotere projecten houdt het echter niet over. Er zijn volgens de RVO lijsten tm. de derde SDE "++" regeling, SDE 2022, inmiddels nog maar 112 beschikkingen over voor een totaal volume van 11,1 MWp. Slechts 5,4 MWp daarvan, verdeeld over 18 meestal kleinere projecten, stond in de versie van oktober 2023 nog open. Dat is byzonder weinig, om maar weer eens een understatement te gebruiken. Ik blijf het herhalen: Onze gemeente heeft simpelweg te weinig potentie (vrijwel afwezigheid van vrije ruimte, weinig grote daken), en grote delen "beschermd stadsgezicht", om (deci)meters te kunnen maken in deze rating.


Direct naar inhoudsopgave


(18) Kaartjes met evolutie van aantallen gerealiseerde PV installaties, PV capaciteit, en capaciteit per inwoner, per gemeente in de jaren 2016, 2018, 2020 en 2022**

Via het Open Data Portal van CBS is het ook mogelijk om eenvoudige kaartjes te maken. In eerdere versies deed ik dit via het veel "geliktere" portal van Klimaatmonitor, waarin nogal wat opmaak mogelijkheden zitten en er mooie contrasten gekozen kunnen worden (zie bijvoorbeeld hier, hier, en hier voor eerdere voorbeelden). De Klimaatmonitor databank van Rijkswaterstaat lijkt inmiddels weer de meest actuele cijfers van het CBS te hebben overgenomen, tot en met 2022. Ik heb ditmaal gekozen voor de evolutie bij de aantallen projecten en het geaccumuleerde PV vermogen per gemeente in de kalenderjaren 2016, 2018, 2020 en 2022. Voor eerdere overzichten gemaakt met de beperktere CBS tools, zie de visualisaties tm. 2018, tm. 2019. Voor de serie kaartjes gemaakt met de Klimaatmonitor functionaliteit in de voorlaatste update van mei 2022, zie deze exemplaren met de presentaties van 2017 tm. 2021.

Uit het Klimaatmonitor portal heb ik weer 3 evolutie kaarten series ge-extraheerd met de evolutie van de totale aantallen zonnestroom producerende installaties per gemeente (bovenste vierluik), de capaciteit per gemeente in kWp (tweede set van vier kaartjes), en, als nieuwe presentatie, de gemiddelde capaciteit per inwoner per gemeente (derde set). Dit alles, volgens de door Klimaatmonitor geïmporteerde CBS data, met peildatum 14 september 2023, voor de door Polder PV geselecteerde jaren.

Bron: CBS - Statistiek zonnepanelen Klimaatmonitor van Rijkswaterstaat (status update september 2023, met eind 2022 voor heel NL totaal aldaar geregistreerd 2.215.623 PV projecten. Dat is een stuk lager t.o.v. de update van het CBS van medio 2023 (optelling alle gemeentes incl. categorie onbekend voor eind 2022: 2.294.154 stuks. Legenda met maximaal te verkiezen segmentatie in 15 categorieën verdeeld, om veranderingen zo goed mogelijk zichtbaar te maken op gemeentelijk niveau in de kaartjes. Van relatief "weinig" (donker rood), tot "veel" installaties per gemeente (donkergroen), zie de afgrenzingen in de legenda.

Aantallen PV installaties per gemeente, per deel-kaartje in 15 grootte klassen verdeeld (zie legenda). Deze indeling geldt, i.t.t. eerder door Polder PV vertoonde CBS visualisaties, voor alle vier de getoonde kaartjes, dus de absolute groei per gemeente is hiermee goed te duiden. Een kleurwaaier is gekozen van donker rood (weinig installaties; kleinste schaal minder dan 500 projecten) tot donker groen (zeer veel installaties; grootste schaal vanaf 7.000 installaties per gemeente). Waar in 2016 er nog heel veel gemeentes donker rood kleurden, met relatief weinig PV-installaties, is een groot deel van Nederland eind 2022 reeds donker groen gekleurd, met (zeer) veel adressen met zonnepanelen binnen de gemeentegrenzen. Slechts weinig gemeentes kleuren dan nog rood, o.a. de Waddeneilanden (beperkt aantal adressen per eiland), zuidelijk Noord-Brabant (gebied rond Baarle-Nassau), de ZO punt van Limburg (Vaals), Rozendaal (Gld), Laren (NH), en nog enkele gemeentes verspreid door centraal Nederland en Noord- (Zandvoort) en Zuid-Holland (Zoeterwoude). Kaartjes / data © Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) via grafiek generator Klimaatmonitor, selecties en samenstelling Polder PV. Resultaten tm. 2020 zijn definitief, voor 2022 "voorlopig". Data van de eerste jaarhelft van 2023 waren in het Klimaatmonitor portal nog niet beschikbaar.


Bron: CBS - Statistiek zonnepanelen Klimaatmonitor van Rijkswaterstaat (status update november 2023, met eind 2022 voor heel NL totaal aldaar geregistreerd 19.143 MWp aan PV capaciteit. Dat is een stuk lager t.o.v. de update van het CBS van medio 2023 (optelling alle gemeentes incl. categorie onbekend voor eind 2022: 19.600 MWp. Legenda met maximaal te verkiezen segmentatie in 15 categorieën verdeeld, om veranderingen zo goed mogelijk zichtbaar te maken op gemeentelijk niveau in de kaartjes. Legenda vermogens-klassen zijn in kWp opgesteld PV vermogen.

PV capaciteit per gemeente (in kWp), wederom per deel-kaartje in 15 grootte klassen (zie legenda). Kaartjes / data © Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) via grafiek generator Klimaatmonitor, selecties en samenstelling Polder PV. Resultaten tm. 2020 zijn definitief, die voor 2022 zijn "voorlopig".

De grote capaciteits-groei vindt vooral plaats in de landelijke gebieden, waar er genoeg ruimte is, en goedkopere grond. Dat is waar veel van de grotere zonneparken zijn - en worden - gerealiseerd, die grote vermogens inbrengen. Zoals in diverse gemeentes in Groningen, Fryslân, oost Drenthe, de Flevopolders, centraal Gelderland, Noord- en Oostelijk Noord-Brabant en noord Limburg, de Kop van Noord-Holland, en enkele andere gemeentes waar zonneparken zijn gerealiseerd, zoals de Haarlemmermeer. Waar heel veel boerderijen met forse PV projecten zijn gerealiseerd, zoals Hollands Kroon in Noord-Holland, of veel distributiecentra met grote oppervlaktes panelen zijn opgeleverd (Tilburg NB en Venlo L.). Gemeentes als Amsterdam en inmiddels ook Rotterdam, waar o.a. in de havengebieden ook nog eens flinke projecten zijn gerealiseerd. Of bij groei-tijgers als Eindhoven, die zeer veel residentieel volume hebben weten te plaatsen in relatief korte tijd. De komende jaren zullen landelijke gemeentes met nieuwe zonneparken zich op dit punt extra in the picture gaan zetten, zo is de verwachting.

Diverse gemeentes kunnen niet goed meekomen met dit "megawatten geweld", en blijven, met hier een (donker) rode kleur in het laatste kaartje, beduidend achter bij de rest. De Waddengemeentes uiteraard vanwege een gering potentieel, maar andere plaatsen om andere redenen, zoals Vaals (L.), en gemeentes die bekend staan om gemiddeld hoge inkomens, zoals Wassenaar (ZH), Laren (NH), en Hattem (Gld).

Capaciteit per inwoner

Op verzoek van Emiel van Druten maakte Polder PV op 23 juli 2021 op basis van de update van 9 juli jl. ook nog een eerste kaartje van het door Klimaatmonitor geregistreerde zonnestroom vermogen per inwoner. Ik kreeg daarbij destijds de data voor 2020 echter niet "te pakken", dus heb ik toen de sequentie voor de kalenderjaren 2016 tm. 2019 laten zien, Voor de serie van 4 kaartjes, zie mijn Tweet van die datum.

Ondertussen zijn meest recent bekende resultaten voor 2022 ook bij Klimaatmonitor ingevoerd. Deze heb ik in de derde grafiek hier onder weergegeven.

Bron: CBS - Statistiek zonnepanelen Klimaatmonitor van Rijkswaterstaat (status update data 7 november 2023). De legenda toont de PV capaciteit per inwoner per gemeente, in Wp per inwoner, verdeeld over 15 klassen.

In deze relatieve indeling is goed zichtbaar, dat met name landelijk Nederland hoog scoort, en de dichtbevolkte stedelijke gebieden (met name de Randstad) veel lager, wat was te verwachten. De hoogste 3 scorende gemeentes waren, volgens de Klimaatmonitor indelingen, in 2016 Ameland (Fr.), Eemsdelta (Gr.) en Veendam (Gr.). In 2018 waren het Borsele (Zld), Cranendonck (NB), en weer Ameland (Fr.). In 2020 werden dat Westerwolde, Stadskanaal, en Midden-Groningen, alle 3 in provincie Groningen. In de huidige, laatste update met cijfers tm. 2022, rechtsonder, zijn het Borger-Odoorn (Dr.), Dronten (Fl.), en Westerwolde (Gr.), met 12,3, 6,2, resp. 5,9 kWp/inwoner (wederom: volgens de optellingen in de Klimaatmonitor databank). In recente jaren bestonden alle drie de top-scorers uit relatief dun-bevolkte gemeentes, met toen al forse zonneparken op hun grondgebied. Andere gebieden met hoge scores zijn, eind 2022, diverse Groningse gemeentes, de drie Waddeneilanden Vlieland, Ameland, en Schiermonnikoog, Flevoland (behalve Almere en Urk), Hollands Kroon (NH), de "Gelderse Gordel", Hof van Twente - Lochem - Voorst, enkele Zeeuwse gemeentes, het Zuid-Hollandse eiland Goeree-Overflakkee, Moerdijk, en diverse plaatsen in ZO Noord-Brabant en noordelijk centraal Limburg. De Randstad blijft op dit punt beduidend achter liggen.


Direct naar inhoudsopgave


(19) Grafieken met evolutie van PV capaciteit per RES sub-regio - geactualiseerd

In de basis data van het CBS is in 2019 een nieuw element ingebracht, cijfers over de zogenaamde RES regio. De 30 regio, met 40 sub-regio, die compleet artificieel in elkaar zijn "gezet" (soms zelfs de provincie grenzen overschrijdend ...), en die onder anderen de oorspronkelijke Klimaatakkoord taak "35 TWh duurzame elektriciteit opwek op land extra in 2030" moesten invullen, alsmede de warmtevoorziening moeten verduurzamen, en knelpunten op het gebied van energie infra moeten (helpen) oplossen. Een kolossale taak, waar Polder PV niet te diep op in zal gaan. Er gaan duizenden vergaderingen, ontelbare uren arbeidsinzet, overleg, documentatie, en noem maar op in zitten. En het levert allemaal een heftige vorm van nieuwe bureaucratie op, bovenop alle andere "vormen" die we al hebben in ons land. Een poging tot stroomlijning vindt u op de speciale Klimaatakkoord website Regionale Energiestrategie punt nl. Daar zult u snel verdwalen in vele tientallen documenten en verwijzings-pagina's. Op de PBL website is inmiddels de Monitor RES 2023 te vinden, met talloze data, en waarbij de conclusie getrokken wordt dat het oorspronkelijke doel van 35 TWh op land in 2030 goed haalbaar blijft, maar de vooruitzichten voor de periode daarna heel wat somberder zijn door een kakafonie aan problemen (nieuwsbericht en rapport link dd. 7 december 2023).

Het CBS heeft een apart overzichtje gemaakt van de vermogens van gerealiseerde PV capaciteit en aantallen installaties in de RES regio, zoals zij via hun ingewikkelde nieuwe data extractie techniek tot stand hebben gebracht, in verband met het feit dat in Nederland er nog steeds geen centraal realisatie register bestaat voor zonnestroom.

Het CBS is met een nieuwe tabel gekomen met de nieuwste RES cijfers voor de kalenderjaren 2019 tm de eerste jaarhelft van 2023. Hierin zijn de cijfers tm. 2021 wederom definitief, voor 2022 nader voorlopig, en voor 2023 H1 nog zeer voorlopig. Deze nieuwe tabel, bedoeld voor monitoring van de progressie in het enorme RES dossier, zou elk jaar opnieuw rond juni/juli gepubliceerd moeten gaan worden. CBS waarschuwt hier ook weer voor onvergelijkbaarheid van data reeksen, vanwege hun nog lopende onderzoek naar de categorie toewijzing van PV projecten.

Uit deze tabel heb ik weer enkele grafieken ge-extraheerd, die hier onder worden weergegeven. Het zwaartepunt ligt daarbij op de capaciteits-ontwikkeling, en op de berekende totale stroomproductie van wind- en zonnestroom op land.


(a) Evolutie van totale PV capaciteit per RES sub-regio 2019-2023 H1*

In bovenstaande grafiek de evolutie van de gerealiseerde PV capaciteit per RES sub-regio ("ET" codes), in MWp opgesteld vermogen aan het eind van elk kalenderjaar, en voor medio 2023 (punten in de achterste kolom), voor alle 40 sub-regio's die worden onderscheiden. Hierbij is ook nog een categorie "niet in te delen", onderaan in de grafiek toegevoegd (gering volume, halverwege 2023 28,8 MWp). Ook toon ik een evolutie lijn met het gemiddelde van alle 40 sub-regio (zwarte streepjeslijn, ongeveer halverwege de lijnenbundels). Voor de vijf best presterende regio bij deze parameter, heb ik de waarden voor medio 2023 weergegeven (status "voorlopig" volgens het CBS, 2019 tm. 2021 zijn "definitief", 2022 "nader voorlopig"). Voor het gemiddelde per regio zijn de waarden voor alle 5 de periodes getoond.

De RES (sub-)regio zijn zéér divers van omvang en van begrenzing. Vaak zijn het "natuurlijke entiteiten", zoals provincies (Groningen, Friesland, Drenthe, Zeeland), of gemeentes (Goeree-Overflakkee). Soms zijn het "grootstedelijke" verzamelingen, zoals Arnhem/Nijmegen, en de dichtstbevolkte regio, Rotterdam/Den Haag (2,45 miljoen inwoners !). Of steden in combinatie met een groot stuk agrarisch achterland, zoals het bizarre construct "U16" (Utrecht en omstreken, niet gelijk aan "de provincie"), of bijvoorbeeld samenwerking van Gelderse gemeentes in de "Clean Tech" regio. Weer anderen gaan zelfs de provincie grens over, zoals Foodvalley op de grens van Utrecht en Gelderland (in 2 sub-regio onderverdeeld). Anderen zijn slechts qua omvang zeer beperkte poldergebieden, zoals de Zuid-Hollandse Alblasserwaard en Hoeksche Waard, met slechts 84 duizend tot 90 duizend inwoners. Het is al met al, een bonte verzameling, die bovenop gemeentelijke en provinciale indelingen komt. Die ook alweer af en toe wijzigen door herindeling, waarvan een recente beruchte, de toewijzing van 2 voormalig Zuid-Hollandse gemeentes, tezamen met het Utrechtse Vianen, aan de nieuwe gemeente Vijfheerenlanden die geheel in Utrecht kwam te liggen, per 1 januari 2019). Er zijn alweer nieuwe herindelingen in de planning (Wikipedia pagina). Al deze wijzigingen maken de chaos voor statistici alleen maar nog groter dan ze al lang is.

Het CBS geeft in de huidige update deels de data voor de sub-regio op met de daarbij horende volumes. Er zijn vier regio met onderverdelingen: Foodvalley (2 sub-regio opgegeven), Noord-Holland Noord (3 sub-regio), Noord-Holland Zuid (6 sub-regio), en Zuid-Limburg (3 sub-regio). In deze sectie worden alleen grafieken met de sub-regio indeling gegeven. Alleen in de kaartjes in paragraaf 20 wordt een verdeling van de regio getoond, omdat die niet voor de sub-regio gemaakt konden worden.

Grafiek inhoudelijk

In deze eerste grafiek vinden we 4 "koploper regio" terug op het gebied van geaccumuleerde capaciteit bij de 40 RES sub-regio. Provincie = ET sub-regio Groningen, met medio 2023 (voorlopige cijfers) 1.567 MWp ver vooraan, al is het tempo vanaf 2020 wat afgenomen. Provincie regio Drenthe, de enige andere provincie / sub-regio met ook meer dan anderhalve GWp op haar grondgebied, 1.520 MWp, heeft, met name vanwege oplevering van Zonnepark Vloeivelden Hollandia en een trits andere grote zonneparken, een flink tempo gemaakt sedert 2020, en veroverde in 2022 zelfs even de 1e plek in deze rating. Medio 2023 is ze weer wat onder Groningen gezakt.

Vanwege voortvarende groei van met name Drenthe, en in mindere mate Metropoolregio Eindhoven, werd provincie Friesland, de nummer 2 tm. 2020, uiteindelijk medio 2023 naar de vijfde plek verdrongen, en kwam ze toen op 1.149 MWp uit. Ze is daarbij voorbij gestreefd door het al genoemde Drenthe in 2021, en door zowel Mpr Eindhoven en sub-regio Rotterdam/Den Haag (2022). Halverwege 2023 wisselden laatstgenoemde van plek, en vinden we Rotterdam/Den Haag op positie 3, met 1.263 MWp, en Mpr Eindhoven op 4, met 1.186 MWp.

Goed is in eerdere overzichten te zien dat in de meeste regio al in 2018 een versnelling van de uitbouw van PV heeft plaatsgevonden (curves knikken omhoog), lang voordat er überhaupt concreet sprake was van aan RES gerelateerde "ambities" die ingevuld moesten worden. Dat jaar komt niet meer voor in de huidige statistische regio overzichten van het CBS, maar de groei is in 2019 herhaald met een extra versnelling, en wederom in sommige regio, in 2020.

In 2021 was er door de bank genomen een minder hoge groei, maar waren er wel nog opmerkelijke versnellingen te zien, bij West-Brabant, wederom Cleantech, Drechtsteden, en Hoeksche Waard. Deze kunnen deels aan grotere zonneparken worden toegeschreven, die grote volumes inbrengen. Bijvoorbeeld, voor West-Brabant Bavelse Berg in Breda, het geluidswal project in Etten-Leur, een veld-installatie bij de Amer centrale (Geertruidenberg), zonnepark op Moerdijk bedrijventerrein, 2 exemplaren in Roosendaal, en het Evertkreekweg vrijeveld project in Steenbergen. Voor Cleantech de Beemte Broekland, en IJsseldijk projecten van Solarcentury (> Statkraft) te Apeldoorn, zonnepark Eerbeek op de vuilstort, en zonnepark Elzenbos te Brummen, Solarpark Emst-Epe te Epe, zonneparken Berkelweide en Eefde te Lochem, en, tot slot, zonnepark Broekstraat te Voorst. Voor Drechtsteden zonneveld "Amstelwijck" naast de A16 te Dordrecht, en een behoorlijk groot, ruim anderhalf MWp project op de RZWI van Zwijndrecht. Voor Hoeksche Waard zijn geen grotere zonneparken bekend in 2021 (wel een kleiner project op RWZI Numansdorp), waarschijnlijk is daar de groei van PV vooral te wijten aan voortvarende uitbouw op zowel residentiële daken, als op bedrijfsmatige rooftops.

Ook voor 2022 en de eerste helft van 2023 zijn dergelijke lijstjes te maken. De in die tijdvakken opgeleverde zonneparken zorgen voor een flinke boost van de progressie in de betreffende RES sub-regio. In 2022 waren de meest opmerkelijke groei versnellingen te zien in de sub-regio Drenthe, Rotterdam/Den Haag, Flevoland, en in Zeeland.

Het gemiddelde van alle RES sub-regio nam toe van 181 MWp in 2019, tot 560 MWp halverwege 2023. Een factor 3,1 verschil, in 3 en een half jaar jaar tijd.


(b) Evolutie van "kleinschalige" capaciteit PV / installaties <= 15 kWp per RES sub-regio 2019-2023 H1*

Omdat de RES "opdracht" gaat over de extra taakstelling voor (de productie van) elektrisch vermogen uit installaties op land met een omvang groter dan 15 kW, heeft het CBS de totale volumes voor zonnestroom genererende capaciteit gesegmenteerd in installaties tot en met 15 kWp, en grotere installaties. In onderstaande grafiek geef ik daarom eerst de accumulatie van de capaciteiten bij alleen de kleine PV projecten tm. 15 kWp. Deze vallen dus buiten de "formele RES opdracht":

In deze rating zien we, net als in de update van 31 mei 2022, een nieuwe sub-regio helemaal bovenaan verschijnen, de met grote inwoner aantallen "gezegende" Randstad regio Rotterdam/Den Haag, waar 731 MWp aan kleinschalig PV vermogen zou zijn geaccumuleerd, medio 2023. Ten opzichte van de vorige update is deze Sub-regio fors uitgelopen op de nr. 2. na een extra versnelling in 2022 t.o.v. de voorgaande periode. Op plaatsen 2 en 3 staan twee bekende spelers uit de eerste "totaal" grafiek, Metropoolregio Eindhoven (op flinke afstand van nr. 1, 577 MWp), resp., wederom een flink eind verderop, Friesland, met 496 MWp. Zoals is te verwachten, bij kleinschalige volumes, grotendeels op daken van woningen gerealiseerd, is de ontwikkeling "continu", zonder al te vreemde knikken in de curves. Wel zijn er duidelijke verschillen in tempo, wat vooral te maken heeft met het aantal inwoners en woningen in een bepaalde sub-regio, die immers de potentie voor residentiële (uitsluitend kleinschalige) zonnestroom opwekking goed weergeeft. Daarom vinden we de zwaar verstedelijkte sub-regio hier bovenaan, en dunbevolkte gebieden zoals Goeree-Overflakkee en Alblasserwaard, beiden in Zuid-Holland, helemaal onderaan. Opvallende versnellingen in 2022 vinden we, behalve bij kampioen Rotterdam/Den Haag, terug bij grotendeels stedelijke agglomeraties, U16, West-Brabant, Groningen, Arnhem/Nijmegen, en, opvallend, Zeeland.

Er is medio 2023 een bescheiden contingent van zo'n 714 kWp nog niet aan een sub-regio toegewezen door het CBS ("niet in te delen"). Het gemiddelde bij de kleinschalige projecten ontwikkelde zich van 87 MWp in 2019, tot 248 MWp per sub-regio, halverwege 2023. Een factor 2,9 maal zo hoog. Dit hoge tempo in de residentiële sector lijkt ongebroken sinds 2018; in 2022 waren er tijdelijk weer wachttijden voor de levering van PV-installaties op woningen. Die situatie is compleet omgedraaid in de tweede jaarhelft van 2023, waarbij er zelfs af en toe sprake is van een kopers-staking, a.g.v. de blijvende onzekerheden rond het wetsvoorstel afbouw salderings-regeling, en diverse kosten verhogende tariefs-wijzigingen voor huishoudens met zonnepanelen, bij meerdere energieleveranciers. En dat, ondanks fiks dalende prijzen voor PV-installaties. De cijfermatige gevolgen van dat alles laten zich tot nog toe alleen maar raden, en zullen we af moeten wachten totdat het CBS daarover eerste richting gevende cijfers publiceert.


(c) Evolutie van "grootschalige" capaciteit PV / installaties > 15 kWp per RES sub-regio 2019-2023 H1*

In navolging van de kleinschalige installaties (vorige grafiek, paragraaf 19b) geef ik in onderstaand diagram de evolutie van de accumulatie van de capaciteiten bij alleen de grote PV projecten, per stuk groter dan 15 kWp. Dit zijn de (zonnestroom) projecten die meegerekend worden voor het behalen van de RES doelstellingen, naast uiteraard de hier verder niet behandelde windenergie projecten op land.

Deze grafiek lijkt sterk op het eerste exemplaar voor de totale volumes (paragraaf 19a), en dat is niet vreemd: de forse volumes die door grote projecten worden ingebracht tellen veel zwaarder mee, dan de residentiële / kleinschalige capaciteit, die immers in álle sub-regio een hoge vlucht heeft genomen. Het is dus niet verbazingwekkend dat bij de top 5 vergelijkbare spelers zijn te vinden, als in de grafiek met de totale volumes voor klein- plus grootschalige PV, al zijn er beslist weer wat positie wisselingen t.o.v. de vorige update doorgevoerd. Groningen staat weer bovenaan, met medio 2023 alweer een volume van 1.146 MWp aan grootschalig PV vermogen. De nummer twee is ditmaal Drenthe, wat een flinke inhaalrace heeft ingezet op dit punt, in 2022 zelfs tijdelijk even iets voor Groningen, met halverwege 2023 alweer met 1.085 MWp. Op geruime afstand, met 831 MWp, gevolgd door de nieuwe nummer 3 (5e positie in vorige update), de in 2022 snel gegroeide sub-regio / provincie Flevoland. Friesland, in de mei 2022 update nog op de 2e plek, is weg gezakt naar positie 4, met medio 2023 653 MWp. Stabiel op positie 5 vinden we sub-regio Noord- en Midden Limburg terug, met halverwege 2023 633 MWp capaciteit op haar grondgebied. Het gaat bij dit soort volumes met name om (de impact van) grondgebonden zonneparken en de grotere floating solar projecten. De (grote) rooftops spelen bij dit "geweld" een beduidend kleinere rol.

Sub-regio Rotterdam/Den Haag had een groei-versnelling in 2022, de Cleantech sub-regio vooral in 2021.

Hoe geringer de kans op grotere zonneparken, hoe lager in de rating. Het totale gemiddelde, tussen 94 MWp eind 2019, en 312 MWp per sub-regio medio 2023, geeft een goede richtlijn voor een "scheiding der geesten". Boven dat gemiddelde bevinden zich de sub-regio met 1 of meerdere grote zonneparken, die flinke versnellingen geven in het geplaatste vermogen. Met als goed voorbeeld Groningen, wat haar capaciteit in dit grote segment in 3,5 jaar tijd met een factor van 3,5 liet toenemen ... Onder die gemiddelde lijn, schiet het niet voldoende op om echt een vuist te maken.

Voor grootschalige capaciteit was er medio 2023 een contingent van ruim 28 MWp nog niet aan een sub-regio toegewezen door het CBS ("niet in te delen"). Het gemiddelde lag medio 2023 een factor 3,3 maal zo hoog (bij "kleinschalig" was dat een factor 2,9). Medio 2023 lag het gemiddelde bij de "grote" installaties 26% hóger dan het niveau van de kleinschalige capaciteit getoond in de vorige paragraaf (248 MWp). Het schiet dus veel meer op bij grootschalige, dan bij kleine installaties. Iets wat velen in hun oren mogen (blijven) knopen in energie transitie tijd met zéér hoge ambities ...


(d) Stroomproductie wind- en zonne-energie in RES sub-regio 2019-2022*

Een van de interessante andere data uit de nieuwe CBS gegevens zijn de door het cijfer instituut berekende totale hoeveelheden elektriciteit van de combinatie wind en zonnestroom op land (NB: cq. "binnenwater" in het geval van PV, floating solar), in de periode 2018-2022, terug te vinden in de separate tabel "Hernieuwbare energie; zonnestroom, windenergie, RES-regio". Die zijn immers essentieel om de oorspronkelijke Klimaatakkoord afspraken voor 35 TWh in 2030 gerealiseerd te kunnen hebben. Van de totale hoeveelheid berekende wind + zonnestroom heb ik de volgende update van een eerder gepubliceerde grafiek gemaakt.

In deze grafiek alle berekende producties van wind- plús zonnestroom per sub-regio, in de periode 2018 tm. 2022, in Gigawattuur per jaar (1 GWh = 1 miljoen kWh). Er is een grote cluster aan sub-regio die laag in de boom zitten met waarden onder de 500 GWh/jaar, die slechts een matige groei laten zien in de getoonde periode. Véél hoger in de boom zitten de provincies die het gemiddelde (zwarte streepjes-lijn) flink naar boven trekken. Al deze provincies hebben een flink aantal tot meerdere windparken cq. windturbines, en die zijn dan ook absoluut noodzakelijk, om meters te maken bij het invullen van de RES verplichtingen. Als u windenergie om wat voor subjectieve reden dan ook zou willen afwijzen, vergeet uw energie transitie dan maar, en ga wat anders doen. Want zonder wind gaan we het absoluut niet redden !

Om dit in perspectief te plaatsen. Heel Nederland zou volgens de geraadpleegde CBS data in de periode 2018-2022 een totale productie hebben gekend van 10,6 TWh in 2018, tot 30,5 TWh in 2022 (1 TWh = 1.000 GWh) aan wind plús zonnestroom.

2021 inclusief 3 tegenvallers

Opvallend bij deze productie cijfers is dat, voor 2021 voor de provincies Flevoland, Zeeland en Rotterdam/Den Haag totale productie cijfers tonen die veel lager waren dan in 2020. Vrijwel alle andere sub-regio vertonen een continu stijgende lijn bij de totale productie. De oorzaak ligt bij de kennelijk sterk tegenvallende windenergie productie in deze 3 regio in dat jaar. Deze heb ik, voor de provincies Flevoland en Zeeland, gecheckt in een aparte windenergie (productie) tabel van het CBS, waarvoor definitieve waarden tm. 2021 worden gegeven. Deze komen overeen met de huidige waarden in de RES sub-regio tabel, dus er is inderdaad minder windstroom geproduceerd in dat jaar in de betreffende 3 sub-regio. Ik heb deze 3 tijdelijke terugvallen met stippellijnen aangegeven in de grafiek. In 2022 is de productie gelukkig weer in een bovenmatige stijgende lijn omgezet (voor alle 40 sub-regio). De regio verschillen (uiteraard) wel weer wat versnellings-tempo betreft. In de sub-top is het vooral Drenthe, wat opvalt, wat voor een belangrijk deel is terug te voeren op de verviervoudiging van het windturbine vermogen in die provincie in dat jaar (van 50 naar 221 MW, vooral vanwege het grote, omstreden Eemsmonden project), gecombineerd met de flinke toename van PV-capaciteit in de vorm van enkele grote zonneparken in dat jaar, waarvan de nieuwe productie is toegevoegd aan die van de al bestaande portfolio.

RES doel in cijfers

Kijken we naar het in 2022 nog voorlopig bereikte totale volume voor wind- en zonnestroom, 30,5 TWh, is dat, zie het rode kader, inmiddels al 87% van de oorspronkelijke doelstelling voor de productie van elektra uit hernieuwbare bronnen in 2030 (35 TWh). We hebben minder dan 8 jaar om de missende 4,5 TWh ingevuld te krijgen, en dat gaat beslist wel lukken. Een ander verhaal betreft de flink opgehoogde ambitie, om 55 TWh "op land" te gaan opwekken, eind 2030. Het PBL ziet dat momenteel somber in, gezien het recente nieuwsbericht bij de voortgangsrapportage over 2023.

Sub-regio rating zonnestroom

Voor RES sub-regio Groningen, waar reeds een forse groei is geconstateerd, berekende het CBS voorlopig een totale zonnestroom productie die is gegroeid van 233 GWh in 2018, naar 1.211 GWh in 2022, een toename van maar liefst 420% in 4 jaar tijd. Voor het perspectief: de productie van fotovoltaïsch opgewekte elektriciteit in "kampioen" Groningen bereikte in 2022 desondanks slechts 60% van de 2.027 GWh windstroom productie in dat jaar. Het totale volume wind- en zonnestroom voor Groningen nam, met de huidige bekende cijfers, toe, van 1.208 naar 3.238 GWh tussen 2018 en 2022 (zie grafiek).

Op enige afstand van Groningen volgt een viertal sub-regio die nog aardig mee kunnen komen bij de zonnestroom productie: Drenthe, Metropoolregio Eindhoven, Fryslân, en Rotterdam/Den Haag. Met 1.067 GWh, 944 GWh, 939 GWh, resp. 915 GWh in 2022. De volgende kandidaat, Noord- en Midden-Limburg, zit alweer een stuk lager, met 862 GWh.

Kampioen blijft, bij de totale productie wand wind- en zonnestroom, Flevoland (bijna 3,7 TWh in 2022, daarvan is slechts 653 GWh zonnestroom, 18%). En dat is bekend, het allergrootste gedeelte bestaat uit elektriciteit uit windturbines. Het zal u niet kunnen ontgaan, als u door deze provincie reist, te voet, met de fiets, de auto of de trein, de moderne apparaten, vaak (deels) in handen van lokale partijen, zijn overal zichtbaar.

Voor de totale nationale zonnestroom productie, verwijs ik u hier naar paragraaf 0(g).


(e) Evolutie van PV capaciteit per RES regio 2019-2023 H1*, in Wp per inwoner - Goeree nog steeds "King Of Solar"

Zoals eerder al voor de provincies, en voor de gemeentes, is het zeker ook voor de qua omvang en inwoner aantallen totaal verschillende RES (sub-) regio's belangrijk om het in de vorige grafiek (19a) getoonde "absolute" resultaat terug te rekenen naar een "normaal". De gebruikelijke manier om dat te doen is om het resultaat uit te drukken in opgesteld vermogen per inwoner. We kiezen daarvoor wederom de maatvoering Wp/inwoner, omdat dat enigszins voorstelbare getallen oplevert, zonder dat u "struikelt" over komma's of nullen. Voor de inwoner aantallen van de RES regio heb ik bij het CBS een tabel gevonden, die de situatie voor medio 2023 resp. begin van het jaar weergeeft. Voor eerdere jaren heb ik de inwoner aantallen voor die jaren (einde-jaars volumes) gebruikt, en alles terug gerekend naar Wp/inwoner voor de betreffende jaren. Dan krijgen we uiteindelijk onderstaande grafiek.

Zeer opvallend bij de "normalisering" van de absolute volumes, getoond in de grafiek in sectie 19a, is het feit dat 1 RES regio met kop en schouders boven de rest blijft uitsteken, zoals ook al in de eerste versie van deze grafiek (eind 2020) bevonden, voor de overkoepelende RES regio. Dat is het Zuid-Hollandse eiland Goeree-Overflakkee, met medio 2023 maar liefst 3.462 Wp per inwoner. Dit heeft vrijwel 1 exclusieve oorzaak: de oplevering van slechts 3 zonneparken. Grote exemplaren, bij Ooltgensplaat, en bij Melissant, in 2018. Waar aan in 2020 o.a. het grote zonnepark van Vattenfall (met accu opslag faciliteit en combi met windenergie, zie foto van Polder PV op Twitter) in Middelharnis is toegevoegd. Zodat de curve, zoals destijds al voorspeld, nog eens verder opwaarts werd omgebogen. De curve bleef ook in 2021 verder stijgen, het gevolg van nog eens 2 kleinere zonneparkjes (RWZI's Middelharnis en Goedereede), in combinatie met de nodige PV projecten op bedrijfsmatige daken, en natuurlijk de overal voorkomende blijvend hoge groei in het residentiële segment. Daarna kwamen er geen grotere projecten meer bij, maar is desondanks de relatieve factor (capaciteit per inwoner) op hoog niveau gebleven.

Let wel, dat op het niveau van uitsluitend gemeentes, Goeree niet het hoogste scoort, daar is medio 2023 het Drentse Borger-Odoorn kampioen (paragraaf 17; Goeree vinden we daar pas op de 18e positie). Desondanks blijft Goeree zoals in de vorige analyses op het RES (sub-) niveau zonder meer "Koning van de Zonnestroom".

De enige sub-regio die enigszins in de buurt kan komen op het niveau van de RES sub-regio zijn (provincies) Drente, en Groningen, beiden "groot aandeelhouder" bij de grote zonneparken, en beiden een niet zulke grote bevolking hebbend, waardoor ze ook bij deze ratio bovenmatig hoog scoren. Al is het, met momenteel 3.022 resp. 2.626 Wp/inwoner wel op slechts 87% resp. 76% van het niveau bij Goeree. In de sub-top zijn het ditmaal Flevoland en Kop van Noord-Holland, waar ook al de nodige grote zonneparken zijn opgeleverd, op 4e en 5e positie, met 2.433, resp. 2.328 Wp/inwoner.

Na Kop van Noord-Holland volgt nog een twee-tal andere sub-regio, Zeeland, en Noord- en Midden-Limburg, die medio 2023 nog uitkomen boven de 2 kWp/inwoner. Dan valt er een "gat", en moeten de overige RES sub-regio het met (veel) minder dan 1.740 Wp/inwoner doen. Vanaf Midden-Holland liggen de volumes onder de 1 kWp/inwoner. Gemeente Amsterdam, al jaren zeer voortvarend met de stimulering van zonne-energie, staat desondanks als RES sub-regio helemaal onderaan met 265 Wp/inwoner, vanwege haar grote bevolking van bijna 927 duizend inwoners, medio 2023 (dat is incl. het maart 2022 onderdeel van Amsterdam geworden Weesp). Ze moet daarbij de grote, dichtbevolkte sub-regio IJmond - Zuid-Kennemerland, en Rotterdam/Den Haag zelfs voor laten gaan (455, resp. 514 Wp/inwoner).

Mijn eigen regio, Holland Rijnland, ook dichtbevolkt, staat op de zesde plaats van onderen in deze RES sub-regio rating (738 Wp/inwoner, t.o.v. de update van mei 2022 weer een plaatsje weg gezakt). Het gemiddelde van alle 40 sub RES-sen is ge-evolueerd van 415 Wp/inwoner in 2019, naar 1.254 Wp/inwoner halverwege 2023 (zwarte streepjes-lijn). Een factor 3 verschil met de situatie in 2019.


Direct naar inhoudsopgave


(20) Voorbeeld kaarten aantallen PV installaties en -capaciteit per RES regio

In de Klimaatmonitor databank van Rijkswaterstaat zijn ook al enige tijd uitsplitsingen per RES regio, sub-regio e.d. opgenomen. Hier onder heb ik voor zowel de aantallen PV installaties, als de daarbij behorende capaciteit (in kWp), voor de situatie eind 2022, de 2 volgende kaartjes samengesteld. Deze zijn voor de hoofdregio (ES code in de RES systematiek), van de subregio was het niet mogelijk om kaartjes op dit niveau te genereren. In de bron info van Klimaatmonitor staat dat dit een update van 7 november 2023 zou betreffen, dus zeer recente informatie. In beide kaartjes heb ik de thuisregio van Polder PV uitgelicht, regio Holland Rijnland, waarbij de betreffende volumes zichtbaar worden.

Kaartjes © Klimaatmonitor databank, wat gebruik maakt van geïmporteerde CBS data tm. 2021

Bovenaan de verdeling van de aantallen PV installaties per RES regio volgens de getoonde update, met in een kleur schaal veel projecten (donkergroen, zie legenda), via lichtgeel (middelmatig presterende regio) tot zeer weinig volumes hebbende regio (rood). Hier voeren de RES regio Rotterdam / Den Haag (ruim 170 duizend) en Noord-Holland Zuid met bijna 162 duizend installaties de boventoon (kleurcode donkergroen). Voorts doen Metropoolregio Eindhoven, U16, Fryslân en Noord-Holland noord het goed. De minder presterende kandidaten vinden we vooral in agrarische regio in een brede band in centraal Nederland. In de huidige update zijn dat Goeree-Overflakkee, en Alblasserwaard (beiden Zuid-Holland), met 9.539, resp. 9.871 installaties. Het verschil tussen de "best" resp. "slechtst" presterende RES regio is in bovengenoemd kaartje voor de opgeleverde aantallen PV installaties, net als in de vorige update, een factor 18.

In het onderste diagram vinden we de verdeling van de bijbehorende PV capaciteiten, in kWp. Hier is een enigszins afwijkende verdeling te zien, wat alles heeft te maken met de enorme schaalvergroting bij niet-residentiële installaties en grondgebonden PV projecten. De grotere grondgebonden zonneparken met hoge impact concentreren zich met name in Noord-Oost Nederland, hier springen de RES regio cq. provincies Groningen en Drenthe boven alles uit (donkergroen), met 1.344 resp. 1.337 MWp. Waarbij Metropoolregio Eindhoven en Fryslân nog enigszins mee konden komen (1.050 resp. 1.026 MWp).

Goede volgers zijn op dit punt regio Rotterdam/Den Haag, Noord- en Midden-Limburg, en Noord-Holland Zuid (989, 958, resp. 952 MWp). Wederom vinden we de minder presterende regio in een brede band in centraal Nederland. Met, ditmaal, Alblasserwaard en Hoeksche Waard, beiden in prov. Zuid-Holland, de rode lantaarndragers, met slechts 79 resp. 108 MWp capaciteit. Het verschil tussen de "best" resp. "slechtst" presterende RES regio is in bovengenoemd kaartje voor de PV capaciteiten een factor 17. Iets lager dan in de vorige update, toen die factor nog rond de 19 lag.

Mijn eigen regio, Holland Rijnland, is in beide kaartjes op z'n hoogst een matige middenmoter, met bijna 63 duizend PV installaties, eind 2022, resp. 366 MWp geaccumuleerde PV-capaciteit.


Direct naar inhoudsopgave


(21) Segmentatie naar omvang en type installatie per provincie: 2019, 2021 & 2023 H1*

Een medio 2021 nieuw toegevoegd onderdeel in de cijfer bestanden van het CBS is een tabel waarin een andersoortige segmentatie wordt gegeven voor de verdeling in aantallen zonnestroom installaties en het daarmee gepaard gaande vermogen. Dit betreft een indeling naar de omvang van de installaties, die samenhangt met de indelingen gemaakt voor de RES regio statistieken. Hierbij wordt ten eerste onderscheid gemaakt in de verdeling tussen installaties per stuk maximaal 15 kWp ("klein vermogen"), en de grotere projecten ("groot vermogen"). Ten tweede, wordt voor het grote segment gesegmenteerd naar "type" installatie. En wel "groot vermogen op veld", resp. "groot vermogen op dak". Het CBS schaart ook drijvende zonneparken onder die categorie "groot vermogen op veld" (maar segmenteert verder in het geheel niet). In deze bijgewerkte paragraaf laat ik weer enkele ververste grafieken zien die zijn ontleend aan deze nieuwe indeling. De grafieken voor 2019 zijn ongewijzigd, de grafiek voor 2021 bevat gewijzigde data sinds de vorige update van mei 2022 (en zijn definitief). Het exemplaar voor medio 2023 is nieuw en toont, uiteraard, nog slechts zeer voorlopige resultaten.

De hier onder getoonde data betreft wederom een update van het CBS met status 17 november 2023.

(a) Aantallen projecten, segmentatie naar project omvang, jaren 2019, 2021, en 2023 H1*

In deze eerste set grafieken laat ik voor de kalenderjaren 2019, 2021, resp. medio 2023, separaat de verdeling van de totale aantallen projecten zien voor de kleine installaties tm. 15 kWp per stuk (linker kolommen), resp. voor de grote installaties groter dan 15 kWp per stuk (rechter kolommen). De Y-as voor de 3 getoonde periodes is verschillend, er is in 2021 en in het eerste half-jaar van 2023 immers al veel meer volume gerealiseerd dan in de voorafgaande jaren. De kolommen zijn weergegeven als stapelingen van de hoeveelheden per provincie, met de totale volumes in vetdruk bovenaan weergegeven. De sortering is telkens volgens de linker kolom (aantallen kleinere projecten), omdat die de dominante volumes weergeven. De grootste contribuerende provincie vinden we onderaan, als vanouds Noord-Brabant, de kleinste bovenaan (Flevoland). Waarboven ook nog een klein segment is gestapeld met projecten waarvoor nog geen toewijzing aan een bepaalde provincie kon worden gedaan door het CBS.

Wat opvalt, is dat in 2021 de volgorde iets anders is geworden bij de categorie kleine installaties, t.o.v. de situatie in 2019. Zuid-Holland komt op de 2e plaats, Gelderland op de 3e, terwijl Utrecht op de 6e en Overijssel op de 7e plaats is terechtgekomen. Ook Groningen en Drenthe wisselden van positie. In 2019 stonden die paren precies omgekeerd in de rating. Medio 2023 is de volgorde van 2021 gehandhaafd.

Het totaal aantal kleine installaties vertoonde tussen 2019 en eind 2022 een gemiddelde jaargroei van 11,6% per jaar (CAGR methode). In 2022 kwamen er bijna 547 duizend nieuwe kleine installaties bij, een record. De toename in de eerste jaarhelft van 2023 was ook al byzonder hoog, bijna 336 duizend nieuwe kleine installaties. Daarmee werd al een geaccumuleerd niveau van 2,56 miljoen installaties bereikt, medio 2023.

Het aantal grote projecten lieten een gemiddelde CAGR groei tussen eind 2019 en eind 2022 zien van 12,4%, waarbij de gemiddelde jaarlijkse aanwas dus groter was dan bij de kleinere projecten. De totale volumes grote projecten zijn natuurlijk veel kleiner, maar zoals we verderop zullen zien, is dat met de capaciteiten beslist een ander verhaal. Wel is het zo, dat de relatieve groei bij de grotere projecten weer aan het afkoelen is met de huidige data.

De verhouding "klein" staat tot "groot" wijzigde, wat de totale volumes bij de aantallen installaties betreft van 2019 naar 2023 H1, als volgt: factor 35,1, via 33,1, 33,7, 33,3, naar factor 32,5, medio 2023, derhalve een geringe afname van het (grote) verschil bij de aantallen. In de vier belangrijkste provincies (NB, ZH, Gld en NH) is bij de kleine installaties tussen 2019 en halverwege 2023 een volume van 562 duizend, tot alweer bijna 1,47 miljoen PV-projecten vertegenwoordigd. Dat is 54,4%, tot, medio 2023, alweer 57,3% van het totale volume in dat segment. Niet goed zichtbaar in de grafiek, is die verhouding bij de grote projecten in deze periode (NB, Gld, ZH en NH) bijna 16 duizend stuks, eind 2019, tot 44.613 exemplaren, medio 2023. Dat is een gestage toename van 53,9% naar 56,6% van het totale volume in dat segment, in deze best performing provincies.

Voor het grote markt segment (installaties per stuk groter dan 15 kWp) heeft het CBS een aparte deel segmentatie naar "type" project gemaakt, zie paragraaf b.


(b) Aantallen projecten categorie "groot", segmentatie naar type installatie, jaren 2019, 2021, en 2023 H1*

Status cijfers: tm. 2021 definitief, 2022 nader voorlopig, medio 2023 nog zéér voorlopig.

De tweede set grafieken laat voor dezelfde drie periodes separaat de verdeling van het type installaties zien voor de grote project categorie (installaties per stuk groter dan 15 kWp). De linker kolommen geven de aantallen installaties op daken weer ("rooftop"), de rechter kolommen de zogenaamde "veld installaties". Let daarbij op, dat het CBS "installaties op binnenwateren" (lees: floating solar installaties) ook tot deze categorie rekent, en dat ze ook nogal wat volumes missen. Polder PV splitst dergelijke significant van karakteristieke grondgebonden opstellingen afwijkende projecten af en voert die al jaren separaat op in een aparte groep "niet rooftop" projecten (naast enkele andere categorieën zoals geluidswallen, vrijstaande carports e.d.). Maar daarbij is het ook zo, dat bijvoorbeeld vrijstaande carports met PV installatie, door het CBS weer tot de grote verzamelbak "rooftop" wordt gerekend, terwijl het in essentie "vrijeveld" projecten zijn. Zie ook de disclaimer voor de categorie veld installaties in Intermezzo 5, verderop !

De Y-as voor de 3 getoonde periodes is wederom verschillend, verder is de opzet vergelijkbaar als voor de grafieken in paragraaf (a). De grootste contribuerende provincie, wederom onderaan weergegeven, blijft ook hier Noord-Brabant, althans, voor de aantallen rooftop projecten. De kleinste contribuant bij de aantallen grote projecten op daken was tm. 2022 Zeeland, maar in de eerste jaarhelft van 2023 nam Flevoland de rode lantaarn (tijdelijk?) over. Bij de veld installaties volgens de "definitie" van het CBS is de volgorde geheel anders. Daar was Noord-Holland in 2019 de grootste (29 projecten), in 2020 tm. 2022 heeft Groningen, met al 97, 122, resp. 133 grote veld-installaties duidelijk de leiding genomen, een positie die verder verstevigd is medio 2023, met 139 van dergelijke projecten. Al is Drenthe toen al aardig ingelopen, met een volume van 103 exemplaren (volgens de telling van het CBS). Provincie Utrecht heeft het minste aantal grote veld installaties volgens het CBS (medio 2023 nog maar 17 stuks). Hier bovenop is wederom een klein segment gestapeld met projecten waarvoor nog geen toewijzing aan een bepaalde provincie kon worden gedaan door het CBS (81x rooftop, en 5 "onbekende" veld-installaties).

De volgorde van de provincies is in de rating voor de rooftop installaties wat gewijzigd. In 2020 wisselde de volgorde van de koppels Limburg en Utrecht, evenals die van Groningen en Flevoland. In 2020 was de volgorde op posities 7-11 Ut-Fr-Dr-Gr-Fl, deze wijzigde in 2021 naar Fr-Ut-Fl-Gr-Dr, in 2022 weer naar de volgorde in 2020, en medio 2023 verdrong Zeeland Flevoland van de 11e naar de laatste plaats.

2020 voegde 38% aan nieuwe installaties toe in het "grote" segment, 2021 23%, 2022 nog eens 34%, en in het eerste half-jaar van 2023 kwam alweer 18% bij, waardoor het totale volume voorlopig op 78.777 installaties is gekomen. De CAGR kwam neer op gemiddeld 12,4%/jaar in de periode 2019-2022. Het aantal veld installaties, volgens de CBS data, nam van 2019 naar 2020 zeer sterk toe met 116% (ruime verdubbeling), en nam dus in relatieve zin veel sneller toe dan bij de grotere rooftop projecten. Vervolgens werden er nog eens 40% (2021), 23% (2022), en nog maar 4% (halverwege 2023) aan nieuwe projecten toegevoegd. Hier lag de CAGR tussen 2019 en 2022 op gemiddeld 20,7%/jaar, beduidend hoger dan bij de rooftop projecten. De verwachting is dat zeker op dit punt er nog wel wat zal moeten worden bijgeplust bij de CBS data, maar dat er duidelijk sprake lijkt van een afkoeling op dat punt. Er zijn medio 2023 inmiddels volgens de telling van het CBS (die veel kleinere projecten die Polder PV wel in zijn verzameling heeft opgenomen niet kent), 802 projecten als veldopstelling bekend (klassiek grondgebonden + floating solar).

De verhouding grotere rooftop staat tot veld installaties nam wat de totale volumes bij de aantallen installaties betreft van 2019 naar medio 2023 af, van een factor 142, via 90, naar een factor 79 in 2021. Vanaf 2022 begon het weer toe te nemen, van een factor 86 (2022) naar alweer 97 (medio 2023). In de vier belangrijkste provincies (NB, Gld, ZH en NH) is bij de dakgebonden installaties in 2019 een volume van 15.794 projecten vertegenwoordigd, 54% van het totale volume in dat segment. Dat nam tot medio 2023 toe naar 44.351 projecten, bijna 57% van totaal volume. Bij de veld installaties (volgens "definitie" CBS) was dat achtereenvolgens het koppel NH, Gr, Fr, Gld in 2019, 101 stuks, 49% van totaal, Gr, NH, Dr., Fr in 2020, 238 stuks, ruim 53% van totaal, Gr, Ov, Dr, Fr in 2021, 315 stuks, ruim 50%, resp. Gr, Dr, Ov, Gld, 391 stuks, bijna 51% van totaal volume. Medio 2023 was het dezelfde combinatie als in 2022, met 408 exemplaren, wat toen ook bijna 51% van het totale aantal grote veldinstallaties was.

    Intermezzo 5 - Disclaimer veld installaties cf. CBS

    CBS hanteert geen kristalheldere definitie van het concept veld installaties, behalve dan een recente toevoeging dat, kennelijk, floating solar projecten (PV projecten drijvend op binnenlandse wateren, waterbassins e.d.) hier óók toegerekend zouden worden. Daar staat tegenover dat installaties boven een parkeerplaats tot de dakinstallaties worden gerekend, waar ook vraagtekens bij gezet mogen worden. Dit laat onverlet, dat het instituut al jaren lang structureel te weinig volume toerekent aan deze zeer belangrijk geworden sector. Polder PV houdt als enige in Nederland systematisch en zeer gedetailleerd bij wat er wordt opgeleverd, en vooral bij de kleinere projecten gaat het vaak mis: CBS en ook diverse andere instellingen van naam kennen die vaak niet. Ze komen dus in het geheel niet in de (nationale) statistieken voor.

    Wat aantallen betreft, zat Polder PV in de september update van 2023 met zijn inventarisaties voor eind 2022 voor het totaal aan klassieke grondgebonden projecten, drijvende zonneparken, en PV op infra zoals geluidswallen op 30 projecten van elk 15 kWp of meer, 4% meer dan wat CBS voor "alles" in het veld of op water e.d. rekent, 769 stuks (zie ook paragraaf 21b). De vraag is daarbij vooral, hóe het CBS de aantallen telt, want het verschil bij de capaciteit is véél groter, wat doet vermoeden dat het data instituut wellicht SDE beschikkingen telt, en niet "projecten" (veel veldprojecten hebben meerdere beschikkingen). Dit is echter niet te controleren, omdat het CBS hierover geen details verstrekt.

    Het CBS gaat vermoedelijk bij de aantallen projecten nog verder achterlopen op de hard-count van Polder PV. De webmaster vindt de laatste jaren namelijk steeds meer kleine veldopstellingen waarvoor nooit SDE subsidie is aangevraagd, die de RES drempel (15 kWp) - som ver - overstijgen, en die in toenemende mate overal in Nederland worden aangelegd, op zowel particuliere erven, als naast bedrijven (incl. boerderijen). Deze installaties zijn vermoedelijk in het geheel nergens geregistreerd als veldinstallatie, terwijl ze dat beslist wel zijn. Ze komen vaak ook niet eens in het vizier van overzichten van RES (sub-)regio, dus "officieel" wordt er sowieso te weinig geteld dan er al daadwerkelijk is geaccumuleerd in Nederland. Een recent gevonden exemplaar in het nieuwe jaar werd door Polder PV gepresenteerd op "X" (voorheen Twitter).

    Wat capaciteit betreft zat Polder PV voor eind 2022 zelfs al op 4.304 MWp voor de som van klassiek grondgebonden projecten, drijvende zonneparken en PV op / langs infra (zie ook paragraaf 21d). Het CBS zat toen nog maar op 3.887 MWp. Het verschil is bijna 11% meer capaciteit volume dan het CBS onder hun categorie "veld projecten" schaart. Wat ook nogal "schuurt" met de observatie, dat het verschil bij de aantallen projecten beduidend kleiner is (of: lijkt).

    Hierbij heeft Polder PV dan ook nog tm. 2022 100 carport projecten, met een geaccumuleerd vermogen van van ruim 88 MWp, die hij als speciale categorie "vrijeveld installaties niet zijnde een gebouw" beschouwt. CBS gooit die projecten in de enorme rooftop verzameling, en identificeert dergelijke projecten in het geheel niet als zodanig.

    Voor een eerdere vergelijking met de status van de bevindingen in de Participatiemonitor, zie ook het artikel van 19 november 2021.


(c) Capaciteit van projecten, segmentatie naar project omvang, jaren 2019, 2021, en 2023 H1*


† Sortering in alle 3 de grafieken is volgens de provinciale volgorde in de (linker) kolom installaties > 15 kWp
(in een vorige update waren de kolommen andersom weergegeven, de volgorde is nu "logischer")

Naar analogie van de set grafieken voor de aantallen installaties in paragraaf 21a, laat ik ditmaal voor de periodes 2019, 2021, en 2023 H1, separaat de verdeling van de capaciteit van de betreffende projecten zien. In deze derde set grafieken dus wederom de verdeling van de volumes in MWp, voor de grote installaties groter dan 15 kWp per stuk (linker kolommen), resp. voor de kleine installaties tm. 15 kWp per stuk (rechter kolommen). De Y-as voor de 3 getoonde periodes is wederom, fors verschillend. De grootste contribuerende provincie onderaan is wederom, constant, Noord-Brabant. De kleinste bovenaan is ditmaal, wat capaciteit toevoegingen in de sector grote installaties betreft, provincie Utrecht. Waarboven ook nog een klein segment is gestapeld met project volume waarvoor nog geen toewijzing aan een bepaalde provincie kon worden gedaan door het CBS.

Er is een schril contrast t.o.v. de grafiek met de aantallen installaties (sectie a): daar valt de hoeveelheid grotere projecten bijna "in het niet" t.o.v. het aantal kleinere projecten. Bij de capaciteit is het volume van de grotere projecten juist fors groter dan bij de installaties van maximaal 15 kWp. De reden: de grote projecten verzameling bevat heel erg veel installaties met een zéér grote omvang, bij de zonneparken kan dat zelfs soms over de 100 MWp heen gaan, per stuk. Ter illustratie: in slechts 1 zonnepark van 100 MWp "passen" maar liefst 6.667 rooftop installaties met een capaciteit van maximaal 15 kWp. Ook vallen uiteraard alle grotere PV daken in de "grote" categorie, daarvan zijn er inmiddels al vele duizenden.

Omdat in 2019 - 2023 H1 de capaciteit van de grotere projecten (elk groter dan 15 kWp) veruit het grootst was, is in deze grafiek serie in de laatste updates de provinciale volgorde volgens die rating gesorteerd van onder naar boven, en is de grootste, meest dominant geworden categorie, vooraan gezet (links). Aan die volgorde is ook de rechter kolom gekoppeld, vandaar dat daar de omvang van de segmenten een "onlogische volgorde" hebben omdat de rating van de provincies voor de kleinere installaties beduidend verschilt van die bij de grotere projecten. Alle cijfers zijn per provincie toegevoegd, zodat duidelijk wordt wat de grootste en kleinste contribuanten zijn per categorie.

Evolutie 2021, 2023 H1

Deze koppeling daargelaten, als we naar 2021 kijken, is de rating van de provincies voor de grotere projecten in dat jaar op enkele punten gewijzigd t.o.v. de volgorde in 2019 (eerste grafiek). In 2021 is Groningen op de 3e positie beland (in 2020 stond ze zelfs even op de 2e plek). Noord-Holland ging van de 2e plek in 2019 naar de 6e in 2021. Overijssel klom 1 plek, naar de 5e positie. Fryslân zakte van de 7e naar de 9e plek. Drenthe steeg van de een-na-laatste, naar de 7e positie in de rating. Nogal wat veranderingen, dus.

Medio 2023 gaf ook weer de nodige wijzigingen in de rating volgorde te zien, t.o.v. de situatie eind 2021. Groningen zakte naar de vierde plek, achter Noord-Brabant, Gelderland, en Zuid-Holland. Overijssel viel terug naar de 7e positie. Drenthe klom t.o.v. 2021 nogmaals 2 posities, naar de 5e plek, door een flinke reeks nieuwe, grote zonneparken op haar grondgebied. Fryslân is naar de staart terug gezakt, op de 10e plaats.

De totale capaciteit van de kleine installaties groeide in 2020 met 35%, in 2021 met 30%, in 2022 met 38%, en het eerste half-jaar van 2023 voegde nog eens 19% volume toe. Het volume bij de grote projecten steeg in die periodes grotendeels met flink hogere percentages, al vlakte dat in de loop van de tijd wel af: in 2020 met 71%(!), in 2021 met 36%, in 2022 met 28%, en het eerste half-jaar van 2023 gaf "slechts" 11% groei te zien. De CAGR over de periode 2019 tm. 2022 was gemiddeld 13,4%/jaar voor de kleine installaties, en 17,0% voor de grotere systemen. De totale volumes bij de grotere projecten waren in 2019 sowieso al groter dan bij de kleinere installaties, en zijn dus behoorlijk verder uitgelopen. De gemiddelde toenames bij de aantallen grotere projecten waren in ieder geval bescheidener, 11,6%/jaar (2019-2022; kleine projecten) resp. 12,4%/jaar (grote projecten; zie paragraaf 21a), vingerwijzing numero zoveel voor de continue schaalvergroting van de project capaciteiten.

De verhouding van de volumes "grote" staat tot "kleine" projecten nam wat de totale capaciteiten betreft van 2019 naar 2021 toe, van een factor 1,08 naar factor 1,44, maar nam daarna stapsgewijs weer af, via factor 1,35 in 2022, naar factor 1,26, medio 2023. De kleinere projecten hebben dus weer meer invloed gekregen, wat grotendeels is te wijten aan de combinatie van een enorme groei in de residentiële sector, en een tegenvallende groei in de grote projecten markt.

In de vier belangrijkste provincies (NB, Gld, ZH en NH) is bij de kleine installaties in 2020 een volume van 1.860 MWp vertegenwoordigd, bijna 54% van het totale volume in dat segment. In 2021 zwol het absolute volume in dezelfde vier provincies aan tot 3.381 MWp, en nam het aandeel wat toe, naar bijna 56%. Vervolgens groeiden de volumes stevig door, om medio 2023 alweer een niveau te bereiken van 5.610 MWp, al bijna 57% van het totale volume van alle provincies.

Die verhouding is bij de grote projecten in 2019, met de vier provincies NB, NH, Gld, en NH, 1.822 MWp, 49% van het totale volume in dat segment. In 2020 wijzigde dat, met het kwartet NB, Gr, Gld en ZH, met 3.073 MWp, in bijna 48% van het totale volume dat jaar. 2021 liet weer een iets ander beeld zien, met NB, Gld, Gr en ZH (4.265 MWp, bijna 49% van totaal), in 2022 waren de grootste vier NB, ZH, Gld en Dr (5.330 MWp, ruim 47% van totaal). En, tot slot, medio 2023 is Groningen weer terug, in de volgorde NB, Gld, ZH, Gr, met 5.935 MWp in die vier belangrijkste provincies, die ruim 47% van het totale volume claime halverwege 2023. Er is in deze periodes dus iets meer volume bij de andere provincies terug te vinden, in vergelijking met de verhoudingen bij de kleine installaties.

Voor het grote markt segment (installaties per stuk groter dan 15 kWp) heef het CBS wederom een aparte deel segmentatie naar "type" project gemaakt, zie paragraaf d.


(d) Capaciteit van projecten categorie "groot", segmentatie naar type installatie, jaren 2019, 2021*, en 2023 H1*

† Sortering in alle drie de grafieken is volgens de provinciale volgorde in de (linker) kolom rooftop installaties > 15 kWp

Tot slot, in deze laatste paragraaf, en wederom naar analogie van de set grafieken voor de aantallen installaties in paragraaf 21b, laat ik voor de periodes 2019, 2021, en 2023 H1, separaat de verdeling van de capaciteit van de betreffende projecten zien, verdeeld over de grotere rooftop resp. de veld installatie projecten. In deze laatste set grafieken dus wederom de verdeling van de volumes in MWp, voor de grote (>15 kWp) systemen op daken (linker kolommen), resp. voor de veld installaties groter dan 15 kWp per stuk (incl. drijvende projecten cf. indeling CBS) in de rechter kolommen. Ook hier is de Y-as voor de getoonde periodes sterk verschillend door o.a. de hoge groei in 2021, die werd gecontinueerd in 2022 en de eerste helft van 2023. De grootste contribuerende provincie onderaan is wederom Noord-Brabant bij de rooftop installaties > 15 kWp. Zouden we echter sorteren op de volgorde bij de veld-installaties > 15 kWp, zou in alle drie de gevallen de belangrijkste contribuant op dit vlak, provincie Groningen, onderaan de kolom komen (met 241 [2019], 682 [2021], resp. 815 MWp, medio 2023, op de voet gevolgd door Drenthe, met 813 MWp).

De kleinste bovenaan is ditmaal, wat capaciteit toevoegingen betreft, bij de rooftops, provincie Zeeland in de getoonde periodes. In 2020 was dat voor een jaar provincie Drenthe (niet getoond). Bij de veld-installaties was de minst contribuerende provincie in 2019 op vrijwel hetzelfde niveau Limburg en Utrecht (ruim 12 MWp), van 2020 tm. 2023 H1 is Utrecht de minst bijdragende provincie op dit gebied, tussen de 33 en 88 MWp. Er zijn wel plannen, bijvoorbeeld in het Rijnenburg poldergebied bezuiden gemeente Utrecht, en in Ockhuizen op landgoed Haarzuilens. Deze plannen zijn beslist nog niet concreet en volledig uitgewerkt, dus het wordt afwachten of deze daadwerkelijk gaan materialiseren.

Bovenop de kolommen is zoals gebruikelijk ook nog een klein segment gestapeld met project volume waarvoor nog geen toewijzing aan een bepaalde provincie kon worden gedaan door het CBS. Dit was echter nihil voor de grotere veld installaties in 2019 - 2021, in 2022 6,8 MWp, en medio 2023 9,2 MWp. Voor de grotere rooftop projecten was dat volume 524 kWp in 2019, 946 kWp in 2020, nihil / niet beschikbaar in 2021, 11,5 MWp in 2022, en 18,9 MWp medio 2023. Deze volumes zijn zo klein dat ze (bijna) niet zichtbaar zijn in de grafiek.

Omdat in deze 3 periodes de totale capaciteit van de rooftop projecten (elk groter dan 15 kWp) het grootst was, is ditmaal de provinciale volgorde volgens die rating gesorteerd. Daaraan is ook de rechter kolom gekoppeld, vandaar dat daar de segmenten wederom een "onlogische volgorde" hebben omdat de rating van de provincies voor de veld installaties beduidend verschilt van die bij de rooftop projecten. Alle cijfers zijn per provincie toegevoegd, zodat duidelijk wordt wat de grootste en kleinste contribuanten zijn per categorie.

Ratings en verhoudingen 2019 - 2023 H1

De ratings zijn bij de 2 project categorieën flink gewijzigd in de loop van de tijd. Bij de grote rooftop projecten waren de volgordes als volgt in de getoonde 3 periodes:

  • 2019 NB-Gld-NH-ZH-Ov-L-Ut-Fr-Fl-Dr-Gr-Zld (542 >> 85 MWp)
  • 2021 NB-Gld-ZH-NH-Ov-L-Fr-Ut-Fl-Gr-Dr-Zld (1.262 >> 170 MWp)
  • 2023 H1 NB-Gld-ZH-NH-L-Ov-Fl-Fr-Ut-Gr-Dr-Zld (1.752 >> 252 MWp)

Kijken we naar de veld installaties, is de rating inmiddels sterk wisselend, vanwege de hoge impact van dergelijke projecten op de totale capaciteit volumes, zelfs tot op provinciaal niveau. De volgorde van groot naar klein was als volgt, in de getoonde drie periodes:

  • 2019 Gr-Zld-NB-Dr-Fl-Fr-NH-Ov-ZH-Gld-Ut-L (241 >> 12 MWp)
  • 2021 Gr-Dr-Gld-Ov-NB-Fr-Zld-Fl-NH-ZH-L-Ut (682 >> 60 MWp)
  • 2023 H1 Gr-Dr-Fl-Gld-Zld-NB-Ov-Fr-NH-ZH-L-Ut (815 >> 88 MWp)

De totale capaciteit van de grote rooftop installaties groeide in de periode 2020-2023 H1 met 60%, 33%, 28%, resp. 12% per periode. De CAGR was tussen 2019 en 2022 gemiddeld 15,3% per jaar. Medio 2023 lag er een capaciteit van installaties van 15 kWp of groter, met totaal 8.271 MWp op daken. Het volume bij de grote veld systemen steeg - volgens de CBS data - met aanvankelijk een spectaculaire 102% in 2020, maar nam wel snel af, van 43% aanwas in 2021, 29% in 2022, en nog eens een geringe stijging van 9% tot medio 2023. Bij de veldopstellingen was de CAGR tussen 2019 en 2022 gemiddeld 20,7%/jaar, beduidend hoger dan bij de grote rooftop systemen. Er stond halverweg 2023 al een hoog volume in veldopstellingen op de grond en/of drijvend op binnenwateren, volgens de tellingen van het CBS, van 4.235 MWp. Maar het was nog steeds, in absoluut volume bezien, "slechts" 51% van het volume grote projecten verzameld op daken.

De toename bij de aantallen grotere rooftop projecten was veel bescheidener, in 2019-2023 H1 een CAGR van 12,3%/jaar. Bij de veldopstellingen was de CAGR hetzelfde in die periode, gemiddeld 20,7%/jaar (zie paragraaf 21b). Wel lijkt de hoge groei wat te zijn verminderd, gezien de afgenomen relatieve toenames in 2021 tm. medio 2023.

De verhouding van de volumes grotere rooftop projecten staat tot veld installaties nam wat de totale capaciteiten betreft van 2019 naar 2023 H1 af, van een factor 3,6 naar nog maar factor 2,9 (2022). Dit betekent, dat het aandeel van het volume aan veldopstellingen in die periode is toegenomen ten koste van het veel grotere aandeel bij de projecten op daken. Met de eerste, nog zeer voorlopige cijfers voor medio 2023 lijkt die trend echter alweer gestuit, de verhouding grote rooftop : grote veldopstellingen nam weer iets toe, naar een factor 3,0.

In de vier belangrijkste provincies (NB, Gld, ZH en NH) is bij de grote rooftop installaties in 2019 een volume van 1.516 MWp vertegenwoordigd, bijna 56% van het totale volume in dat segment. Het aandeel is verder gegroeid in 2020 (2.419 MWp, 56%), 2021 (3.304 MWp, ruim 57%), 2022 (4.259 MWp, 58%), en nam ook in het eerste half-jaar van 2023 verder toe, naar 4.725 MWp, ruim 57% van de accumulatie in heel Nederland.

Bovengenoemde verhouding is bij de grote veld projecten in 2019, met de provincies Groningen, Noord-Brabant, Zeeland en Drenthe 564 MWp, 54% van het totale volume in dat segment. Daarna nemen de volumes rap toe en zijn er telkens wisselingen in de wacht op de eerste vier posities. In 2020 aanzwellend tot 1.202 MWp (57%), in 2021 1.641 MWp (55%), in 2022 2.172 MWp (56%). En medio 2023 is het verder aangegroeid, met het kwartet Groningen, Drenthe, Flevoland en Gelderland, tot 2.429 MWp (ruim 57% van totaal volume aan veld-projecten volgens de telling van het CBS).


(e) Capaciteit per type installatie per provincie in de jaren 2019, 2021, en 2023 H1*

In deze laatste sectie geef ik drie nieuwe grafieken, waarbij de trend bij de ontwikkeling van gerealiseerde capaciteit per type installatie, tm. 15 kWp, rooftop groter dan 15 kWp, resp. veldinstallaties incl. drijvende ("floating solar", FS) systemen groter dan 15 kWp, volgens CBS opgaves, wordt uitgezet, met de provincies op de X-as. En dit voor de jaren 2019, 2021, en medio 2023. Omdat de realisaties (fors) zijn toegenomen, is de Y-as telkens aangepast.

In deze drie grafieken wordt het "karakter" van de ontwikkelingen per provincie al aardig duidelijk. Kampioen in "bijna alles" wat uitbouw van zonnestroom betreft, Noord-Brabant, heeft een zeer hoog aandeel aan capaciteit gerealiseerd op de grotere daken (installaties groter dan 15 kWp), weergegeven in de blauwe kolom segmenten. De volumes groeiden van 542 MWp in 2019, via 1.262 MWp in 2021, naar alweer 1.752 MWp, medio 2023, in deze grote zuidelijke provincie. Noord-Brabant was daarmee in 2021 al de eerste provincie die ver over 1 GWp aan PV installaties op de daken had liggen in dat jaar. Gelderland had in 2021 nog maar 773 MWp in dat segment gerealiseerd, en haalde krap de 1 GWp in 2022. Medio 2023 heeft ze nog maar 64% van het grote rooftop volume in Noord-Brabant. De aandelen van dit belangrijke marktsegment op de totale volumes per provincie, lagen medio 2023 tussen de 18% in Drenthe, en 46% in Noord-Brabant.

Ook het kleinste marktsegment, installaties tm. 15 kWp, die CBS voor het gemak als "alleen rooftops" beschouwt (wat uiteraard niet klopt, ik ken honderden kleine veldopstellingen die daar onder vallen wat opgesteld vermogen betreft), is het hoogst bij Noord-Brabant, waarvan de evolutie cijfermatig ook (deels) is weergegeven: van 568 MWp in 2019, via 800 MWp in 2020, 1.065 MWp in 2021, en 1.460 in 2022, naar alweer 1.747 MWp medio 2023 (oranje kolom segmenten). Ook hier is Noord-Brabant dus weer de eerste provincie met in het kleine rooftop segment meer dan 1 GWp, al vanaf 2021. In 2022 hielden Zuid-Holland en Gelderland haar gezelschap bij het passeren van de 1 GWp piketpaal bij de kleinere installaties, medio 2023 voegde ook Noord-Holland zich bij dit illustere drietal op dit punt. De relatieve aandelen van dit marktsegment lagen halverwege 2023 tussen ruim 24% bij Flevoland, en bijna 60% in provincie Utrecht.

Voor de veld-installaties (groene kolom segmenten) moeten we echter de aandacht op een andere provincie richten, uiteraard Groningen (helemaal links in de grafiek). Waarbij de combinatie van klassieke grondgebonden projecten én drijvende zonneparken (die het CBS op een hoop gooit) record volumes heeft laten zien bij de realisaties. Volgens de CBS cijfers van 17 november 2023 evoluerend van 241 MWp in 2019, via 577 MWp in 2020, 682 MWp in 2021, en 713 MWp in 2022, naar alweer 815 MWp, halverwege 2023. Hierbij dient wel te worden vermeld, dat Drenthe even tussentijds de 1e plek bezette in 2022, maar die dus tot nog toe die weer aan Groningen moest afstaan.

Neem, wat betreft provincie Groningen betreft, ook goed notie van het feit, dat het volume aan grondgebonden opstellingen en drijvende projecten > 15 kWp medio 2023 al 52% van de totale gerealiseerde capaciteit in die provincie betreft (815 van 1.567 MWp). Hier steekt Drenthe echter toch weer haar noorderbuur de loef af, met een relatief aandeel van bijna 53,5%, halverwege 2023 (813 van 1.520 MWp, met de huidige CBS data).

De realisaties van met name het segment met grotere dak installaties blijft inmiddels flink achter in beide provincies (blauwe segmenten): 332 MWp voor Groningen, en slechts 272 MWp voor Drenthe, medio 2023. Dat zijn aandelen van 21, resp. 18% van totaal gerealiseerd volume volgens het CBS. Drenthe staat met die relatieve verhouding halverweg 2023 op de laagste plek van alle provincies.

Op het vlak van de gerealiseerde capaciteit bij veld-installaties (zonneparken sensu lato) scoren voorts, op het vlak van absolute volumes, met name de provincies Flevoland, Gelderland, Zeeland, en Noord-Brabant de laatste tijd hoog. Met volgens het CBS gerealiseerde volumes tussen de 413 MWp (Flevoland) en 315 MWp in Noord-Brabant. Relatief bezien, lagen de aandelen van dit marktsegment t.o.v. de totale volumes, medio 2023, tussen slechts 7% bij Limburg, en, zoals gezegd, 53,5% in Drenthe. Limburg verdrong daarmee Utrecht van de laatste plaats bij dit relatieve aandeel, maar heeft in absolute zin wel meer capaciteit in zonneparken staan (117 om 88 MWp). Na Drenthe en Groningen hebben ook Flevoland en Zeeland relatief hoge aandelen aan capaciteit in zonneparken, halverwege 2023 (38%, resp. 37%).

Het zeer zonnige Zeeland blijft in veel opzichten nog steeds achter, met "slechts" 866 MWp gerealiseerd totaal volume, medio 2023. Het is dat er enkele grotere zonneparken zijn gerealiseerd, waarvan het aandeel op het totaal volume 37% is geweest (320 op 866 MWp), anders had ze zeer laag uitgekomen. In het relatief kleine Flevoland blijven de totale volumes ook relatief bescheiden (1.090 MWp), al is het aandeel van de grotere rooftop installaties, 413 MWp (38% van het totaal volume), hier een belangrijke drijvende kracht. Er zijn dan ook talloze grote boerderij daken in deze provincie, wat al vroeg tijdens een fietsexcursie in 2013 in deze provincie door Polder PV werd vastgesteld.

Helemaal rechts vinden we nog een "rest" categorie in de CBS cijfers terug, niet in te delen projecten waarvan (nog) niet bepaald kon worden in welke provincie de installatie ligt (medio 2023 28,8 MWp van 22,41 GWp totaal voor heel Nederland).


Direct naar inhoudsopgave


Conclusies

Zoals al meermalen gesteld door Polder PV, heb je bij zonnestroom statistieken meerdere winnaars. Het hangt er helemaal vanaf wat voor soort factor of verhouding je bekijkt. Wel duidelijk is, dat de stortvloed aan reeds opgeleverde grote PV projecten inmiddels al goed is terug te vinden in de ranglijstjes van zowel provincies, RES-regio, als van gemeentes. Regio die hoog scoren op het gebied van (gerealiseerde) grote projecten, zullen we bovenaan in de ratings vinden. Gemeentes en provincies die matig scoren met dergelijke grote hoeveelheden capaciteit inbrengende projecten, zullen steeds verder afglijden naar de onderste regionen. Zelfs al bleef de residentiële markt tot en met de eerste jaarhelft van 2023 voor - spectaculaire - grote volumes zorgen, heeft die "autonome" ontwikkeling overal ongeveer een vergelijkbare impact. Het zijn de projecten, en, vooral, de grondgebonden zonneparken, die de piketpalen doen verzetten in statistiek land. Dat werkt zelfs - sterk - door tot in relatieve maatvoeringen, zoals Wp per inwoner. Elk nieuw zonnepark van betekenis zal in de verhoudingen tussen gemeentes op zowel absoluut gebied (MWp per gemeente), als op de relatieve maatvoering (Wp/inwoner) flinke verschuivingen blijven geven. En ook al is er een "nationaal verbod" op nieuwe zonneparken afgekondigd door demissionaire minister de Vries en Jetten, er is nog een omvangrijke portfolio die al lang vergund is en die gewoon gebouwd gaat worden, en die dus voor meer flinke verschuivingen op de lagere gebieds-niveaus zullen zorgdragen, de komende jaren.

Wat de meest recente statistiek cijfers ook onherroepelijk blijven tonen: het gaat zeer hard met de evolutie van aantallen PV installaties, en, vooral, met de capaciteit ontwikkeling. 2018 tm. 2022 waren elke keer weer record jaren. 2023 liet een gunstig beeld zien in de eerste jaarhelft, maar kan een flinke inzinking tegemoet gaan zien in de laatste 6 maanden. Dit, gepaard met de duidelijk afkoelende projecten markt, lijkt op een algehele stabilisatie of wellicht zelfs lichte afkoeling te kunnen wijzen in heel 2023. Al moet daar bij worden gezegd, dat er nog steeds de nodige zaken kunnen worden bijgeplust voor dat jaar, met name wat de SDE projecten betreft. Maar die realisatie gaat ook, tegelijkertijd, gepaard, met kolossale verliezen van beschikkingen. Tot voor kort betrof dat vooral de kleinere rooftop projecten, de laatste update in oktober 2023, liet zien, dat er ook al de nodige grote zonnepark plannen, beschikt en wel, verloren kunnen gaan, als de zwaar overtekende SDE 2023 niet het resultaat geeft wat de her-indienende projectontwikkelaars hadden gehoopt ...


Direct naar inhoudsopgave


Bronnen / verder lezen

Extern (CBS data voor 2021 definitief, 2022 nader voorlopig, 2023 H1 voorlopig):

Aandeel hernieuwbare elektriciteit met 20 procent gestegen in 2022. 6 maart 2023. Eerste grove cijfers voor, o.a., capaciteit toename PV in 2022 (4 GWp), en afgeleide stroom productie, e.a.

Aandeel hernieuwbare energie in 2022 toegenomen naar 15 procent. 2 juni 2023. Eerste cijfers aandelen en evolutie van energie uit hernieuwbare bronnen in het jaar 2022.

46 procent meer energieproductie uit zonnestroom in 2022. 16 juni 2023. Herziene PV cijfers Nederland van het CBS, bedrijven meeste impact, grootste groei 2021-2022 in residentiële sector. 3 grafieken en links.

Bijna helft elektriciteitsproductie uit hernieuwbare bronnen. Bericht van 20 september 2023.

Zonnestroom; vermogen en vermogensklasse, bedrijven en woningen, regio Gewijzigde CBS tabel, update 17 november 2023, met kalenderjaar data voor 2019-2022, en status halverwege 2023.

Zonnestroom; vermogen, bedrijven en woningen, regio (indeling 2019) CBS statistiek "nieuwe aanpak", update 9 juli 2021 (niet bijgewerkt).

Zonnestroom; vermogen zonnepanelen woningen, wijken en buurten, 2019 CBS statistiek op lagere niveaus, update 25 juni 2021 (niet bijgewerkt)

Hernieuwbare energie; zonnestroom, windenergie, RES-regio Gewijzigde CBS tabel, update 1 december 2023, in het kader van verbetering energie statistieken onder de VIVET regeling. Jaren 2018-2022.

Hernieuwbare elektriciteit; productie en vermogen Gewijzigde CBS tabel, update 14 november 2023, met berekende productie van zonnestroom per kalenderjaar. Tm. 2022.

Elektriciteitsbalans; aanbod en verbruik. Update 29 december 2023, met o.a. berekende zonnestroom producties per maand en per jaar, tm. oktober 2023.

Energieverbruik woningen; woningtype, oppervlakte, bouwjaar en bewoning, update / wijziging systematiek, 12 december 2023, met o.a. percentage woningen met PV-installaties.

Hernieuwbare energie in Nederland 2021 Het jaarlijkse totaal overzicht met de stand van zaken over energie uit hernieuwbare bronnen, gepubliceerd door het CBS op 30 september 2022 (longread web publicatie hier)

Hernieuwbare energie in Nederland 2022 Als in de vorige titel, ditmaal voor 2022, gereviseerde versie, gepubliceerd door het CBS op 12 oktober 2023 (longread web publicatie, gereviseerde versie)

Voor CBS artikelen en data in de jaren 2020-2022, zie bronnen overzicht onderaan de Polder PV update van 31 mei 2023.

Voor 2019 zie bronnen lijst in overzicht van update 10 december 2020, en ditto, in overzicht van update 10 december 2021

En verder

Klimaatmonitor databank Gebruikt voor reconstructie van kaartjes met CBS input data in paragrafen 18 en 20

Tweets van Martien Visser (Hanzehogeschool Groningen / Energieopwek.nl), bijna dagelijks interessante bijdragen, met materiaal uit de eigen database in combinatie met die van het CBS

Intern - eerdere artikelen Polder PV over de meest recente zonnestroom data van het CBS, gepubliceerd in 2020 - 2022 zie de artikelen gelinkt in paragraaf (0)

Algemeen zonnepanelen statistiek hier verder

VIVET: betrouwbare data fundament voor de energietransitie (28 oktober 2021). Stand van zaken over gigantische operatie om "witte vlekken" m.b.t. de data voorziening rond energie uit hernieuwbare bronnen e.a. energie zaken te helpen oplossen, ook wel "verbetering van de informatievoorziening voor de energietransitie" (VIVET).

Een meestervervalser helpt bij het herkennen van zonnepanelen (20 juli 2021, CBS; beeldherkenning zonnepanelen van satelliet / luchtfoto's revisited - algorithmes, en hulp "uit onverwachte hoek")
Slim zonnestroom in kaart brengen (4 juni 2021, CBS). Update van eerder gepubliceerd artikel. Over de nieuwe opzet publiceerde Polder PV op 30 mei 2018 al een uitgebreid commentaar.
Innovatieve methode voor het schatten van de opbrengst van zonnestroom (3 juni 2021, CBS). Nieuwe methodiek om berekende opbrengsten van zonnepanelen per regio nog nauwkeuriger proberen af te schatten, met hulp van instralingsdata satellieten en monitoring gegevens van PV Output portal. I.s.m. van Sark van Univ. Utrecht.
Zonnepanelen automatisch detecteren met luchtfoto’s (10 januari 2019, NB Webarchive link, origineel niet meer beschikbaar bij CBS). Nadere uitleg van vorderingen van "bèta product" in ontwikkeling bij het CBS, het "tellen" van zonnepanelen op basis van lucht / satelliet foto's. Onderzoeksproject "Deep Solaris", samen met de Open Universiteit, en de statistische bureaus van Vlaanderen en Duitsland, "om een zo compleet en gedetailleerd mogelijk beeld te krijgen van geïnstalleerde zonnepanelen. Onderdeel van dit project is het opleveren van een interactieve kaart met de locaties van zonnepanelen in Vlaanderen (BEL), Noordrijn-Westfalen (BRD) en Limburg (NL). Deze locaties worden automatisch bepaald op basis van luchtfoto’s. Van deze locaties kunnen regionale statistieken met aantallen zonnepanelen worden gemaakt". Verschillende onderzoeksmethodieken worden aan de tand gevoeld, en uiteindelijk zijn er twee geselecteerd omdat die de beste resultaten blijken te geven (zogenaamde "Xception" en "VGG16" methodieken). Het CBS geeft aan, dat deze specifieke modellen in het vervolg van het project gebruikt zullen gaan worden om de eerste interactieve kaart op te leveren, waarbij ook luchtfoto’s van Vlaanderen zullen worden gebruikt. Deze wordt in februari 2019 verwacht. Ook zullen de resultaten worden aangeboden voor publicatie in een peer-reviewed wetenschappelijk tijdschrift. Deze paper zou aan het eind van het eerste kwartaal van 2019 worden aangeboden. Een van de vervolg trajecten zal zijn "te onderzoeken in hoeverre satelliet data toepasbaar is voor de detectie van (grootschalige) zonne-installaties". Spannend en veelbelovend onderzoek, in ieder geval ! En mogelijk een mooie aanvulling op het intensieve werk aan de inventarisatie van de projecten markt in NL door Polder PV. Zie ook nagekomen bijdrage van 8 september 2022 (vervolg onderzoek).
Innovatief onderzoek CBS inspireert datascientists (13 augustus 2018). Nieuw onderzoek naar "big data" bij CBS, o.a. met betrekking tot zonne-energie (bedoeld wordt met name: zonnestroom / PV).
Zonnestroom naar regio Kremer, A.M. & Segers, R. (22 juni 2018). Compleet nieuwe onderzoeks-systematiek voor bepaling zonnestroom statistieken voor Nederland, met uitgebreide toelichting van methodieken, aannames, controles, en de eerste resultaten. Centraal Bureau voor de Statistiek / SLO, team Energie (Den Haag). - pp. 1-15. Downloadbare pdf.

Productie van zonnestroom op regionaal niveau - pdf van het CBS met toelichting van onderzoek en een zeer ingewikkelde reconstructie methodiek.

Extern gerelateerd

Factsheets Zon. Verzameling oudere overzichten "per RES Regio" ("Regionale Energie Strategie") bij RVO, uitgevoerd door Energy Indeed, status 28 jan. 2021. Loopt slechts tm. 2019. Opgesteld vermogen in de regio, op woningen, per gemeente, per 1.000 huishoudens. SDE projecten gerealiseerd resp. in pijplijn, met dien verstande dat (a) hier wederom slechts "beschikte" capaciteit wordt weergegeven. Beslist niét altijd de "fysiek gerealiseerde capaciteit" van die beschikte projecten ! (b) De peildatum van die data is alweer van 22 september 2020, dus achterhaald. Het laatste overzicht van RVO daar was van 2 april 2021, en in dat exemplaar, en ook al in de voorafgaande overzichten, waren toen al kolossale hoeveelheden beschikkingen voor zonnestroom afgevoerd / ingetrokken (update destijds in detail geanalyseerd door Polder PV, zie hier). Verder worden eventueel optredende congestie per regio getoond (hopeloos achterlopend op de realiteit), en het potentieel op daken resp. grote daken. Hierbij zijn grove aannames gedaan.

"Monitor zon-pv". Overzichten RVO met inmiddels de versies van 2023 (status okt. 2023), en eerdere exemplaren van 2022, 2021 en 2020. Tevens links naar de "Regionale Klimaatmonitor" (verwijzing naar sub-site op het Klimaatmonitor platform van Rijkswaterstaat), "Participatie Monitor Hernieuwbare Energie op Land" (status updates 2019, 2020), de "Lokale Energie Monitor" (link naar HierOpgewekt site), van Schwencke cs., en nog enkele andere bronnen. Polder PV, die al vele jaren lang harde cijfers voor de meest actuele stand van zaken rond zonnestroom in Nederland levert, verrijkt, illustreert, en becommentarieerd, wordt, zoals te doen gebruikelijk, volslagen genegeerd in het bronnen overzicht.


Disclaimer

De door Polder PV gemaakte grafieken en analyses van nationale zonnestroom statistieken zijn gebaseerd op publiek beschikbare data afkomstig van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS), en, voor enkele kaartjes, van Klimaatmonitor van Rijkswaterstaat (die weer data van CBS gebruikt). De analyses zijn compleet onafhankelijk van de data verstrekker(s) tot stand gekomen. Het CBS onderschrijft de strekking van dit afgeleide werk niet, noch stemt ze in met de inhoud daarvan.


Samenstelling van data en grafieken voor deze webpagina november - januari 2023. Eerste publicatie door Polder PV: 9 januari 2024.
Indien fouten in de grote hoeveelheid cijfers worden gevonden gaarne bericht aan Polder PV. Waarvoor dank.
 
 
 
© 2022-2024 Peter J. Segaar / Polder PV, Leiden (NL)
^
TOP